In het lommerrijke Molukkenplantsoen heeft een andere karrenman het makkelijker. Op zijn kar staat iets dat het midden houdt tussen een zonnepaneel en een halve tafeltennistafel. Bijna huppelend duwt hij het ding voort. Ik word ingehaald door andere karretjes. Elektrische exemplaren. Niet het soort dat ik net bij de kartbaan achter de zwarte muur hoorde scheuren. Maar dat waren dan ook 'karts' en geen 'karren'. Toch wel een verschilletje, zo kon ik onlangs zelf ervaren. Na acht rondes waarin ik braaf voor elke bocht remde en instuurde, werd ik door mijn snellere zoons ingehaald. Uit de bocht vliegen doe je niet met zo'n ding.
Er heerst een drukte van belang bij de Beren, het prachtige nieuwbouwproject op het Cibogaterrein. Tussen het winkelend publiek loopt een vrouw in een lange grijze jurk en dito haren. De grijs van het haar en wellicht het haar zelf ook, is nep. 'Dat hebben ze tegenwoordig zo', zou mijn oma, zelf gezegend met lang grijs haar, daarover hebben gezegd. De grijze jongedame duwt een kar voort van het soort dat je normaliter aantreft bij een bouwmarkt of Ikea. Misschien gaat ze er mee verhuizen. Met een studentenkamer van zes vierkante meter, zou haar inboedel er best op passen.
In het Noorderplantsoen wisselen kinder- en invalidenkarretjes elkaar af. De meeste kinderexemplaren zijn leeg. Twee invalidenkarren bij de vijver ook. Ze lijken er lukraak neergezet. Net als de exemplaren die mijn portiek opleuken en waar ik langs moet laveren als de bovenburen weer eens immobiel bezoek hebben. De meeste karren houden niet van traplopen. Hoewel ik in Venetië steekkarren zag met aan beide zijden drie wielen. Die namen met gemak de getrapte bruggen.
Sommige karren worden voortgeduwd door het kind waar het voor dient. Dat kijkt dan naar de grond of tegen de rugleuning van de buggy. Een vader grijpt nog net op tijd zo'n ongeleid projectiel vast dat de drukke tweewielerbaan door het park wil oversteken. Ooit liep ik hier zelf met zo'n kar, en een aanhangplank op wielen.
Bij de China Expres staat een onverwoestbare stalen steekkar met dikke zwarte banden. Voor zakken rijst of kratten tomaten. De kar wordt geflankeerd door twee witte leeuwen. Chinezen hebben iets met leeuwen. Dezelfde beesten zie ik verderop bij het tuinpad van een burgerlijk voortuintje. In plaats van een steekkar staat er een idyllische molen naast. Zulke accessoires geven toch sfeer.
Bij het tuincentrum aan de andere kant van de stad, ga ik even zitten. Een ratelend ritme van karretjes vol groen vult de parkeerplaats. Wat een prachtige uitvinding is dat toch: karren om feeststoelen, bejaarden, baby's, rijst, je huisraad en zelfs bomen mee te vervoeren. Toch lijkt deze vondst te worden overtroffen door een andere uitvinding. Een ding zonder wielen ter grootte van een doosje bouillonblokjes. Je kunt er stoelen mee kopen, ze laten bezorgen, een oppas zoeken, of de liefde, of ruzie. Je kunt er mee schaken, je examenuitslag mee checken of je aandelenkoers. Je kunt er je kind mee traceren, een pizza bestellen of het recept daarvoor opzoeken. Het wijst je de weg naar het tuincentrum of naar Rome. Je kunt er zelfs verhaaltjes mee typen. Geen wonder dat ik naast al die karren een veelvoud van die doosjes zag. Met gebogen arm hield men de doosjes voor de ogen. Er werd over gewreven, tegen gepraat of gelachen.
Maar één ding kan het doosje niet.
Zien wat ik vanmiddag zag.
Zien wat ik vanmiddag zag.