vrijdag 1 juli 2022

Turks fruit capsules

Slakken doen zich tegoed aan de courgettebloemen, van de laatste aardbeien zijn er maar een paar niet uitgehold en van de stokbonen rest slechts een stokje. De kampeerspullen staan nog in de gang, de was en afwas wachten. Ik voel me alleen en het idee om morgen weer aan de bak te moeten voelt vermoeiend. Klanten vragen per mail of Whattsapp wanneer ze aan de beurt zijn. Ook aan de buurvrouw aan wie ik weken geleden beloofde langs te komen, liet ik niks horen. 

Het liefst zou ik de hele avond voor de buis hangen maar beloftes hoort men in te lossen dus ik schiet mijn klompen aan loop naar haar portiek. De intercom zoemt. Eenmaal boven zie ik tien paar schoenen op de deurmat staan. Mijn afgetrapte Zweedse klompen detoneren tussen alle bling blingslippers. De voordeur zwaait open en ik excuseer me voor mijn komst, zeg dat ik niet wist dat ze bezoek had, dat ik een andere keer wel langskom. Maar ze trekt ze me over de drempel, de gang door, mee de huiskamer in: 'Kom, kom'. De salontafel staat vol met gedroogde abrikozen, bladerdeeg met room, dadels, chocola en Turks fruit in allerlei kleuren. Daartussen staan kleine kopjes koffie. De vrouwen op de bank zitten in kleermakerszit en stellen zich lachend aan me voor.

De grootste vrouw, geheel gehuld in een zwart gewaad tot aan haar voeten, zit naast me op een stoel en heeft pretoogjes. Na het afslaan van de koffie en het aannemen van de zoetigheid zeg ik dit tegen haar. Ze antwoordt dat haar ogen misschien lachen, maar dat haar hart huilt, omdat haar man nog in Syrië is. 
Een bang ogende tiener, wiens ouders ergens op een Grieks eiland wachten op wat komen gaat, stoeit in de aanpalende keuken met een peutertweeling. Hun moeder, die is overgekomen uit Londen, bedient met haar smartphone de enorme tv. Dan schallen er opeens opzwepende Oosterse klanken door de kamer. De vrouw met de lachende ogen en bloedend hart, trekt twee servetjes uit de doos die tussen het Turks fruit staat, klemt die tussen haar vingers en begint langzaam te dansen. Vanuit haar voeten gaat de muziek door haar grote lijf, haar armen golven er als zwierig zeewier naast. De vrouw des huizes voegt zich bij haar, en ook ik wordt meegetrokken. Met mijn gelakte nagels, blote armen en zomerjurkje tot boven mijn knieën is het contrast met de andere vrouwen groot. Ondanks het jarenlang volgen van danslessen zijn zij wat het schudden van schouders betreft bedrevener dan ik. 

Eén van de vrouwen, die me eerder nadrukkelijk uitnodigde om haar op te komen zoeken, trekt haar hoofddoek van haar hoofd en gooit die op de bank. Het mysterie van de toeter op het achterhoofd, zoals ik ook bij veel Turkse vrouwen zie, is nu ontrafeld. Er zit een kunstknot onder. Een soort hedendaagse queue voor op het hoofd. 
Terwijl ik les krijg in Syrisch dansen, -wat wel iets wegheeft van de Griekse Sirtaki- filmen de vrouwen op de bank driftig met hun telefoons. Als iedereen weer is neergeploft krijg ik nog een kadootje. Of eigenlijk is het voor mijn zoon. Ze heeft de vlag met zijn schooltas zien wapperen en feliciteert me met zijn slagen. 

Na een uur vertrek ik weer huiswaarts. Was, afwas en kampeerspullen laat ik voor wat ze zijn. Maar de allenigheid is weg en het werk van morgen staat me minder tegen. Zou er een farmaceut zijn die wil investeren in dit medicijn: dansen bij de buren als antidepressivum?