De doppen vallen op de persfoto van 'een passerend gezin'. Zij kijkt naar de grond en heeft een doek om haar hoofd. De lak van haar roodgeverfde nagels is afgebladderd, ze houdt haar gespreide slanke vingers tegen haar gezicht. De man heeft een muts en een baard die hem slecht staat, hij kijkt woest langs de lezer in de verte. Alleen het kind kijkt recht in de camera. Het zit op de arm bij de man, hij draagt een geel gebreid truitje. Zijn wijdopen ogen kijken me gelaten aan. Op de achtergrond een vage schim, grijs puin en vuur. Als mijn handen pijn doen van het kraken van de Iraanse amandelen, laat ik de doppen over het huilende vrouwengezicht en de slanke vingers in de prullenbak glijden.
Het vriest. Tijd om de vogels bij te voeren. Terwijl het gistdeeg met noten rijst voor de oliebollen van morgen, rijg ik een ketting van pinda's. Ik haal de haakpen door de aardnoten. Dertig jaar terug mocht ik mee op de plantage van Hassan. Ik klom verlegen in de vijgeboom en keek verbaasd toen bleek dat de groene plantjeszee, pinda's onder de grond verborg. Binnen werden we verwend met dadels, buiten scholden de buren me uit voor 'Jewish girl'.
De zak is leeg, de ketting klaar. 'Israelische doppinda's', staat op het briefje onderin. Als ik de boel opruim valt mijn blik op de tweede bladzijde van de krant van gister. Vier jongeren, op de rug gezien, maken met mobieltjes foto's van rookpluimen achter groene heuvels. Ze hebben hippe kleding, pasgeknipte haren en ééntje lacht er achterom over zijn schouder.
Er bellen jongens aan voor onze kerstboom. Ze krijgen ook een stapel kranten mee voor het vreugdevuur van morgen. 2009 begint met brandend Gaza.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Leuk dat je hier komt lezen! Nog leuker als je laat horen wat je er van vindt.