Schaatsen maakt melancholisch. Zeker in verstild landschap. Dat landschap zat er dit weekend helaas niet in bij dat schaatsen. Niet bij Giekerk en ook niet in Groningen of Amsterdam. Maar daar, op de Jaap Edenbaan volgde mijn moeder wel schaatslessen. En in de weinige strenge winters van de jaren zeventig, tachtig en negentig reden we de Molentocht, schaatsten bij de Rijp en op de Vinkeveense plassen.
Vrijdag wist ik twee van mijn drie zonen over te halen om ook even te komen krabbelen op het opgespoten plasje op de Grote Markt in Groningen. Frans (26) leerde Leo (16) hoe hij moest remmen. Kees (13) liet het schaatsen aan hem voorbij gaan, verkoos om op de tribune met zijn smartphone te spelen. De dag erna sleepte ik Leo opnieuw mee het ijs op, naar de kunstijsbaan in Kardinge. Alwaar kleuters met sleetjes, opa's, oma's, Fries sprekende gezinnetjes ('jou dat mar an heit, leave') en enkele nieuwkomers krabbelden, lachten en vielen. Helaas moest Leo zijn val bekopen met een pijnlijke pols. Waarna hij met een zakje ijs op een bankje zat en ging klokken hoe lang ik over één ronde op de vierhondermeter-baan deed.
Ik zei Leo dat ik hoopte dat het schaatsbloed ondanks zijn val door zijn aderen bleef stromen. Dat zijn overgrootmoeder, oma en moeder alle drie fervent schaatsers waren en zijn. Terecht merkte hij op dat hij nog andere genen heeft en zijn vader niks met schaatsen heeft. Daar had hij een punt. Grieks bloed en schaatsen gaat wellicht slecht samen.
Toen zijn ijszakje was gesmolten gingen we toch maar weg.
Nadat ik nog één laatste rondje deed. Nog één.
Met mijn handen op mijn rug, diep door de knieën.
Denkend aan Giekerk van vijfenzeventig jaar geleden.
En mijn moeder op de bank in Amsterdam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Leuk dat je hier komt lezen! Nog leuker als je laat horen wat je er van vindt.