vrijdag 28 juni 2024

Waar zijn de vogels in Vietnam

Doerian, ramboetan en mangosteen, ik had er nog nooit van gehoord. Net zo min kende ik de planten die we langs de paden tegenkwamen. Die léken soms wel wat op de mij zo bekende oregano, munt of citroenmelisse maar dat wás het niet. Dat wist ik na het stukwrijven en besnuffelen van wat blaadjes vrij zeker. Ook had ik nog niet eerder gehoord van de Dao, Hmong, Tai of Thay, groepen die andere etnische achtergrond, andere taal, religie en liedjes hebben dan de mensen waarvan ik dacht dat ze in Vietnam woonden: Vietnamezen. Dit laatste bevestigt eens te meer mijn mantra: grenzen van staten zijn gekunsteld en mensen die beweren dat er binnen die grenzen sprake zou zijn van één cultuur, zijn nog minder bereisd dan ik. 

Drie weken dwars door Vietnam heeft me veel mensen, planten, vruchten en gebruiken leren kennen. Ook wat er níet was nam ik waar: nagenoeg nergens at men brood of kaas. Ook vroeg ik me af waar de de insecten waren en, misschien wel in verband daarmee, nog niet eerder zag of hoorde ik op reis zo weinig vogels zingen. Niet zo weinig als op Malta weliswaar, waar het afschieten van alles dat zingt en vliegt een nationale sport is, maar toch erg sporadisch, op de vele kraaiende hanen na. Misschien kwam het gemis van vliegen en muggen ook omdat we bij elk verblijf een mooie klamboe boven ons bed hadden hangen. De eerste nacht drapeerde ik die keurig om mijn bed heen, maar na de derde nacht met wijd open ramen die uitkeken op de groentuin vol 'morning glory' (wie bedacht díe vertaling eigenlijk?) vroeg ik me af wat dat voor zin had. Ik zag geen enkel insect en zelfs de enige levende kakkerlak trippelde over de wand van het vliegtuig in plaats van in de vrije natuur of rond mijn bed. 

Ik vroeg het aan de Engels sprekende gidsen naar de mogelijke reden. Of aan passanten middels de googletranslate app, maar van niemand kwam er een aannemelijk antwoord. Dus rest mij alsnog de vraag: waar zijn de insecten en vogels van Vietnam.

In Nederland schijnt de afgelopen drie weken steeds te hebben geregend. Het mooie weer namen we kennelijk mee uit Indochina. Op blote voeten loop ik, gehuld in mijn Hmongrokje de tuin in, smullend va mijn broodje met gesmolten kaas. De blaadjes van oregano, munt en melisse geuren hier echt. De vogels kwetteren dat het een aard heeft en op de door de regen uitgebarsten ligusterheg barst het op de bloemen van de bijen. 

.