Vervolg van 1
Wij gaan met zijn drieën naar het loket. Heeft u een visum? Nee, hebben we niet. Wilt u dat kopen?
Nou ja, si c'est obligé, dan wel, ja.
Ok, loopt u maar met die
mevrouw mee. Er zijn – behalve een paar officiële figuren in uniform –
verder geen mensen. (Zijn we de enigen die hier een visum moeten kopen?) Eerst moeten we 157,50 euro betalen (Tsja, ze willen hier natuurlijk wel wat
aan die toeristen verdienen). Dan moeten we naar
een andere politiemeneer, waar ik op een stoel voor een fotoapparaat
moet gaan zitten. Ondertussen staart meneer op zijn beeldscherm. Het
apparaat waar ik voor zit, ziet er uit alsof het niet echt (of: echt
niet...) werkt.
Inderdaad krijg ik tien minuten later een visum in
mijn paspoort geplakt, waar een foto
van de foto in mijn paspoort bij staat. Er staat inmiddels een rij van
vijftien personen achter ons. Ook de vrouw met het kindje. Ze legt uit
dat zij Senegalese is maar het jongetje Frans, dus dat hij een visum
nodig heeft. We praten over het belang van de nieuwe taal en de nieuwe
nationaliteit voor de kinderen die in dat andere, nieuwe land opgroeien,
waar je als ouder heen bent geëmigreerd. Intussen maak ik me zorgen over onze
koffers en hoop maar dat ze straks nog ergens op een band rondrijden.
Ik ga zowat van mijn
stokje van de vermoeidheid. Ook de kinderen zitten te gapen. Dan
begint meneer de eerste autoriteit iets tegen me te zeggen, ik versta
het slecht. Waar heeft ie het nou over? Koffie? Ik moet hem koffie
geven? Wil ie koffie met me gaan drinken?
Nu?
Hier?
Ik begrijp er geen
hout van. Ik begin maar wat te antwoorden, zeg dat we moe zijn, dat de
kinderen willen slapen, dat we naar ons hotel willen. Dan begint me iets
te dagen. Ja ja, koffie. Zou dat -een half uur nadat we Senegalees
grondgebied hebben betreden- een verzoek om smeergeld zijn? Of zie ik
nu beren op de weg? Ik doe alsof mijn neus bloedt en klets maar wat
verder over moe en kinderen en lange reis en willen slapen.
Na een klein half uurtje zijn we alle drie klaar
en kunnen we naar onze koffers op zoek. Geen idee welke band we moeten hebben, nergens staat iets aangegeven. De meisjes bestuderen de wachtende mensen en
zien dat er meerdere mensen zijn die bij ons in het vliegtuig
zaten, dus het zal wel de goede band zijn.
Als we weer buiten staan is midden in de nacht, warm, vochtig. De sfeer is stads.
Tientallen mensen staan geduldig aan hekken te wachten. Veel mannen,
ook een aantal vrouwen, met prachtige gekleurde gewaden en grote om hun
haar gebonden doeken. Veel mannen met djellaba's en van die kleine
petjes/hoedjes. Zeer Afrikaans, zeer islamitisch.
We
zijn de deur nauwelijks uit of ik word aangesproken door een jongeman
die vraagt of we een taxi nodig hebben. De kinderen zijn al wat verder
gelopen, in de veronderstelling dat we niet met de eerste de beste die
ons aanspreekt, mee gaan. Maar ik vraag toch maar of hij weet waar hotel
Sokhamon is en wat dat ritje zou kosten. Vingt euros. Volgens mijn
info zou het tussen de douze en quinze euros moeten kosten, dus ik stel
quinze voor.
Hij vindt het best, pakt mijn rolkoffer, ik roep de
kinderen en we lopen in flink tempo achter mijn rolkoffer aan de hand
van meneer aan. Hij wordt door het dranghek gelaten, heeft
kennelijk goede connecties. Met vlotte pas loopt hij naar de straat,
waar taxi's staan te wachten. Maar hij loopt verder, de
straat een stuk in, tot hij geroepen wordt. Hij draait zich om, loopt
(nog steeds met onze koffer) nu met flinke pas weer naar het begin van
de rij taxi's, hij smijt mijn koffer in de achterbak van de eerste taxi
en gooit de bak dicht. Ondertussen is er een wat oudere man uit de taxi
gestapt, degene die hem had geroepen, die doet de achterbak weer open,
laadt onze tweede rolkoffer in en laat ons alle drie op de achterbank
plaatsnemen. Chauffeur stapt in en gaat achter het stuur zitten,
jongeman stapt aan de bijrijderskant in. Er ontstaat een niet al te
vriendelijke woordenwisseling tussen de twee mannen voorin, terwijl
meneer de chauffeur langzaam is begonnen te rijden. Ondertussen probeert
de chauffeur met zijn rechterhand uit de catacomben van zijn
dashboardkastje wat geld vandaan te vissen. Een paar duizend francs.
Volgens jongeman is dat niet genoeg, nog duizend franc erbij, nog
duizend franc. Als we een paar honderd meter met een slakkengangetje
gereden zijn en jongeman eindelijk tevreden is met het bedrag, stapt
jongeman uit en rijdt chauffeur mopperend verder.
Ik
probeer in het Frans een gesprek aan te knopen over wat er nou was. Ik begreep al
dat jongeman alleen maar een klantenvanger was, geen taxichauffeur, maar
hoe dat nou zat en hoeveel hij voor welke diensten betaald kreeg, dat
kan ik toch niet doorgronden. Ik
vertel de chauffeur dat jongeman was ingegaan op mijn bod van vijftien
euro. (Niet dat we daar straks nog onenigheid over krijgen.)
In
ieder geval lijkt de chauffeur me een aardige vent. Ik leg de kinderen
uit dat het mopperen van de chauffeur op jongeman mij wel vertrouwen
gaf in de chauffeur. Paulien: "Huh, omdat hij boos werd op die jongen, vind
je hem aardig?" Ik: "Omdat de chauffeur beledigd was dat de jongeman zo
veel geld wilde hebben, denk ik dat de chauffeur in ieder geval niet
iemand is die ons gaat oplichten of die onaardig tegen ons zal zijn."
Het is half drie 's nachts, voor ons dus al half vier. Onze
taxi heeft aan de voorkant zo goed als geen licht, achter iets meer. Je kunt de weg nauwelijks zien vanwege de strepen op de voorruit. Er is behoorlijk veel verkeer
onderweg, veel taxi's. Buitenwijken van Dakar, veel blokkenhuizen,
platte daken, eenvoudig gebouwd, lijkt wel wat op de buitenwijken van Caïro, maar dan minder dicht bij elkaar gebouwd.
Met
zijn drieën achterin de auto. Nuna: "Mama, de snelheidsmeter doet
het niet." Inderdaad, de wijzer blijft op 10 km/h hangen. Paulien: "Mama, ben
jij bang?" Ik: "Nee, ik ben niet bang. Ik vind het wel erg spannend, hoe het er hier
uit ziet, hoe de vakantie wordt, waar we belanden, maar ik zou niet
weten waar ik bang voor zou moeten zijn.
Paulien: "Goed. Als jij niet bang
bent, dan ben ik ook niet bang."
* Mijn zus woont met haar
dochters in Berlijn. Zomers is het daar goed toeven maar de barre
winters ontvlucht ze graag. Naar Thailand, Jamaica of de Canarische
eilanden. Ze schrijft over wat ze ziet, hoe je koopt of onderhandelt in
een taxi. Over hoe haar puberdochters omgaan met hun nieuwe indrukken.
Als ik haar verhalen lees, is het alsof ik er bij ben. Daarom deel ik
het hier graag. Dit is het ingekorte verslag van de reis die ze in 2014 met haar dochters van twaalf en vijftien naar Senegal maakte.
Wordt vervolgd