Posts tonen met het label reizen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label reizen. Alle posts tonen

vrijdag 28 juni 2024

Waar zijn de vogels in Vietnam

Doerian, ramboetan en mangosteen, ik had er nog nooit van gehoord. Net zo min kende ik de planten die we langs de paden tegenkwamen. Die léken soms wel wat op de mij zo bekende oregano, munt of citroenmelisse maar dat wás het niet. Dat wist ik na het stukwrijven en besnuffelen van wat blaadjes vrij zeker. Ook had ik nog niet eerder gehoord van de Dao, Hmong, Tai of Thay, groepen die andere etnische achtergrond, andere taal, religie en liedjes hebben dan de mensen waarvan ik dacht dat ze in Vietnam woonden: Vietnamezen. Dit laatste bevestigt eens te meer mijn mantra: grenzen van staten zijn gekunsteld en mensen die beweren dat er binnen die grenzen sprake zou zijn van één cultuur, zijn nog minder bereisd dan ik. 

Drie weken dwars door Vietnam heeft me veel mensen, planten, vruchten en gebruiken leren kennen. Ook wat er níet was nam ik waar: nagenoeg nergens at men brood of kaas. Ook vroeg ik me af waar de de insecten waren en, misschien wel in verband daarmee, nog niet eerder zag of hoorde ik op reis zo weinig vogels zingen. Niet zo weinig als op Malta weliswaar, waar het afschieten van alles dat zingt en vliegt een nationale sport is, maar toch erg sporadisch, op de vele kraaiende hanen na. Misschien kwam het gemis van vliegen en muggen ook omdat we bij elk verblijf een mooie klamboe boven ons bed hadden hangen. De eerste nacht drapeerde ik die keurig om mijn bed heen, maar na de derde nacht met wijd open ramen die uitkeken op de groentuin vol 'morning glory' (wie bedacht díe vertaling eigenlijk?) vroeg ik me af wat dat voor zin had. Ik zag geen enkel insect en zelfs de enige levende kakkerlak trippelde over de wand van het vliegtuig in plaats van in de vrije natuur of rond mijn bed. 

Ik vroeg het aan de Engels sprekende gidsen naar de mogelijke reden. Of aan passanten middels de googletranslate app, maar van niemand kwam er een aannemelijk antwoord. Dus rest mij alsnog de vraag: waar zijn de insecten en vogels van Vietnam.

In Nederland schijnt de afgelopen drie weken steeds te hebben geregend. Het mooie weer namen we kennelijk mee uit Indochina. Op blote voeten loop ik, gehuld in mijn Hmongrokje de tuin in, smullend va mijn broodje met gesmolten kaas. De blaadjes van oregano, munt en melisse geuren hier echt. De vogels kwetteren dat het een aard heeft en op de door de regen uitgebarsten ligusterheg barst het op de bloemen van de bijen. 

.  

maandag 20 augustus 2018

Vers Italie by tar and cement

'Verderop staan een paar skaters te liften', zegt Leo, als ik terugkom van een plaspauze bij Aix-en-Provence, 'Zullen we ze meenemen?' Na onderling beraad besluiten we dat als we wat bagage van achterbank naar laadruimte verplaatsen, ze er prima bij passen. Het lijkt me ook wel handig, een beetje aanspraak. We hebben er weliswaar driehonderd kilometer op zitten, maar nog zo'n negenhonderd te gaan.
 
'Vers Italie' staat op hun bordje. Dat komt goed uit, daar gaat onze reis ook heen. Hun longboards belanden naast de fietsen en de tent, de proviand wordt herschikt en de uren die volgen hoor ik flarden van gesprekken in het Frans en Engels. Dit is nog eens jarig zijn: onderweg, achter het stuur, twee zoons die kletsen met wildvreemden over reizen en rappers. Tot onze hilariteit wordt dit door de meereizende Normandiërs uitgesproken als 'rapers'. Als één van hen de favoriete 'raper' van Kees niet kent, stel ik hem voor het te zingen. Met een grote glimlach luister ik naar de prachtige basstem van mijn jongste telg. Als we Genua naderen loopt het tegen twaalven en zet iedereen nog één keer 'Happy birthday' voor me in.

Eerder op de dag werd ik al toegezongen door Italianen, Duitsers en een Amerikaan. Mijn zus zorgde voor twee Franse taarten, de restjes nam ik in de koelbox mee naar de volgende stop. Alwaar mijn vrienden uit Guadeloupe, Algerije en Versailles, waar ik eerder 'Bella Ciao' mee had gezongen, helaas al waren vertrokken. Maar het maakt niet uit. Onderweg zijn, verhalen horen en vertellen, samen zingen en dansen, genieten van het leven met mensen vanuit de hele wereld. Die in de bouw, aan het spoor of bij een bierbrouwerij werken. Die arts, autohandelaar of onderzoeker zijn. Dit is vakantie.

Behendig laveer ik over de te krappe bochten van de A7. Het verkeer wordt over spaghettislierten van asfalt en beton hoog boven de stad geleid. 'Jij vindt dit net karten, hè mam'. 'Ja lief, zolang ik niet de diepte in kijk, vind ik dit heerlijk. Ik leerde in Italië autorijden en het kan me niet bochtig genoeg zijn.'  Meestal komen we uit het Noorden via de Brenner of Gothard Italië binnen. De prachtige kust van Ligurië ligt voor doorgaand verkeer uit Frankrijk onhandig tegen de bergen aangedrukt. 'Kijk, jongens, hoe mooi, onder ons ligt Genua en daar in de verte zie je de zee. Kijk ook maar voor mij, ik moet hier even opletten. Het is hier 'anstrengend' rijden.'  Links er rechts van mij rijden andere vierwielers met onbekende inzittenden door de nacht. Anonieme reizigers waar ik de namen niet van ken.

Drie dagen later zal over deze brug eenzelfde vakantiegezin rijden. Waar ik de namen wel van ken. Ze wilden inschepen naar Sardinië. De weggebruikers links en rechts van hen zijn ook niet meer anoniem, hoewel ik nooit met ze zal kunnen zingen. Ze hebben gezichten en namen gekregen: Giovanni, Matteo, Francesco. Elisa, Stella, Marta. Carlos, William, Axele. De laatste was een Franse vakantieganger, die, net als onze lifters, de auto verkoos boven het vliegtuig. Er was een jong stel, zij kwam uit Arezzo, hij was geboren in de Cariben. Er reden mensen van of naar hun werk: een groentehandelaar, een kok, een anesthesist en een verhuizer. Er was een vrouw die sinds kort gescheiden was en die onlangs beiden ouders was verloren. Ze keerde huiswaarts na een vakantie in een kuuroord. Er waren twee Albanezen, drie Chilenen en een man uit Colombia die al jaren fervent fan was van Inter. Kinderen van negen, twaalf en veertien jaar oud. Een man die een gevierd motorcoureur was, een vrouw die Manuela heette en een carrière als mountainbiker tegemoet ging.

'Was'....
'ging'.....

Want al die levens stopten op veertien augustus boven Genua.
Ze werden bedolven onder enorme brokstukken van teer en cement.
----------------------

Zestig procent van de duizenden bruggen in Italië zou risicovol zijn. Een paar zijn er gesloten, andere stortten al eerder in. Ook bruggen die jonger zijn dan de Morandibrug bij Genua. Zo begaf de brug Palermo-Agrigento het in 2014 een week nadat ze in gebruik was genomen. Gister werd op Rai Uno beweert dat het weghalen van de restanten van de meer dan een kilometer lange brug bij Genua een te kostbare operatie zou zijn.

Toen de brug in 1966 werd gebouwd, schreef Paolo Conte 'il Ragazzo della via Gluck'. Een lied dat vraagtekens zet bij de zin van al dat cement, ten koste van het groen. Het vertelt over een jongen die goed geld verdient in de stad maar bij terugkomst het huis uit zijn jeugd toch niet kan kopen omdat het niet meer bestaat. De versie van Adriano Celentano wordt na meer dan een halve eeuw nog altijd gezongen. Buiten Italië zong Françoise Hardy het als 'La maison ou j'ai grandi', de Zweedse versie is van Anna-Lena Löfgren, de Noorse van Margrethe Toresen. In het Tjechisch heet het Závidím, in het Duits Die junge aus der Via Gluck. In Argentinië werd 'La casa Donde Yo Creci' uitgebracht en de Engelse versie van Verdelle Smith stond eind jaren zestig van VS tot Australië in de hitlijsten: 'Tar and cement'

Samen spelen en muziek maken lijkt me duurzamer dan het blijven bouwen van bruggen van cement.

woensdag 14 juni 2017

De kunst van gelatenheid

Wat er aan vooraf ging: 'Welcome to Italy'

Naarmate de shuttlebus verder Rome binnendringt, verdikt het verkeer en de stad en veranderen de voetgangers van kleur. Op de stoep voor diepe pijpenlades vol prullaria hangen Oosters ogende neringdoenden rond. Bengalen brengen onderbroeken voor een euro aan de man op grote tafels waar naar hartenlust in wordt gegraaid. Afrikaanse vrouwen in kleurige gewaden, een man in een djellaba en slenterende Rome-gangers in korte broek met een rugzak op hun buik. Aan het begin van via Appia nuova wordt uit de metro-ingang een vrouw met rolstoel en al de trap opgetild. Zo gaat dat hier.

Als de bus achter station Termini wil parkeren, loopt er een langharige man blootsvoets dwars over de parkeerplaats. Hij heeft alle tijd. De bus wacht wel. Misschien wacht er elders op de wereld ook wel iemand op de zwerver. Maar mijn trein wacht niet op mij. Ik doe geen poging hem te halen omdat ik weet dat mijn trein vanaf een perron vertrekt dat tien minuten lopen van de grote hal ligt. Over een uur gaat de volgende. Ik koop een kaartje, een broodje en een flesje water. Mijn briefje van vijftig wordt zorgvuldig bestudeerd: "Het is niet om ú mevrouw, maar Napoletanen brengen veel vals geld in omloop." (altijd goed om mensen die zuidelijker dan jijzelf wonen te betichten van slecht gedrag). Twee militairen houden de wacht voor het station. De lage avondzon maakt mooie schaduwen van voorbijgangers.

Als ik uren later in Terontola wil overstappen, wordt er omgeroepen dat de aansluiting één uur en vijftig minuten vertraging heeft. Er heerst ongeloof onder de wachtenden. Geen spoor van boosheid of paniek. Zo gaan dingen hier nu eenmaal. Twee studenten gaan een ijsje halen. Een even magere als mooie donkere vrouw met lange vlechtjes praat in een onverstaanbaars soort Frans. Een groep Chinezen gaat op zoek naar iets eetbaars. Als een meisje terugkomt met een pizzadoos neemt ze geen moeite om de sottopassaggio te nemen, maar kiest de kortste weg over de rails. De perrons liggen hier laag. De wind die wordt veroorzaakt door een even later langs denderende trein geeft verkoeling. Een jongeman gaat vrolijk hangen in de orkaan, anderen houden angstvallig hun tasjes vast. Als de trein voorbij is hangt er heel even de geur van vers gezaagd hout. De cadans verstomt in de verte, krekels nemen de nacht weer over. 

De vrouw die doodmoe naast me op het bankje zit blijkt langer onderweg te zijn dan ik. Ze vertrok gister uit Buenos Aires en gaat naar een congres over wol in Assisi. Ik had vanmorgen niet kunnen bevroeden dat ik om middernacht een college over de genetica van lama's en alpaca's zou krijgen in het Spaans. We worden vriendelijk gegroet door twee nonnen.

Dan vraagt een jonge vrouw of iemand in is voor een biertje. Ik haak met een andere man bij haar aan. Bij 'Bar Sport' gaan de rolluiken net dicht. Op het terras van het tegenover liggende café zitten twee mannen te kaarten maar binnen is het donker en verlaten. Verderop, bij 'De roze Olifant' brandt nog licht. Naast bloeiende oleanders en met geurende lindebloesem boven ons, vertellen we elkaar onze levens. Het meisje blijkt als tienjarige te zijn geadopteerd uit Rusland en spreekt Italiaans met een accent uit Calabrië. Ze studeert rechten en vertelt over haar verloren, Russische taal, die ze als kind weigerde nog te spreken. Ze had gister ruzie met haar vriend en trots weerhoudt haar ervan hem nu te bellen. De man studeert filosofie, verbrak drie maanden terug zijn relatie en bestiert sinds twaalf jaar een uitgeverij. Helaas schrijf ik mijn boeken niet in het Italiaans, anders had deze vertraging nog een mooie wending kunnen krijgen. Het meisje bietst een shaggie maar ziet er toch van af als blijkt dat ik geen los filter heb om er in te rollen. Ze is verbaasd te horen dat dat in Nederland kennelijk geen gewoonte is. Dan belt haar moeder. 

We keren bijtijds terug naar het station. Waar heel punctueel, één uur en vijftig minuten na de geplande tijd, de laatste trein voor onze voeten stopt. Reizigers uit alle delen van de wereld stappen in. Geen van hen zal ik ooit terugzien.

zondag 11 juni 2017

Welcome to Italy

Ze hebben inmiddels bordjes met nummers bij de bushaltes geplaatst. Het is nu niet meer nodig om er door middel van rondvragen achter te komen dat er een versleten witgekalkte '2' staat onder de voeten of een koffer van één van de wachtenden. Die bordjes staan er sinds een paar maanden, verzucht de vriendelijke kaartjesverkoper bij de balie van het vliegveld: 'Langzaam maar zeker komt hier enige verbetering'. 

Eén van haar collega's bij halte twee is minder spraakzaam. Ze heeft vast een gruwelijke hekel aan haar werk. De weerstand druipt van haar gezicht. Alsof dit een aan haar opgelegde taakstraf is, of dat ze net is gedumpt door haar vriendje of misschien wacht haar vanavond, na thuiskomst van haar werk, de taak om een demente oma te verzorgen. Met een enorme zonnebril en hippe scheuren in haar broek, ijsbeert ze over het asfalt. Onder haar oranje shirt met 'shuttle staff' piepen een paar stukjes vel uit. Daarboven prijkt een zeldzaam chagrijnig gezicht. Zwijgend checkt ze mijn bonnetje. Ik mag kennelijk mee.

De chauffeur draagt handschoentjes. Net zoals dat hier verplicht is bij de groente- en fruitafdeling van de supermarkt, vanwege de hygiëne. Mevrouw Shuttlestaff komt nu voor de derde keer de bus in en spreekt, of eigenlijk verzucht tot het blonde gezin vóór mij:  'Howe do I ave to telle you?!' Ze houdt haar vingertoppen tegen elkaar aan beweegt bij elk nadrukkelijk uitgesproken woord haar gebogen armen op en neer. Aan de blikken van de blonde mensen te zien, meenden zij haar eerdere instructies omtrent 'havy luggage' al te hebben opgevolgd. Ze sputteren nog wat tegen maar maken geen schijn van kans, de oranje dame zwaait hier de scepter. Ook mijn weinig overtuigende protest dat ik mijn koffer met laptop liever niet in het ruim van de bus stop, wordt snel afgeblaft: 'Zo zijn de regels en als het u niet zint, gaat u toch gewoon níet mee'.  Ik ga braaf weer zitten.

Wachtend op nog meer vervelende toeristen kijkt ze in de spiegelende ramen van de bus. Zorgvuldig drapeert ze haar haar over haar schouder en trekt dan een paar plukken weer naar voren. Ze kijkt dwars door me heen.

Vijf minuten na vertrek beent in paniek een jongen door het gangpad naar voren. Hij zit in de verkeerde bus. De chauffeur toont weinig mededogen -daar heb je weer zo'n domme toerist-, herhaalt in gebrekkig Engels slechts waar hij heen gaat. Het gezicht van de toerist staat op onweer. Maar de chauffeur wil hem er best uitzetten.

Bij een stuk asfalt in Italiës niemandsland stopt hij abrupt. Haastig stapt de jongen uit en rolt dan opgelucht zijn koffer een stukje voor zich uit. Ik ben benieuwd hoe hij denkt vanaf daar zijn weg te vervolgen, vanaf de parkeerplaats van Italy's Secursafe. Als lifter, zo heb ik zelf vaker ondervonden, gunt men je hier geen blik waardig. Misschien was het wel een perfect getimede act. Was dit voor hem de enige of goedkoopste manier om hier terecht te komen. Zo niet, dan zal hij onaangenaam verrast zijn dat hij daar niet zomaar weg komt. Zelfs voor mij, die slechts op één uur autorijden van Rome moet zijn en braaf de trage route volgt langs treinstations en bushaltes, zal het nog ruim zes uur duren voordat ik mijn eindbestemming bereik. Maar dat weet ik dan nog niet. In de shuttle zoef ik gelukzalig over de via Appia richting Rome.


Vervolg: De kunst van gelatenheid

dinsdag 17 januari 2017

Ik ga op reis en ik neem mee: een betonmixer, lege flesjes en yoghurt (2)


Wat er aan vooraf ging

De thee is nog heet, de koffie ook. Zuinige Lehti gaat in het vliegtuig geen drie euro neertellen voor een kopje oplosslootwater. Ik kan beide thermossen onmogelijk leegdrinken. Misschien vriezen ze straks wel stuk. Hopelijk zit er wel antivries in mijn auto. Met een kop koffie in de één en mijn mobiel in de andere, lees ik het verslag van mijn zus, die na tweeëntwintig uur treinen door Duitsland, net terug is van de begrafenis van haar voormalige schoonmoeder. Ook daar woedde een sneeuwstorm. Ze strandde gelukkig niet zoals de TGV passagiers gister in Frankrijk.

Een half jaar terug stond ik zelf ook naast een graf. Dat van mijn eigen voormalige schoonvader. En nam honderden condoleances in ontvangst. Toen ik gisteravond op zoek ging naar wat eetbaars, vond ik in de vriezer een bakje ingevroren kippensoep voor zijn vrouw. Dat had ik er opgeschreven. Met datum. Ik ontdooide toch maar de nasi die ernaast stond.

Ik heb wel een boardingpas, maar geen contant geld. Helaas weigert de pinautomaat dienst. Er dansen drie jongens in de vertrekhal. Ik vraag of ik ze mag filmen. Omdat mijn vijftienjarige zoon ook zo van mooie moves houdt. Ze wijzen naar hun Engelssprekende choreograaf. Ik druk te laat op het goede knopje. Op de opname die ik Leo stuur, staat de gladde tegelvloer.

In de rij voor de scanner kleed ik me alvast een beetje uit. Riem, schoenen en de sleutels en oude schroefjes uit mijn broekzakken mik ik keurig in de bakjes. Ik ga voor de verandering niet piepen en word niet gefouilleerd. Maar mijn hoerastemming is gauw over: 'Van wie is deze tas?' 'Kunt u 'm even openmaken?'. En ik had nog wel braaf mijn laptop er uit gehaald, waterflesjes leeggedronken  -niet vergeten straks weer te vullen!-. Een bakje yoghurt bleek de boosdoener. Die had Leo gekocht toen hij vond dat de koelkast voor ik wegging wel érg leeg was. Maar in yoghurt, zeker in deze Griekse, kan natuurlijk een bom zitten. Weg met de yoghurt. Safety first.

De dansers gingen dezelfde kant op. Zaten zelfs op de rij achter me. Ze beloofden me een herkansing in Rome. Alwaar ik ze uit het oog verloor en van de weeromstuit vergat om de flesjes bij te vullen zodat ik twee uur later, mijn rolkoffer voortslepend over keien van duizenden jaren oud, zwetend als een otter, over de via Appia Antica liep zonder een drup water. Zelfs in januari is het warm in Rome. Wat ik daar deed leest u een volgende keer misschien. Maar nu moet ik nodig schrijven. Daarvoor kwam ik hier tenslotte.


zondag 15 januari 2017

Ik ga op reis en ik neem mee: een betonmixer, lege flesjes en yoghurt (1)

Mijn bus rijdt weer. Zelfs de radio heb ik weer aan de praat. Dat gaat anno 2017 niet meer met een knopje. Daar heb je eerst een code voor nodig. Kun je online opvragen. Door veertien cijfers in te voeren. Die ergens op je radio staan. Waarvoor het ding dus eerst úit de auto moet. Maar ik kon die hele cijferreeks niet vinden. Bij de dealer kostte het me zes euro en een half uurtje wachten. "Ja, mevrouw, dat duurt even." Vooruitgang heet dat. Maar goed, ik rij, luister en zing soms mee.

De laatste klussen; een slot, een tegelvloer en een verstopte keukenafvoer, rondde ik gister af. De klant met de omgewaaide schutting kon wachten. Ik knijp er eerst een weekje tussenuit. Om te gaan schrijven.

Mercury, Bowie en Lou Reed houden me gezelschap. Ze zingen over Somebody to love en China girl. Ook George Michael en Prince komen voorbij. Misschien komen dode zangers 's nachts tot leven. Het lijkt ook alsof er meer wordt gepraat op dit late uur -of is het nu juist apevroeg?- Wat best goed uitkomt, nu ik me met slechts drie uurtjes slaap in de richting van de eeuwige stad begeef. Via de lichtstad.

Over Bob Dylan, die bij ons thuis vroeger werd grijsgedraaid, kom ik aan de weet dat het meisje dat hij dumpte uit het leven wilde stappen, dat hij daarna met Joan Baez in bed lag en op de planken stond. En dat, toen hij haar in roem voorbij was gestreefd, naliet wat Joan Baez wel altijd bij hem schijnt te hebben gedaan: hem prijzen als groots artiest. Het beeld dat Dylan een prijs krijgt omgehangen door Obama plopt omhoog. Van de Nobelprijs die hij kreeg heb ik geen beeld. Daar reageerde hij niet op. Je leert nog eens wat, zo zoevend door het besneeuwde land.

Ik weet via het nieuws intussen ook dat er zonet een lichaam is gevonden op de A28 bij Beilen. Daar reed ik anderhalf uur geleden langs. Ik heb geen lijk gezien. En ik denk ook niet in staat te zijn om ongemerkt iemand dood te rijden.

De Waal over. Een brug oversteken blijft bijzonder. Zeker als het waait. De grens is vlakbij. Op een Duitse zender wordt de aankomende Amerikaanse president op de hak genomen. Iets met dat de echtgenoot van zijn vrouw zo'n fantastische kerel is. Op een half bord langs de bijna lege A50 staat 'VORSTENB en UDEN C'. Je kunt beter een bord kapot rijden dan een mens. Nog een half uur te gaan.

Hoezee, de bus past in de parkeergarage! Ik zet de achterdeur strak tegen een pilaar. Blieb, blieb BLIEIEIEB!', bij het inparkeren blijkt vooruitgang soms toch handig. Het meeste gereedschap had ik in mijn schuur gezet, maar die lompe betonmixer ligt nog achterin mijn bus. Zou best balen zijn als ik bij terugkomst van mijn schrijfweek ontdek dat ie gestolen is. Hoewel degene die met een betonmixer onder de arm door een fel verlichte autoflat wandelt, een opvallende verschijning zou zijn.

Vervolg

woensdag 16 september 2015

Gestolen

Of eigenlijk kan ik beter 'bestolen' zeggen. Zo voelt het soms als ik de, verder prima geschreven columns van Carolien Omidi lees (standplaats Teheran). Of bij het zien van een aflevering van Thomas Erdbrink. Jawel, ook hij als 'onze Man in Teheran'.

Want vrijwel al hun thema's sneed ook ik aan in mijn reisverslag. Dat helaas niemand wilde publiceren. Van het ontbijt met bubbeltjesplastic-brood tot en met vrij verkrijgbaar antiobioticum,  de ingewikkelde Ta'arof, huwelijksmarkten, het boze oog en alles wat daar tussen zit. Maar niet getreurd, ik gooi gewoon een paar stukjes op dit blog. Men heeft anno 2015 geen uitgever meer nodig.

Carolien en Thomas zullen vast meer recht van spreken hebben dan ik, zijnde beide werkzaam in Iran en getrouwd met een autochtoon, maar daardoor zullen ze misschien ook niet gauw meer in hun eentje op een doos gaan zitten in een winkelcentrum. Da's dan weer het voordeel van toerist zijn. Maar het gesleep met presentjes zal aan hen, als goed geïntegreerde Hollanders, wel nooit voorbij gaan. 




Aankomst:

Ze hangen aan me, de kinderen die om beurten op mijn schoot sliepen op onze nachtelijke tocht van Teheran naar Tabriz. We delen stiften, chocola en stickers uit. De opvoeder in mij kon het niet laten om ook speelgoed te kopen waarbij ze zèlf in actie moesten komen.

Maar dan blijkt dat deze kinderen niet alleen geen zandbak kennen, ze hebben ook nog nooit van knutselen gehoord. Twee zesjarige meisjes kijken me vragend aan als er van gekleurde kralen een ketting geregen moet worden. Het begint al bij de verpakking, ze krijgen het plakband niet losgepeuterd met hun nette nageltjes. Ook hun oudere nicht Hamideh weet er geen raad mee.

Al gauw ben ik omringd door negen meisjes en vrouwen die giebelend naar me kijken en mijn hand aaien. Hamideh laat me haar Engelse schoolschrift zien, haar nagellak, haar pumps waarop ze heen en weer wiebelt. Op mijn vraag wat ze na schooltijd doet, knikt ze heftig. Ze snapt het niet, ik moet nog flink oefenen op mijn uitspraak.
(...)


Vertrek 

Met de terugreis in zicht wordt het tijd om de ruimte, die er in mijn koffer is ontstaan, weer te vullen. Met spullen voor mijn familie. Maar ook voor mijn Iraanse vrienden, die hier zelf niet heen kunnen, neem ik graag de geuren en smaken Perzië mee. Koekjes uit Qom, dadels uit Bam en kleden uit Kandovan. Maar ik wil ook nog thee, saffraan en een samovar kopen.

Zohra loopt binnen bij elke beautysalon. Ik heb als toerist meer oog voor de zakken vol spaanse pepers of winkels met alleen bonen of stapels aubergines. Na de zoveelste winkel met make-up waar Zohra binnengaat, blijf ik buiten. Ik ga zitten op de kartonnen doos van mijn inmiddels aangeschafte samovar. Er klinkt muziek vanaf een galerij onder mij. Als ik voorzichtig over de balustrade gluur, houden de muzikanten op met spelen. Ik lurk aan mijn wortelsap met slagroom en kijk om me heen. Een groep jongens staat een eindje verderop. Zodra ik hun blik heb beantwoord komt één van hen mijn kant op. Op gepaste afstand, zo’n anderhalve meter, blijft de jongen van een jaar of twintig staan. 


Na wat verplichte begroetingen volgen er vragen als ‘Can I help you?, ‘Have you visit the museum near the blue Mosk’ en ‘Do you know the bazar is older than Tabriz?’ Ik lach vriendelijk, maar weer hem niet af. Ik weet helaas al alles, helpen kan hij me niet. Hij heeft zijn vrienden straks in elk geval wat te vertellen. Zou hij Holland kennen? Veel Irani’s die er wonen, kwamen er per ongeluk terecht, door een mislukte emigratie naar Canada of de VS. Hun tussenstop werd eindbestemming. Ik loop nog een paar rondes over de bazar. Vrijwel iedereen kent nu mijn verschijning. Zohra is eindelijk klaar. We gaan per taxi op notenjacht.  (...)




Teheran:

Behalve kennis van de taal, heeft Vida ook een andere Hollandse gave, het openlijk kritiek durven geven op andermans land. Ja zeker, ze heeft er gewoond. Op mijn vraag waar dit dan was, antwoordt ze ‘overal’. Ik weet genoeg. 

Ze verhuisde van het ene AZC naar het andere en leerde goed Nederlands. Vier jaar lang stond haar leven stil. Dat ze niet mocht blijven was niet het ergste, wèl dat ze dat pas na zo lang hoorde.

Ze lijkt te schrikken van haar eigen felheid en beseft dat ik niet de Nederlandse staat in eigen persoon vertegenwoordig. Zoals het een echte Iraanse betaamt, relativeert ze gauw haar kritiek: ‘Ik heb ook meegemaakt mooie dingen en ontmoet goede mensen.’ 

We babbelen vrolijk verder over Tabriz en Utrecht, over Teheran en Zeist. Ik zoek in mijn koffer naar iets om haar te geven, iets Nederlands dat ik niet al eerder uitdeelde aan mijn gastgezin.  
 

Ze kauwt bedenkelijk op de dropjes.



woensdag 19 augustus 2015

Floortje Langkous

Floortje Dessing, die acht seizoenen het reisprogramma 3-op reis presenteerde, houdt het voor gezien. Ze gaat wat anders doen. Dat wist ik niet. Toch prettig dat zulke mooie programma's in komkommertijd worden herhaald.

Zo gaat ze in Teheran onder meer op bezoek bij de voormalige Amerikaanse ambassade, waar de gijzeling honderd keer langer duurde dan de bedoeling scheen. Ondertussen werd in 1979 de eerste Islamitische republiek uitgeroepen en de Sjah van de troon gestoten. Ook bij hem gaat ze op bezoek. Althans, zo lijkt het. Ze struint rond in het paleis waar de Sjah, zijn vrouw Farah Diba en hun vier kinderen woonden. De kamers waar zij in weelde leefden zijn bijna aan te raken. Op de muur van de badkamer van koningszoontje Ali-Reza zijn stickers geplakt. Waaronder één van Pippi Langkous met op haar hoofd meneer Nilson, haar aapje. (min. 14.22)

Na deze aflevering volgt de laatste op 30 augustus. Die kun je gewoon online zien, maar voor de bankhangers onder jullie, zeg ik het toch maar even. Want dan zoeft Floortje omlaag vanaf bijna verlaten Iraanse skipistes, ooit bedacht door die eerdere Sjah. De ei-liftjes waar ze in zit -compleet met Milka reclame-, zijn zo retro dat het bijna hip is. En ze bezoekt Thomas Erdbrink, één van de weinige Westerse correspondenten in Iran. Hij ontving met zijn team twee maanden geleden de Nipkowschijf 2015 voor de serie 'Onze man in Teheran'. Ook een aanrader.

Maar wat mij betreft mocht Floortje deze prijs krijgen. Omdat zij, meer nog dan Erdbrink, een onbevangen nieuwsgierigheid uitstraalt. Die ontwapent. Eigenlijk is ze een soort Pippi. Die laatste wil haar vader bevrijden, die zit gevangen op een eiland in de Stille Zuidzee. Als ze met haar luchtbed op een bergtop strandt, bouwt ze van een fiets een vliegtuig. Floortje kampte vorige week ook met motorpech. Bij Alaska. Door van het dekzeil een zeil te maken voorkwamen ze verder te worden weggeblazen, de ijskoude zee op. De flessenpost was 45 jaar na Pippi vervangen door Floortjes satelietttelefoon.

Als afsluiter zien je een selectie van al haar bijdragen aan elkaar. Wie goed oplet, leest ook: (bij min. 30.30) 'Wellcome to Syria'.
Stof tot reflectie.
Hoe zou het zijn als degenen die op Kos aan land stappen of spoelen, zo'n bord zouden zien staan? Niet als welkomstgroet voor een vakantie, maar als troost omdat je huis en haard achter je liet en aan het begin staat van het avontuur dat misschien wel 'de rest van je leven' heet. 


In datzelfde Syrië zitten nu ook mensen gevangen. In een burka. Of als eigendom van Abu Bakr Al Bagdadi of Abu Sayaf. Helaas zijn huidige bombardementen minder precies dan Pippi's kanon. Er kwam geen gat in de vesting om Kayla Mueller te laten ontsnappen uit de klauwen van de hedendaagse Bloed Barend en Messen Jochem. En voor wie meent dat deze laatste twee louter zijn ontsproten aan het brein van de schrijfster, hier lees je dat Lindgren haar boek baseerde op het leven van ene Carl Peterson. Die in 1904 als enige een schipbreuk overleefde en terecht kwam op het eiland Tabar, in Papoea-Nieuw-Guinea. Hij sloot daar vriendschap met de kannibalen en trouwde met de dochter van het stamhoofd.
Zo gingen die dingen in die tijd. Nog steeds.
Peterson scheen trouwens net als Pippi's vader ergens een schat te hebben begraven. Maar dat wist Astrid Lindgren dan weer niet.

In 1970, het jaar dat Floortje werd geboren (en ik toevallig ook) werd de Pippifilm opgenomen in onder meer Barbados, op de Cariben en in Budva, in het huidige Montenegro. Pippi is naar eigen zeggen 'overal geweest'. Maar Floortje weet dat met haar open blik ook nog eens prachtig te brengen! Ze krijgt van mij een Pippipenning!

Welkom thuis en alvast van harte gefeliciteerd!
(31 augustus is ze namelijk jarig)
En veel plezier met de rest van je leven!

Ik hoop dat je nog veel mensen zult besmetten met het reisvirus.
En zelf onderweg niet meer ziek wordt. 





 

vrijdag 7 augustus 2015

Onderweggenoten

Kantoorklerken spoeden zich, samen met trager sjokkende toeristen, richting station. De broodjes die de kinderen vanmorgen voor me smeerden smaken goed. Rechts van mij tuttelt een moeder met honderd kroesvlechtjes met haar baby. Links van mij wordt de dag, of het leven, of voetbal, of god mag weten wat besproken. In het Arabisch. 

Een hooggehakt groen broekpak klikt voorbij. Flarden Afrofrans. Een man leest lopend een boek. Een gouden dasspeld blinkt in de zon onder een rode jas. Net flets genoeg om niet op te vallen in de massa.

Vertrekkend volk. Wachtenden. Jaar in, jaar uit, eeuwenlang. Een station als een roman zonder einde.

Een marineblauwe dame met bijpassende hoofddoek praat met de I-phone aan haar oor. Een bebaarde hipster lijkt, ondanks zijn honderd plus kilo, te huppelen op zijn muziek die via snoertjes naar zijn oren loopt. De cabrio die langsbromt is minder discreet. 

Op de tas van een Griekse vrouw pronkt een paars vrijheidsbeeld. Ze peutert in haar neus. Als haar vriend niet tegen haar had gepraat, wist ik niks van haar oorsprong. Op de trap stopt een vrouw in Berberkleding met een kolossale tas op haar hoofd. Het meisje aan haar voeten weigert verder te lopen. Maar moeders kan het kind er niet bij dragen. Ze komt ergens vandaan. Gaat ergens naar toe. Net als ik.

Mijn trein had vertraging en ik miste mijn aansluiting. Gelukkig was hij niet afgelast. Of uitgelast, afgeschreven of hoe heet dat hier in Vlaanderen ook al weer? Amai!

In Luik praatte men 'un beetje' Nederlands. Een Turk veegde de druilregen met een wisser van zijn  terrastafeltjes. Zijn koffie was goedkoop maar niet Italiaans. Station Liège Guillemins, van architect Calatrava, was te groot voor het scherm van mijn smartphone. En ook de voorbijgaanden in Brussel, zijn meer dan ik in één logje kan vangen. Er schijnt een winderig zonnetje.

De geparfumeerde man die naast me in de trein zit, drinkt vast vaker cola dan ik. Bij hem springen tenminste geen tranen in de ogen. De jongen vóór mij hangt met geblindeerde ogen over twee stoelen. Net als zijn twee vrienden lijkt hij de mensen die in onvervalst Rotterdams op hen foeteren niet te verstaan: 'Je reist toch same, ga dan bij elkaar sitte!'

Mijn vakantie is voorbij. De kinderen gaan verder naar Frankrijk met hun vader. Maar ik kan het moederen niet laten. Bij Maline, of 'Mechelen' zo u wilt, spreek ik de geblindeerde jongen aan. Een bits 'I don't speak English' is het antwoord. Maar na 'Le train est plain, vous occupez deux place', schuift hij toch verveeld zijn voeten in zijn hagelwitte Adidasstappers en gaat rechtop slapen. Naast hem verdiept een donkere man zich nu in de Franse versie van 'De Wachttoren'. Buiten draaien windmolens en wacht het gouden graan om te worden geoogst.

In het kruisverhoor waar de Portugese gladjakker zijn Amerikaanse buurvrouw achter mij aan onderwerpt, wordt van Engels via Frans naar Spaans geschakeld. Ik denk aan de hoofdpersonen in Gipharts 'Ik ook van jou', dat ik halfgelezen teruglegde in de campingkantine. Over twee jonge versierders in een kano. Ook ik trok gister een kano door het laagstaande water van de Amblève. In het kielzog van mijn vlot voortpeddelende kinderen. Die nu verder zuidwaarts gaan. 

Achter me antwoordt  het meisje op de vraag of ze ook 'niños' heeft. . . of wil: 'Tengo solo veinte años!' Ze lacht. Maar ik zie haar niet.
Mijn ouders wachten met eten in Amsterdam.




















vrijdag 12 juni 2015

Toiletten te Zanjan

‘Welcome to the Islamic republic of Iran’, staat op kolossale borden langs de snelweg naast reclame voor westerse automerken. Zwager Karim rijdt hard. Op de achterbank zitten Zohra en ik ingebouwd tussen koffers met Wibrakleren en paaseieren. De kleutertweeling klimt over ons heen en zo rijden we met ons zessen met honderdtachtig kilometer per uur noordwaarts. In de verte gloort Teheran. We zullen er niet heen gaan.

Om een uur of vier ‘s morgens wordt er getankt en houden we plaspauze in de buurt van Zanjan. Alles is nieuw, ik kan niks lezen, ik kan niks zeggen en ook nog niks kopen. Ik loop een brede trap op naar een bunker vol onleesbare graffiti die doorgaat voor sanitaire voorziening. Binnen zijn er wastafels met zeep en er zijn zelfs wat smoezelige spiegels. Ik heb nu de keus uit drie ijzeren deuren en ben gewapend met toiletpapier. Er kan weinig misgaan.

Ik duw voorzichtig de meest linkse deur wat verder open. De stront loopt me niet tegemoet, maar ik schrik. Daar zit een gehurkte dame. Ze ziet me gelukkig niet. Bij de tweede deur gebeurt hetzelfde. Maar deze dame ziet me wèl en als ik de krakende deur weer wil sluiten, rennen er drie vrouwen, gillend, met de hand voor hun mond, langs me heen naar buiten. Ik mompel nog ‘I’m sorry’, maar het mag niet baten.

Mijn eerste kennismaking met het land van de beroemde vorsten Xerxes en Darius, vindt plaats op een hurkwc! Buiten werkt mijn verhaal op de lachspieren van mijn reisgenoten. Ik krijg het advies voortaan even te kuchen voordat ik ergens binnenga.

We knabbelen kaas van de Groninger markt en delen de laatste appel. De kille ochtend toont de eerste silhouetten van de bergen aan de horizon. De lucht is droog.

donderdag 2 april 2015

Armeense paella uit Assen

Begin jaren zestig woont er in Istanbul een avontuurlijke jongen van achttien jaar. Hij voelt er niks voor om het ambacht van zijn vader over te nemen en kiest het ruime sop richting Nederland. Hij belandt uiteindelijk in Drenthe en wordt daar postbode. 

Z. kent Istanbul als zijn broekzak, zwierf er rond als kind. Toen ik er in 2009 met mijn ouders en zus op vakantie ging, gaf hij me van te voren Turkse les. Die woorden ben ik vergeten. Zijn familieverhaal niet.

Als het over minderheden in Turkije gaat, gaat het vaak over de genocide op Armeniërs die geen genocide mag heten. Tv-kijkers die gister afstemden op Pauw, konden zien hoe de gemoederen daarover nog steeds hoog oplopen. Soms hoor je iets over het uitbannen van Grieken uit Turkije en andersom. Onlangs nog in de documentaire 'bloedbroeders'. De gruwelijkheden, nationaliseringen, volksverhuizingen zouden zich louter begin vorige eeuw hebben afgespeeld. Dat de verturksing nog ver na de tweede wereldoorlog doorging, wordt vaak vergeten.

De vader van Z. ondervond als Armeniër de Turkse razzia's aan den lijve. Hij vluchtte, verstopte zich en verturkste zijn achternaam. Zijn moeder was een Griekse. Voor een Turkse jongen met Grieks en Armeens bloed, was Nederland vast een verademing. Hoewel Z. in doen en laten wel een echte Griek lijkt. Luid sprekend, besnord, harde lach, bromstem, handelaar, drankje, sigaretje, uitgesproken mening en vooral: lekker koken en eten. Ook toen hij alleen bleef.

Zijn vrouw, zijn maatje, verloor hij jong aan kanker. Als jonge weduwnaar voelde hij zich thuis bij de duikclub. Hij kookte voor de hele club, zijn paella werd geroemd. De laatste jaren ontvielen hem enkele vrienden. Het greep hem aan.

Hij hield ook van handeltjes. Vooral als daar geen fiscus mee te maken had. In de berging staat de zaagtafel die ik van hem kreeg. Ervoor betalen hoefde niet, maar een bonnetje kon hij zo nodig wel voor me regelen.

Het bootje dat hij kocht, doopte hij naar zijn overleden vrouw. Op een dag liet hij me haar zien. En naast zijn bootje troonde hij me ook mee naar een garage. Waar ik moest proefrijden in de bestelbus die hij op een trailer voor me had gespot. Hoewel het ding met achtduizend euro behoorlijk boven mijn budget lag, kreeg hij gelijk. Ik rij er nu acht jaar in.

De deuken en krassen die er inkwamen repareerde ik niet. Ook van binnen werd mijn auto een ongelooflijk bende. Hij vond het begrijpelijk, zei hij, want die auto was mijn werk, maar stiekem gruwde hij ervan. Want hij was erg netjes. Hij rookte tijdens het koken, maar legde oude kranten op de plavuizen tegen de oliespetters.

Daar vertelde ik over, toen ik hem opzocht op de Intensive care. Zijn blik was mat. Hij kon niet praten. Toen ik vroeg of hij er nog zin in had, schudde hij langzaam zijn hoofd.

"Vanmiddag om 13 u. is Z. heel rustig ingeslapen", las ik net op mijn display.
Ik liet een paar tranen, uit mijn van verkoudheid toch al waterige oogjes.


Morgen kan ik vast het juiste gereedschap weer eens niet vinden.


Met Pasen ruim ik de bus op. 
söz, խոստացել է, υποσχεθεί, beloofd.

vrijdag 23 januari 2015

Het gebroken gezin in Dakar 3

Vervolg van 2

Na tien minuten in de taxi wordt het nog stadser. Ik vraag de chauffeur of hij weet waar het hotel is. Er komt geen duidelijk antwoord. Ik pak mijn Lonely Planet er bij en geef hem het adres. Hij geeft geen teken van herkenning. Ik probeer hem uit te leggen dat het met 'vue sur mer' is. Paulien: "Mama, waarom laat je hem niet de kaart zien, dan weet hij het toch wel?"  Ik: "Volgens mij zou hij daardoor niet beter weten hoe hij moet rijden."

We rijden volgens mij de goede kant op. Dan leg ik hem uit dat het bij de Corniche Ouest is. Dat lijkt voor hem enigszins richtingwijzend te zijn. We rijden door smalle straatjes (die bij ons eenrichtingverkeer zouden zijn, je kunt elkaar hier met geen mogelijkheid passeren), de chauffeur spreekt een man op straat aan: 'Hé grand frère!' Richt zich dan tot ons op de achterbank: "Hoe heette dat hotel?" Ik laat hem de gids zien. De Lonely Planet gaat naar de 'grand frère', die het ook niet weet. Lonely Planet weer naar de achterbank en verder rijden. 

Omdat ik nog steeds redelijk zeker weet dat we ongeveer goed zitten, vind ik het best. Het is ook wel grappig, zo'n nachtelijke sightseeing, met een aardige taxichauffeur, die niet weet waar ie ons naar toe moet brengen, maar die wel heel erg zijn best doet. Zo zie je nog eens wat van nachtelijk Dakar.


Het tafereel met een of andere 'grand frère' herhaalt zich nog een paar keer, tot er één een duidelijke beschrijving geeft, bij die winkel links, dan tout droit, dan bij dat punt zo en zo, dan bij dat ding rechts, en dan nog even tout droit, en huppeldepup bladiebla. Chauffeur lijkt het te begrijpen en binnen vijf minuten staan we voor ons hotel.


Er is een klein raamloos huisje waar een security-vent, helemaal ingepakt met muts en sjaal en winterschoenen, in diepe slaap verzonken half tegen de muur op een krukje hangt. Hij wordt niet wakker van ons. Chauffeur gebaart ons in de auto te blijven zitten en vraagt waakman, die hij eerst omstandig wakker moet maken, of hij met de taxi naar beneden naar het hotel mag rijden. Kennelijk mag het niet, chauffeur komt weer terug en helpt ons met het uitladen van de koffers.

Ik had er van te voren al op gelet dat ik kleine briefjes euro's had, zodat ik mijn vijftien euro passend kon betalen. Maar voor zijn gezoek en zijn nachtelijke stadstoer, en omdat hij de jongeman zo veel voor zijn bemiddeling moest betalen, en omdat het een aardige man is die zijn werk gewoon goed doet, ben ik best bereid twintig euro te betalen. Ik geef hem twee briefjes van tien euro en zeg dat het zo goed is. Ik verwacht eigenlijk een bedankje, maar hij staat wat schaapachtig naar de briefjes te kijken. Hij reageert vrijwel niet.

Dan leg ik hem uit dat de vijftien euro die ik met de jongeman had afgesproken, ongeveer tienduizend francs is. En dat twintig euro veertienduizend francs waard is. Dan klaart zijn gezicht op,  hij bedankt me, probeert me nog een toer aan te smeren door te vragen wanneer hij ons weer op kan halen en welke toer we zouden willen doen, en verdwijnt dan in de nacht. Wij pakken onze koffers en lopen naar het hotel. Halverwege komt iemand van het hotel de trappen op rennen, zijn veters nog los, om ons te helpen met dragen. Die zat vast ook te slapen bij het wachten op late gasten.

Aan de receptie moeten we ieder een kaartje met formaliteiten invullen, paspoortnummer, beroep, adres, de hele reutemeteut. Dan met meneer de drager naar de eerste verdieping. Het hotel ziet er net zo gek en exotisch uit als op de foto's. In de lift met rood tapijt staat een gietijzeren zitbankje. Aan de muur op de gang zijn reliëfs van Romeinse en Egyptische taferelen. Op de vloer in de gang liggen mozaïeken in de vorm van zebravellen.


Boven het grote bed hangt een klamboe, boven het eenpersoonsbed niet. We hangen onze klamboe op, poetsen onze tanden, kleden ons om, werpen vanaf ons balkon nog even een blik op zee, en vallen dan doodmoe in bed.

Wordt vervolgd.


dinsdag 20 januari 2015

Het gebroken gezin naar Dakar* 2

Vervolg van 1
 
Wij gaan met zijn drieën naar het loket. Heeft u een visum? Nee, hebben we niet. Wilt u dat kopen?
Nou ja, si c'est obligé, dan wel, ja. 
Ok, loopt u maar met die mevrouw mee. Er zijn – behalve een paar officiële figuren in uniform – verder geen mensen. (Zijn we de enigen die hier een visum moeten kopen?) Eerst moeten we 157,50 euro betalen (Tsja, ze willen hier natuurlijk wel wat aan die toeristen verdienen). Dan moeten we naar een andere politiemeneer, waar ik op een stoel voor een fotoapparaat moet gaan zitten. Ondertussen staart meneer op zijn beeldscherm. Het apparaat waar ik voor zit, ziet er uit alsof het niet echt (of: echt niet...) werkt. 

Inderdaad krijg ik tien minuten later een visum in mijn paspoort geplakt, waar een foto van de foto in mijn paspoort bij staat. Er staat inmiddels een rij van vijftien personen achter ons. Ook de vrouw met het kindje. Ze legt uit dat zij Senegalese is maar het jongetje Frans, dus dat hij een visum nodig heeft. We praten over het belang van de nieuwe taal en de nieuwe nationaliteit voor de kinderen die in dat andere, nieuwe land opgroeien, waar je als ouder heen bent geëmigreerd. Intussen maak ik me zorgen over onze koffers en hoop maar dat ze straks nog ergens op een band rondrijden.


Ik ga zowat van mijn stokje van de vermoeidheid. Ook de kinderen zitten te gapen. Dan begint meneer de eerste autoriteit iets tegen me te zeggen, ik versta het slecht. Waar heeft ie het nou over? Koffie? Ik moet hem koffie geven? Wil ie koffie met me gaan drinken? 
Nu? 
Hier? 
Ik begrijp er geen hout van. Ik begin maar wat te antwoorden, zeg dat we moe zijn, dat de kinderen willen slapen, dat we naar ons hotel willen. Dan begint me iets te dagen. Ja ja, koffie. Zou dat -een half uur nadat we Senegalees grondgebied hebben betreden- een verzoek om smeergeld zijn? Of zie ik nu beren op de weg? Ik doe alsof mijn neus bloedt en klets maar wat verder over moe en kinderen en lange reis en willen slapen.


Na een klein half uurtje zijn we alle drie klaar en kunnen we naar onze koffers op zoek. Geen idee welke band we moeten hebben, nergens staat iets aangegeven. De meisjes bestuderen de wachtende mensen en zien dat er meerdere mensen zijn die bij ons in het vliegtuig zaten, dus het zal wel de goede band zijn.


Als we weer buiten staan is midden in de nacht, warm, vochtig. De sfeer is stads. Tientallen mensen staan geduldig aan hekken te wachten. Veel mannen, ook een aantal vrouwen, met prachtige gekleurde gewaden en grote om hun haar gebonden doeken. Veel mannen met djellaba's en van die kleine petjes/hoedjes. Zeer Afrikaans, zeer islamitisch.


We zijn de deur nauwelijks uit of ik word aangesproken door een jongeman die vraagt of we een taxi nodig hebben. De kinderen zijn al wat verder gelopen, in de veronderstelling dat we niet met de eerste de beste die ons aanspreekt, mee gaan. Maar ik vraag toch maar of hij weet waar hotel Sokhamon is en wat dat ritje zou kosten. Vingt euros. Volgens mijn info zou het tussen de douze en quinze euros moeten kosten, dus ik stel quinze voor. 

Hij vindt het best, pakt mijn rolkoffer, ik roep de kinderen en we lopen in flink tempo achter mijn rolkoffer aan de hand van meneer aan. Hij wordt door het dranghek gelaten, heeft kennelijk goede connecties. Met vlotte pas loopt hij naar de straat, waar taxi's staan te wachten. Maar hij loopt verder, de straat een stuk in, tot hij geroepen wordt. Hij draait zich om, loopt (nog steeds met onze koffer) nu met flinke pas weer naar het begin van de rij taxi's, hij smijt mijn koffer in de achterbak van de eerste taxi en gooit de bak dicht. Ondertussen is er een wat oudere man uit de taxi gestapt, degene die hem had geroepen, die doet de achterbak weer open, laadt onze tweede rolkoffer in en laat ons alle drie op de achterbank plaatsnemen. Chauffeur stapt in en gaat achter het stuur zitten, jongeman stapt aan de bijrijderskant in. Er ontstaat een niet al te vriendelijke woordenwisseling tussen de twee mannen voorin, terwijl meneer de chauffeur langzaam is begonnen te rijden. Ondertussen probeert de chauffeur met zijn rechterhand uit de catacomben van zijn dashboardkastje wat geld vandaan te vissen. Een paar duizend francs. Volgens jongeman is dat niet genoeg, nog duizend franc erbij, nog duizend franc. Als we een paar honderd meter met een slakkengangetje gereden zijn en jongeman eindelijk tevreden is met het bedrag, stapt jongeman uit en rijdt chauffeur mopperend verder.

Ik probeer in het Frans een gesprek aan te knopen over wat er nou was. Ik begreep al dat jongeman alleen maar een klantenvanger was, geen taxichauffeur, maar hoe dat nou zat en hoeveel hij voor welke diensten betaald kreeg, dat kan ik toch niet doorgronden. Ik vertel de chauffeur dat jongeman was ingegaan op mijn bod van vijftien euro. (Niet dat we daar straks nog onenigheid over krijgen.)


In ieder geval lijkt de chauffeur me een aardige vent. Ik leg de kinderen uit dat het mopperen van de  chauffeur op jongeman mij wel vertrouwen gaf in de chauffeur. Paulien: "Huh, omdat hij boos werd op die jongen, vind je hem aardig?" Ik: "Omdat de chauffeur beledigd was dat de jongeman zo veel geld wilde hebben, denk ik dat de chauffeur in ieder geval niet iemand is die ons gaat oplichten of die onaardig tegen ons zal zijn."


Het is half drie 's nachts, voor ons dus al half vier. Onze taxi heeft aan de voorkant zo goed als geen licht, achter iets meer. Je kunt de weg nauwelijks zien vanwege de strepen op de voorruit. Er is behoorlijk veel verkeer onderweg, veel taxi's. Buitenwijken van Dakar, veel blokkenhuizen, platte daken, eenvoudig gebouwd, lijkt wel wat op de buitenwijken van Caïro, maar dan minder dicht bij elkaar gebouwd.

Met zijn drieën achterin de auto. Nuna: "Mama, de snelheidsmeter doet het niet." Inderdaad, de wijzer blijft op 10 km/h hangen. Paulien: "Mama, ben jij bang?" Ik: "Nee, ik ben niet bang. Ik vind het wel erg spannend, hoe het er hier uit ziet, hoe de vakantie wordt, waar we belanden, maar ik zou niet weten waar ik bang voor zou moeten zijn. 
Paulien: "Goed. Als jij niet bang bent, dan ben ik ook niet bang."







* Mijn zus woont met haar dochters in Berlijn. Zomers is het daar goed toeven maar de barre winters ontvlucht ze graag. Naar Thailand, Jamaica of de Canarische eilanden. Ze schrijft over wat ze ziet, hoe je koopt of onderhandelt in een taxi. Over hoe haar puberdochters omgaan met hun nieuwe indrukken. Als ik haar verhalen lees, is het alsof ik er bij ben. Daarom deel ik het hier graag. Dit is het ingekorte verslag van de reis die ze in 2014 met haar dochters van twaalf en vijftien naar Senegal maakte.

Wordt vervolgd

zaterdag 17 januari 2015

Het gebroken gezin naar Dakar*

Na een uurtje door Berlijn met bus en metro, zijn we om elf uur 's ochtends op vliegveld Schönefeld. De bagage wordt al voor het inchecken gescand. Wat zouden ze controleren? Je kunt daarna gewoon nog wat in de bagage stoppen. Dat doen we dan ook. De koffers laat ik niet doorchecken tot Dakar, want met vijf uur overstaptijd in Portugal kunnen we zo mooi nog bij ons flesje water, potje boter en zakmes.


In Lissabon lijkt het wel Afrika. Meer dan de helft van de mensen die staan te wachten is zwart. Terwijl we toch een vliegtuig uit Berlijn hadden en niet uit Timboektoe. Waar zouden onze koffers zijn? Recolha bagagem. Bagaazj. Interessante taal, Portugees. Vooral die uitspraak. Mijn oudste dochter Nuna (15) vindt het op Russisch lijken.


Na wat rondzwerven vinden we onze koffers eenzaam op een band ronddraaien. Eerst maar even een verpleegpauze met pleisters en jodium voor Nuna's gewonde vinger. Het is een graad of dertien, stralende zon, maar de straat is nat. Met zijn drietjes duwen we onze kar vol bagage over het spekgladde plein, dat is omringd door palmbomen.


Bij 'My Bistro' bestellen we wat eten. Kan ik hier nou al 'Salaam aleikum' zeggen? O nee, we zitten nog in Portugal. Mijn jongste dochter Paulien (12): "Mama, het vlees van jouw hamburger ziet er lekker uit."  Ik: "Ja, ik dacht al dat dat hier goed zou zijn, dit is geen MacDonalds, die hamburger is vast zelf gemaakt."

Ik heb geen idee wat we volgende week te eten krijgen. Nuna: "Waar hadden we ook al weer dat vieze eten uit blik, waar we niet konden lezen wat er op stond? We hadden toen die zure ingelegde kool. En in dat andere blikje zat vis, hoewel er een plaatje van een kip op stond. Volgens mij was dat vogelvoer."


Na ons maaltje gaan we verderop op een bankje zitten. De kinderen spelen met hun mobiel, ik naai het jurkje van mijn jongste dochter. Voordat we ons boeltje weer inpakken nemen we de tweede portie van onze Malarone-kuur, waar we gisteren in Berlijn mee zijn begonnen.


Om zeven uur checken we de bagage weer in en krijgen nieuwe instapkaarten. Bij de douane vraagt de Portugese beambte in het Duits aan de kinderen of ik hun moeder ben. "Ja, meneer." "En jullie vader?" Ze snappen de vraag niet. Paulien antwoordt dat haar ouders uit elkaar zijn. Dan wil hij nog weten waarom ze naar Senegal gaan, is dat voor vakantie? Ja, dat is het. Daarmee neemt hij genoegen. Het is vast bedoeld tegen kinderontvoeringen.

 Dat we paspoorten van verschillende landen hebben, vinden ze bij sommige douaneposten maar vreemd.

Twee jaar geleden vroeg een Frankfurtse douanier, van hooguit 25 jaar: "Mevrouw, is uw man Duits?" "Nee meneer, ik heb geen man, nooit gehad ook."
 Hij: "Waarom zijn de kinderen dan Duits?" 
Ik: "Ze hebben een Duitse vader." 
Hij -op zijn teentjes getrapt- : "Wollen Sie diskutieren, oder was?"
In zulke gevallen ben ik blij dat de kinderen mijn achternaam hebben. Anders zouden we bij de grens vast vaker problemen krijgen als 'gebroken gezin'.





Het is één uur 's nachts als ik mijn voor het eerst van mijn leven voet op Afrikaanse bodem zet. Het voelt hier warm, vochtig, een beetje benauwd, ondanks een zeebriesje. Ik help een mevrouw met een kindje op de arm met haar loodzware handbagage. Naar binnen, drie verschillende rijen, ik loop maar met haar mee. Ze zegt dat ik naar de andere rij moet maar verwacht kennelijk toch dat ik met haar koffer achter haar aan loop. Ik zet de koffer bij haar neer, kruip met de kinderen onder twee linten door en sta dan hopelijk in de goede rij. Je kunt het aan de kleur van de mensen niet zien. Die zijn in alle rijen zowel zwart als blank.
Voor ons staat een man alleen bij het loket, de douanemevrouw vraagt hem iets in het Frans en kijkt dan vragend naar ons. Hij antwoordt in het Italiaans dat hij alleen is en dat wij niet bij hem horen. Ze vraagt hem nog iets. "No, solo italiano." Zal ik deze meneer te hulp schieten en voor hem vertalen? Dat doe ik in zo'n geval meestal wel. Maar ik heb even geen zin en denk dat we straks zelf ook nog allemaal formaliteiten moeten regelen. Hij moet zelf maar zien hoe hij het redt. (Gaat een beetje een verre reis naar Afrika maken zonder ook maar een woord Engels of Frans te leren. Daar moet je echt Italiaan voor zijn.)

Vervolg


 








* Mijn zus woont met haar dochters in Berlijn. Zomers is het daar goed toeven maar de barre winters ontvlucht ze graag. Naar Thailand, Jamaica of de Canarische eilanden. Ze schrijft over wat ze ziet, hoe je koopt of onderhandelt in een taxi. Over hoe haar puberdochters omgaan met hun nieuwe indrukken. Als ik haar verhalen lees, is het alsof ik er bij ben. Daarom deel ik het hier graag. Dit is het ingekorte verslag van de reis die ze in 2014 met haar dochters van twaalf en vijftien naar Senegal maakte.