'Ja hoor, dat mag wel', zei één van de jongetjes. Ze gingen zelfs poseren voor hun bouwsel van takken, dranghekken, een verkeersbord en nog wat mobiel materiaal dat de bouwvakkers en stratenmakers hadden achtergelaten. Dat hoefde nu ook weer niet, want ja, hun prachtige kortgeknipte, vieze koppies wil ik hier niet tonen. Na hun pose vroegen ze (wellicht ingegeven door de schuine blik van de vader die zich twintig meter verderop leek af te vragen: 'Wat moet dat mens?') waarom ik die foto maakte. Mijn argument dat ik hun hut mooi vond, werd afgekeurd.
Een foto voor de leuk, dat kan niet.
Ze opperden mij diverse moderne toepassingen.
'Die kun je op Facebook zetten!'
'Heb ik niet'.
'Op Hyves dan?' probeerde een ander kind.
'Heb ik ook niet'.
'Whatsapp?, vroeg de kleinste ongelovig.
'Dat kan ik niet.'
Het archaïsche woord 'blog' heb ik niet genoemd.
Mijn eigen Leo, die ik zojuist onder zachte dwang had meegetroond voor een blokje om, en die het zonder bal om mee te stuiteren sowieso al een apart soort bezigheid vond, zo'n wandeling, sloeg ons schuchter lachend gade ('rare moeder heb ik'). En kleine Kees, die zo klein niet meer is, maakte intussen zijn eigen paradijs. Hij zat op zijn knieën in het zand, waar de stoeptegels waren weggehaald en gaf toelichting: 'Kijk, dit is een reclamebord en daarachter is gras en daar komt een parkeerplaats en twee brandgangen, en dan maak ik dit hier zo schuin en dan komen daar huizen, en hier komt het huis van de gemeente. Van het park.'
Architect wilde hij worden, had hij onlangs gezegd.
Bij de hut klonk een brul, gevolgd door een aangesnelde vader en een zich herhalend 'Ik-dee-het-niet-expres-hoor!'. Het geschoren jongetje vond mijn stoepkind wel interessant en kwam onze kant op. Hij vroeg, nadat hij eerst wat zand op de pas geasfalteerde weg had gegooid, of hij 'mee-mog-doen'. Kees mompelde iets wat op een goedkeuring leek. Toen wendde het kind zich tot mij: 'Waarom heeft hij zijn tong uit zijn mond?' 'Waarom praat hij zo gek?' Kees deed gauw zijn tong in zijn mond, even, bouwde toen verder, en zweeg. 'Ach', zei ik beschermend, 'dat heb jij toch ook wel eens, als je heel ingespannen aan het tekenen bent of zo?' (niet iedereen hoeft altijd alles te weten). 'Nee' zei het kind. Dat had hij nooit.
Ook zei hij dat hij geen naam had, en zwerver was. Kees mengde zich in het gesprek. Hoe wordt je dat eigenlijk, zwerver? En kan je eigenlijk ook als zwerver geboren worden? Onwillekeurig vroeg ik me al luisterend af of men in de net opgeleverde huizen misschien kansarme gezinnen had gehuisvest. Dat idee was al eerder door me heen gegaan, toen ik bij de buurtsuper een haveloos gekleed drietal bij de kassa zag, dat een potje Olvarit kocht. Maar misschien dachten de kinderen die hier rondstruinden hetzelfde wel van mij. Met mijn op de stoep gravend kind en verderop een andere zoon met enorme gaten in zijn schoenen. ('Nee mam, niet weggooien, die zitten zo lekker, daar ben ik aan gehecht!')
Het doel van de wandeling (wat is een blokje om zonder doel?) was ook om te kijken hoe ver het met de aanleg van 'het park' stond. Terwijl Kees ingespannen bleef bouwen in het zand, liep ik met Leo verder om het plan te bekijken dat op een metershoog bord stond. Er kwam water en een brug, verschillende paden, een voetbalveld en bomen. Wij zagen tot nog toe alleen maar een kale, met onkruid overwoekerde plek waar vorig jaar nog een school stond. Tussen het hekwerk dat niet werd gebruikt voor het bouwen van hutten, kringelden zich pispotjes omhoog. Een paar bloemen waren al gesloten, andere vingen nog net het laatste avondlicht in hun witte kelkjes.
Toen Leo en ik terugkwamen, gaf Kees de geleende musketonhaak terug aan het kind zonder naam. De haak had als antenne op het dak van de gemeente gediend. Het kind vroeg of ik soms ook een foto zou maken van dit bouwwerk.
En dat deed ik.
Een foto voor de leuk, dat kan niet.
Ze opperden mij diverse moderne toepassingen.
'Die kun je op Facebook zetten!'
'Heb ik niet'.
'Op Hyves dan?' probeerde een ander kind.
'Heb ik ook niet'.
'Whatsapp?, vroeg de kleinste ongelovig.
'Dat kan ik niet.'
Het archaïsche woord 'blog' heb ik niet genoemd.
Mijn eigen Leo, die ik zojuist onder zachte dwang had meegetroond voor een blokje om, en die het zonder bal om mee te stuiteren sowieso al een apart soort bezigheid vond, zo'n wandeling, sloeg ons schuchter lachend gade ('rare moeder heb ik'). En kleine Kees, die zo klein niet meer is, maakte intussen zijn eigen paradijs. Hij zat op zijn knieën in het zand, waar de stoeptegels waren weggehaald en gaf toelichting: 'Kijk, dit is een reclamebord en daarachter is gras en daar komt een parkeerplaats en twee brandgangen, en dan maak ik dit hier zo schuin en dan komen daar huizen, en hier komt het huis van de gemeente. Van het park.'
Architect wilde hij worden, had hij onlangs gezegd.
Bij de hut klonk een brul, gevolgd door een aangesnelde vader en een zich herhalend 'Ik-dee-het-niet-expres-hoor!'. Het geschoren jongetje vond mijn stoepkind wel interessant en kwam onze kant op. Hij vroeg, nadat hij eerst wat zand op de pas geasfalteerde weg had gegooid, of hij 'mee-mog-doen'. Kees mompelde iets wat op een goedkeuring leek. Toen wendde het kind zich tot mij: 'Waarom heeft hij zijn tong uit zijn mond?' 'Waarom praat hij zo gek?' Kees deed gauw zijn tong in zijn mond, even, bouwde toen verder, en zweeg. 'Ach', zei ik beschermend, 'dat heb jij toch ook wel eens, als je heel ingespannen aan het tekenen bent of zo?' (niet iedereen hoeft altijd alles te weten). 'Nee' zei het kind. Dat had hij nooit.
Ook zei hij dat hij geen naam had, en zwerver was. Kees mengde zich in het gesprek. Hoe wordt je dat eigenlijk, zwerver? En kan je eigenlijk ook als zwerver geboren worden? Onwillekeurig vroeg ik me al luisterend af of men in de net opgeleverde huizen misschien kansarme gezinnen had gehuisvest. Dat idee was al eerder door me heen gegaan, toen ik bij de buurtsuper een haveloos gekleed drietal bij de kassa zag, dat een potje Olvarit kocht. Maar misschien dachten de kinderen die hier rondstruinden hetzelfde wel van mij. Met mijn op de stoep gravend kind en verderop een andere zoon met enorme gaten in zijn schoenen. ('Nee mam, niet weggooien, die zitten zo lekker, daar ben ik aan gehecht!')
Het doel van de wandeling (wat is een blokje om zonder doel?) was ook om te kijken hoe ver het met de aanleg van 'het park' stond. Terwijl Kees ingespannen bleef bouwen in het zand, liep ik met Leo verder om het plan te bekijken dat op een metershoog bord stond. Er kwam water en een brug, verschillende paden, een voetbalveld en bomen. Wij zagen tot nog toe alleen maar een kale, met onkruid overwoekerde plek waar vorig jaar nog een school stond. Tussen het hekwerk dat niet werd gebruikt voor het bouwen van hutten, kringelden zich pispotjes omhoog. Een paar bloemen waren al gesloten, andere vingen nog net het laatste avondlicht in hun witte kelkjes.
Toen Leo en ik terugkwamen, gaf Kees de geleende musketonhaak terug aan het kind zonder naam. De haak had als antenne op het dak van de gemeente gediend. Het kind vroeg of ik soms ook een foto zou maken van dit bouwwerk.
En dat deed ik.
Heel mooi gebouwd.
BeantwoordenVerwijderenOf een archeologische opgraving in de woestijn, met musketonhaak.
Ja Selma, daar heeft het ook wel wat van, van die woestijnwoningen. Nu graaft mijn jongste met zijn vader in Knossos naar oude schatten. Maar waarschijnlijk verkiest hij toch het zwembad, gezien de temperaturen aldaar.
BeantwoordenVerwijderen