zaterdag 29 maart 2008

Stoelmassage

Ze hebben kinderen, zijn gescheiden en genoten een vrij hoge opleiding. De kriebels om juist nu van carrière te switchen, hebben ze ook alle drie. Ik reken ze tot mijn vriendenkring en toch, hebben ze elkaar nimmer ontmoet. Wèl had ik het voorrecht om te mogen genieten van het resultaat van hun omscholing. Na afloop was er weinig meer voor nodig mij in slaap te doen vallen. Een dergelijke behandeling zou verplichte kost moeten zijn voor de onder hoge schulden gebukt gaande bijstandsouders, voor workaholics die zich in ijl tempo naar een RSI toewerken en verder alle andere mensen die zich niet tot deze twee groepen kunnen rekenen.

Een rage? Puur toeval? Ik geloof niet in het laatste en zou het eerste alleen maar toejuichen.
Toch hebben de drie dames op het tweede gezicht meer verschillen dan overeenkomsten. De één zal niet, of met moeite het land van herkomst van de ander kunnen bezoeken. Voor de voorouders van de derde zouden beide anderen te vrezen hebben. Een vrouw van Joodse komaf, een moslima en de laatste met voorouders die NSB-er waren en wier kinderen ná de oorlog werden verlaten. Mijn eigen voorouders zaten destijds ondergedoken.

Moge de ontspanning die zij middels hun massage uitdragen gemeengoed worden bij alle mensen die deze aardbol bevolken. En tussen hen. Amen.

donderdag 27 maart 2008

Student in de sneeuw 2

Het is tijd voor een verrassingsbezoek aan mijn verwaarloosde vrienden. Het risico dat ze niet thuis zijn neem ik voor lief. Het is mooi weer. Wie vooraf belt verrast niet en bij geen gehoor verschaft men zich slechts zekerheid over de doelloosheid van de tocht. Of de bonnefooi is beter.

De intercom zoemt maar de deur blijft dicht. Eénmaal voor zijn deur durf ik hem wel op te bellen, ik ben nu al ter plaatse. Beide telefoons gaan lang over. Er wordt gevraagd iets in te spreken. Althans, daar ga ik van uit, want ik versta er geen woord van. 'Ik sta voor je deur', zeg ik naar waarheid. Het mag niet baten, de gordijnen blijven roerloos stil.

Als een schilder uitslaapt, zal de vertaler dat zeker doen. De nacht biedt inspiratie. Maar ik waag het er op en keer mijn fiets stadwaarts. Ook bij de woonst van de schrijver zijn de gordijnen hard bezig het zonlicht buiten te houden. Mijn aanbellen, slechts één keer -er is geen nood- brengt in deze toestand geen enkele verandering. 'Als Lehti het is, klopt ze wel op het raam', liet hij zich eens ontvallen. Maar deze uitspraak is onderhevig aan inflatie, zeker als de bezoekfrequentie is gedecimeerd.

Ik zet koers naar één mijner vriendinnen. Als ze nachtdienst had, dan slaapt ze. En anders is ze aan het werk. Ik zou me deze poging haar te bezoeken dus kunnen besparen. Maar, zoals gezegd, het ging hier slechts om de mogelijke kàns op een doel, hoe klein die ook moge zijn. Ze fietst me tegemoet, heeft een vergadering. Een zoen ten afscheid: 'We zien elkaar gauw', en weg is ze.

Er kraakt geen sneeuw meer onder mijn laarzen. Smeltwater druipt van de goten. De schoonheid van deze Maartse morgen wordt weer water. Het winkelcentrum staat half blank. Er was niemand thuis of wakker. Maar het was de moeite waard. Tijd voor de studie.

woensdag 26 maart 2008

Student in de sneeuw 1

De bibliotheek is uitgestorven. Ik prop mijn spullen in een kluis. Boven, bij de balie, haal ik mijn reservering op. Scanners en kluisjes begeleiden bliepend mijn tocht door het gebouw. Na vijf minuten sta ik weer buiten. De sneeuw kraakt als duinzand onder mijn laarzen. Het is koud en de universiteit al open. Ik besluit binnen te gaan wachten. Zo vroeg ben ik in geen jaren op een afspraak verschenen.

De gang is leeg. Een schoonmaakster passeert. Ik groet haar. Als de man nadert sta ik op, het boek omklemmend met mijn linkerhand. Hij vraagt of ik mevrouw Lehti ben en steekt me zijn hand toe. Die valt voor mij moeilijk te schudden omdat ik naast het boek ook mijn loodzware tas en jas draag. Hij excuseert zich, vraagt of ik lang heb gewacht. Dat zo'n vroege komst voor mij zeldzaam is, weet hij niet. Hij gaat me voor naar zijn kamer, de deur kan nèt ver genoeg open. Slechts twee horizontale vlakken zijn nog leeg. Op het groene pluche zet ik mijn tas, op de rode stoel ga ik zelf zitten. In, op en naast alle andere stoelen, kasten en dozen liggen stapels boeken. De man wurmt zich achter zijn bureau en begint al mompelend te zoeken naar mijn stukken in de berg papier vóór hem. Vervolgens is zijn la aan de beurt: 'Ik weet toch zeker dat ik het heb uitgeprint'. Hoewel ik mijn benen en armen stijf gekruisd houd -de inhoud van mijn handen ligt nu naast me- werkt deze herkenbare situatie ontspannend. Mijn gecopieerde exemplaar neemt hij, na enig aandringen, van me aan: 'Verder zoeken heeft geen zin'. Terwijl hij mijn tekst scant, komt hij terug op mijn mail. Ai, denk ik, kon die wel door de beugel? Het googlen van een naam is intussen gemeengoed, dáár voel ik me niet schuldig om. Maar het bevondene op semiludieke wijze aan de geleerde man terugmailen, was wellicht te gewaagd. Ik had beter kunnen wachten tot deze morgen, om zelf bevestigd te zien dat zijn kamer er inderdaad uitziet als de binnenkant van een verhuisdoos.

We gaan over tot tutoyeren maar zijn bemoedigende blikken brengen me slechts onzekerheid. Hoe voer je zo'n gesprek?. Hij vraagt waar hij me mee kan helpen. Nog voordat ik besef hoe onsamenhangend mijn antwoord klinkt, komt hij met een suggestie, vergezeld van een boek van zijn hand, dat hij achter twee rijen lijvige werken vandaan vist. Zijn idee spreekt me aan.

Dit is vandaag de tweede verloochening de ware Lehti: Ik stem niet gauw toe, kom altijd te laat en werp dan ook ter verdediging (van wat?, voor wie?) tegen: 'Normaliter ben ik niet zo meegaand, hoor'. Alweer zo'n zin die nog lozer lijkt als de man mij vraagt om een nadere uitleg. Hij vond mijn mail ook al zo defensief. Wat ik uitkraam heeft nu geen kop of staart meer. Ik bedank hem, schud nu wel zijn hand en baan me door de boeken een weg naar de deur. Het gesprek, als je dat al zo kunt noemen duurde tien minuten. Nu sta ik, gewapend met nog meer leesvoer, weer op de nog immer lege gang.

De lift reageerde bij mijn komen twee maal niet. Uit voorzorg besluit ik met de trap te gaan. Als geboren automobilist geef ik de mij tegemoet komende 'stijgers' voorrang. Het gevolg is dat ik tegen de trapleuning wordt geduwd door aanstormend eerstejaars studententalent.

De ergste kou is uit de lucht. Het wit, de felle zon, ze nodigen uit tot een tocht zonder vast doel. Tot wandelen door besneeuwde weilanden. Een zeldzaamheid in de nadagen van maart. Mijn moederrol laat ik vandaag voor wat ie is. De werkloze student moet zorgen dat ze haar dagelijkse portie sociale contacten opdoet. Ik veeg de sneeuw van mijn zadel en fiets de stad in, op zoek naar een warme kop koffie en een luisterend oor.

zondag 23 maart 2008

Stil huis

De vier kleintjes slapen diep. Ik ben de oppas. Dat wordt je vanzelf als één of meer koters niet jouw eigen nageslacht zijn. Mr. Lehti is frisgeschoren naar een feest, zus is stappen en ook grote zoon is de hort op. De tafel is bezaaid met vouwblaadjes, op de vloer ligt lego. Morgen vroeg trippelen er weer blote voetjes over de pasgelakte vloer, op zoek naar hun sokken. Die liggen her en der door de kamer, het gevolg van een spelletje twister. Het mondde uit in een stoeipartij. Toen de telefoon ging werkte ik me omhoog uit een stapel kinderen. Zuid-Amerika aan de lijn. Allo allo, hier is een teken van leven uit het land van soja en koeien! We vergeten je niet Lehti!. Weet je nog, die dag dat we je, vlak na het vuurwerk, hobbelend naar Buenos Aires brachten?. Die eerste januari at je zoon friet om zeven uur. Het was apevroeg en snikheet. De vangst van Sadam Husssein haalde ternauwernood de voorpagina's want 'la Boca' had gewonnen en de straten kleurden geel met blauw. Toen je landde op Schiphol vroor het dat het kraakte en glibberden kinderen in sneeuwpakken over bevroren plassen. Si si, hermana hasta luego, hasta la victoria siempre.

Ook nu is het koud en wit. De paus kortte zijn Urbi en Orbi in vanwege de regen in Rome maar vergat de bloemen niet te noemen. Neerlands trots. Kamervragen over growshops en softdugs. Filemon bepraat de grootte van penissen op de beeldbuis. Een documentaire over een Iraanse martelaren. Dag wereld, dag mensen, welterusten kinders, dag sneeuw, dag Pasen. Waarom toch zo melancholisch.

Het is half twee 's nachts. Er wordt aangebeld. De huissleutel is zoek, een fiets gejat. De vreetkick, honger ten gevolge van het blowen, wordt bevredigd door in thee gedoopte koekjes. Met volle mond doen ze verslag van het stadse nachtleven, wat zijn pubers toch gezellig en wat is moeders blij dat ze weer thuis zijn.

woensdag 19 maart 2008

Mannetjes in de morgen

Gekleurde hagelslag valt tikkend op het keukenzeil. De kleintjes klagen over kale plekken op het brood. De klok tikt voort. Korsten van dubbelgevouwen boterhammen ogen minder lekker dan mama's hele plak brood: 'Ik wil die!'. Maar nee, de korsten moeten éérst op. Hollandse zuinigheid zit diep. Leo is trager dan ooit en ook Frans komt vandaag weer te laat. Terwijl ik een poging waag mijn tanden te poetsen ('Jongesj opsssschjiete!') brult Kees dat ik zijn schoenen aan moet doen. Ik laat mijn schuldgevoelens en de vrees te laat te komen voor wat ze zijn en speel een Spartaans spel: 'Nee, je doet ze zèlf aan' 'Schiet op, we moeten gaan'. Maar hij geeft niet op en wisselt van wapen door zijn luide commando te vertalen naar een vriendelijk verzoek. Als er dan ook een nog nèt geen lijzig 'aljebliiieft' aan wordt toegevoegd ga ik bijna overstag. De voldoening als hij even later met schoenen -en betraand gezichtje- naast me staat is niet zo zoet. We zijn weer eens te laat. Opvoeden, het wil wat. Tot overmaat van ramp trekt de lucht dicht. God belegd de wereld met hagel. 'Met muisjes' verbetert Leo me, terwijl hij zich, leunend over zijn stuur, terugtrekt in zijn capuchon. Het ontneemt hem elk zicht op de links en rechts aanstormende fietsers. 'Het lijkt wel kerst' voegt Kees er -nu weer vrolijk- aan toe.

Op de terugweg neem ik de parkroute. De hagel is gesmolten en de joggers durven weer. Ze doorklieven het prille groen dat glinstert in het strijklicht. Hoewel er weinig blad valt te bekennen, zwaaien de plantsoenmannen traag met hun bladblazers heen en weer. Wat op hun rug zit lijkt op een soort airco. Of een machine uit een stripverhaal, om ter plekke ten hemel te stijgen. Hun vrije hand steekt diep in de zak van hun oranje jas. Het is koud. De hijgende renners horen ze niet aankomen, bijna wordt één van hen getackeld met de blaaslurf. De arbo verlangt gehoorbescherming.

Naast oranje blazers en hardlopende vutters zijn er natuurlijk ook nog heren van stand in de stad. Ook zij zitten niet op kantoor of te oreren in de collegezaal. Twee van hen staan in loden jas en met gepoetste schoenen op de stoep voor hun onroerend goed. 'Je moet overal rekening mee houden tegenwoordig', verzucht de één, terwijl hij wijst op de nieuwe sloten, voorzien van een extra stalen ring. 'Hoe staat het met uw knieën?' informeert de ander. Zolang de kamernood hoog is, hoeven deze huisjesmelkers niet te vrezen voor hun brood. Ze innen de huur en laten soms een schilder komen. De heren doen een paar passen naar achteren. Ze turen nu omhoog naar de gevels van hun beleggingsobjectennemen en nemen de hele weg in beslag. Geërgerd kijken ze de langs laverende vader na. Voor- en achter op zijn rammelende fiets zit zijn nageslacht dat over een kleine vijftien jaar misschien de kamer van de heer zal huren. Maar wellicht blaast hij ook de blaadjes weg voor de hardlopers.

dinsdag 18 maart 2008

Kraken

Ik zwaai naar het inmiddels tot een volwassen vrouw uitgegroeide meisje. Tien jaar geleden liep ze rondjes om de natgeregende tent. Ze rende woedend, gewapend met een slipper, onze oudste achterna. We plukten kilo's wilde frambozen. Ze was het meisje wier haar ik op haar eigen verzoek inkortte van kontlengte tot enkele centimeters. Nu sieren kleurige, in elkaar geklitte dreads haar bolle toet. Haar haar is het enige dat haar verschijning kleurt. Jas, schoenen en zelfs de aangelijnde hond zijn zwart. Ze woont niet meer bij haar gescheiden ouders, maar in een kraakpand met gelijkgestemden.

Frans broedt op soortgelijke plannen. Dagelijks herhaal ik mijn minipreek ten aanzien van schoolwerk. Het aanbod om te helpen en het geven van informatie zijn er afgeschaafd. Wat overblijft is het aftellen van de dagen die restten voordat de inleverdeadline verstrijkt. Maar hij wimpelt het weg. Hij heeft andere zorgen. Dat een krantenwijk niet genoeg oplevert voor het betalen van kamerhuur heeft hij wel begrepen. Maar kraken klinkt natuurlijk vreselijk stoer.

'Dat is allemaal nep hoor', 'Is ingestudeerd', 'Ze mógen niks anders zeggen', zo luidt Frans' aanvullend commentaar op de patriottische taal van Duitse soldaten die in het journaal vertellen hoe graag ze in Afghanistan willen vechten. Mijn poging om hem een natuurlijke argwaan mee te geven tegen al te stellige beweringen in de media lijkt te zijn geslaagd. Toch is zijn ongeloof nieuw voor mij. Bij het item over Iraki's die zeiden hun voormalige dictator te aanbidden, hield hij zich stil. Maar wellicht is dit de voorbode van het verkeren in krakerskringen. Die zullen net zo'n links zijn als in mijn jonge jaren. Dus moet vooral alles wat een uniform draagt worden gewantrouwd. En uiteraard Amerika.

Hij vertelt over zijn bezoek aan een verlaten fabriek. Stralend zegt hij hoe hij de boel naar zijn smaak zou inrichten. De gaten in het dak, de vloer en de rattenpopulatie worden ruimschoots gecompenseerd door het adembenemende uitzicht over de stad. Als ik me, heel even maar, laat aanraken door een vorm van heimwee en verloren jeugd wordt mijn krakerskennis getoetst. 'Mam, je had me toch verteld dat je met een tafel, een bed en iets aan de muur ergens mocht wonen?'. Dat had hij dus goed onthouden. Maar Frans is nu niet meer de bewonderende zoon die de avonturen van zijn ooit zo maffe moeder aanhoort. Hij heeft intussen de leeftijd bereikt waarop ik het huis verliet. Weliswaar via een nog veel maffere vriend die Frans' vader werd, in plaats van via een kraakpand, maar toch. Ook ik ben ouder geworden. Voorzichtig begin ik over 'mogelijk veranderende wetgeving' en vertel ik over krakersrellen op de Dam. Alsof dergelijke taal een naar vrijheid hunkerende puber zouden afschrikken. Hij mompelt iets over vriend Victor, die al meerderjarig is en hem misschien kan helpen. Er rest me niks anders dan hem te zeggen wat ik weet. Vol aandacht luistert hij naar wat ik vertel over het kadaster, de aansluiting op de nustvoorzieningen en de ME.

Na het eten vragen Leo en Kees of Frans met hen wil stoeien. Terwijl ik met Mr. Lehti de tafel afruim, rollen er drie jongens hijgend door de woonkamer. Korte tijd later brullen de kleintjes om mijn hulp. Ik meng me in het spel. Leo en Kees blazen de aftocht en ik word, deze keer voor de grap, door Frans in de houdgreep gelegd. Hij is opvallend voorzichtig. Hij weet dat hij fysiek mijn meerdere is, hoeft zich niet meer te bewijzen. Wil hij me op een ander vlak voorbij streven?. Misschien was dit de laatste keer dat ik met hem stoeide.

Hij krijgt een SMS. 'Dag mam, ik ga naar Victor'.
Zou hij zich verzetten als hij door de politie uit een kraakpand wordt gehaald?

maandag 17 maart 2008

Bevalt ze?

Slagregen verrast de in file fietsende forenzen. Een enkeling hijst zich in een haastig meegegrist regenpak. Hoe bedrieglijk scheen het maartse strijklicht vanmorgen over de ontbijttafel! Op de crèche informeert de leidster geroutineerd hoe de bevalling is verlopen. Honderden zwangeren kwamen er in haar carrière voorbij. Brengpapa's werden door haar uitgehoord over hechtingen en onwillige placenta's. Maar uiteindelijk is het sterftecijfer laag en de vreugde groot. Halfdichte oogjes en pruilmondjes worden ingezet om de vertedering tot ongekende hoogten te doen stijgen. Om de omgeving aan te zetten tot verzorging. En met succes. Baarmoederspieren trekken tergend pijnlijk samen bij het aanleggen van de zuigeling. Tot bloedens toe zuigt het kind aan de gekloofde tepels. Hoe lief, hoe schattig, hoe mooi. Zij die per vacuumpomp werden gehaald zijn tevens behept met een hoofd als een gloeilamp. Geboorte: resultaat van een maandenlange wachttijd na een al dan niet geslaagde wip. Of degene tot wie de boreling haar lipjes krult ook de verwekker is, doet niet terzake. De macht is aan de hulpelozen!

'Zielsblij', 'dolgelukkig', 'trots', 'verliefd' en 'sprakeloos' zijn de superlatieven die op het soms nog voor de wip ontworpen drukwerk prijken. Als de bron van de vertedering zich een weg naar buiten heeft gebaand beginnen de tropenjaren, een vol echtelijk bed, oprispingen en de tirannie van de groeicurve. De kans dat het huwelijk, als dat er al was, het kind overleeft, is niet erg groot. Onenighed over de manier van grootbrengen verwordt tot een stok om mee slaan. Ouders gaan elk hun weg. En het kind, dat zoekt de hare. In haar twee huizen en daartussen.

Na vijftien jaar behoort het pruilmondje opeens toe aan een schijnbaar zelfbewuste, wereldse jongedame. In het beste geval laat ze thuis weten waar ze de nacht gaat doorbrengen. Soms laat ze doodleuk dagen niks van zich horen en komt dan even plotseling weer binnenwandelen. Moeder vraagt telefonisch advies aan de zo lang verguisde vader: "'t is ook jóuw dochter!". Maar misschien laat de dochter zich vroegtijdig bevruchten, met nieuw zaad, met nieuw leven, met nieuwe slapeloze nachten. Dochter laat zich niet bemoederen, ze wordt er zelf één.

zondag 16 maart 2008

Helden op herhaling

Ik lees geen krant. Geen tijd voor. Ook het journaal sla ik meestal over. Of ik vergeet het. Vandaag is het zondag. Het nieuws duurt kort. Ik gun mezelf deze tien minuten met ellende. Naast de door conservatieven gewonnen verkiezingen in Iran is er een omgevallen hijskraan in Manhattan, brand in Rotterdam en een ontploft munitiedepot in Albanië. De overige nieuwsfeiten gaan aan dit hoofd voorbij. Dat zit al vol met nieuws uit de Gouden Eeuw.

De auteur van het boek waaruit ik mijn kennis haal is religieus georiënteerd. Uitgebreid wordt stilgestaan bij de rekkelijken en preciezen. Het hield ooit de gemoederen bezig. Er staat dat besluitvorming zelden het gevolg was van heldenmoed en rechtvaardigheid. Toeval en oppurtunisme zouden vaker de oorzaak of drijfveer zijn bij het bepalen van een richting. Soms pakte dat slecht uit. Begin zeventiende eeuw werden honderdduizenden Marrano's en Morrisco's, de tot het Christendom bekeerde joden en moslims, verbannen van het Iberisch schiereiland. Hierna ging Spanje als economische grootmacht achteruit.

Er is sindsdien maar weinig veranderd. Eén van de dingen die, althans in mijn omgeving, wel is veranderd, is het onderlinge contact tussen mensen. De mogelijkheid om met eigen ogen en oren kennis te nemen van de vermeende vijand. Verhalen van kinderen van Armeniers die ontkwamen aan de uitbanning uit Turkije, van ge-excommuniceerde Grieken, van ondergedoken Duitsers. Verhalen van Koerden, Algerijnen of Irani's. Ze schuiven bij me aan, zijn hier welkom. Keukens vermengen zich, verspreiden unieke geuren. Hun verhalen halen geen krant.

Misschien is dat de reden dat ik geen nieuws wil zien. Het is nieuws van de achterhoede, van hen die hun ogen niet openen voor de kleurrijke wereld om hen heen. Die liever geloven dat in 'de Hollandse cultuur', die wordt bedreigd en moet verdedigd. Maar waarom en waartegen en tegen wie dan wel? En wie beschermt de nieuwkomer tegen het veelgeprezen en toch beangstigende individualisme? En wanneer omarmt de Hollander de hem vreemde deugd van gastvrijheid?

Nee, laten we bang en alleen plaatsnemen achter de buis. Om vervolgens schande te spreken op feestjes, waar grappen over Ali gemeengoed zijn. Laten we de winkels met behoofddoekte kassières gaan mijden en en masse achter populistische paljassen aanlopen. Zij weten wel dat het binnenhalen van Huygenoten, Vlaamse meesters en Portugeze joden (Spinoza) de Hollanders geen windeieren heeft gelegd maar nu is Nederland vol en gastvrijheid een vies woord. En wee de prinses die het bestaan van 'de Nederlander' te betwijfelt. (het filmpje van Maxima's toespraak n.a.v. het WRR rapport is de moeite waard. Te lang? luister tussen 3-5 min.) Om maar niet te spreken van de politica die het waagt de Islam binnen te laten in Hollands erfgoed. Die krijgt nog meer over zich heen en mag uiteindelijk opstappen.
Leve de Leeuw!