Het is tijd voor een verrassingsbezoek aan mijn verwaarloosde vrienden. Het risico dat ze niet thuis zijn neem ik voor lief. Het is mooi weer. Wie vooraf belt verrast niet en bij geen gehoor verschaft men zich slechts zekerheid over de doelloosheid van de tocht. Of de bonnefooi is beter.
De intercom zoemt maar de deur blijft dicht. Eénmaal voor zijn deur durf ik hem wel op te bellen, ik ben nu al ter plaatse. Beide telefoons gaan lang over. Er wordt gevraagd iets in te spreken. Althans, daar ga ik van uit, want ik versta er geen woord van. 'Ik sta voor je deur', zeg ik naar waarheid. Het mag niet baten, de gordijnen blijven roerloos stil.
Als een schilder uitslaapt, zal de vertaler dat zeker doen. De nacht biedt inspiratie. Maar ik waag het er op en keer mijn fiets stadwaarts. Ook bij de woonst van de schrijver zijn de gordijnen hard bezig het zonlicht buiten te houden. Mijn aanbellen, slechts één keer -er is geen nood- brengt in deze toestand geen enkele verandering. 'Als Lehti het is, klopt ze wel op het raam', liet hij zich eens ontvallen. Maar deze uitspraak is onderhevig aan inflatie, zeker als de bezoekfrequentie is gedecimeerd.
Ik zet koers naar één mijner vriendinnen. Als ze nachtdienst had, dan slaapt ze. En anders is ze aan het werk. Ik zou me deze poging haar te bezoeken dus kunnen besparen. Maar, zoals gezegd, het ging hier slechts om de mogelijke kàns op een doel, hoe klein die ook moge zijn. Ze fietst me tegemoet, heeft een vergadering. Een zoen ten afscheid: 'We zien elkaar gauw', en weg is ze.
Er kraakt geen sneeuw meer onder mijn laarzen. Smeltwater druipt van de goten. De schoonheid van deze Maartse morgen wordt weer water. Het winkelcentrum staat half blank. Er was niemand thuis of wakker. Maar het was de moeite waard. Tijd voor de studie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Leuk dat je hier komt lezen! Nog leuker als je laat horen wat je er van vindt.