Oftewel 0375. In het Italiaans. De 'muziek' van het nummer ken ik al sinds 1988 uit mijn hoofd. Het stond toen in de krant onder een advertentie voor seizoensarbeiders in de tabak. Niet dat dit nu mijn droombaan was of zo. Om vijf uur opstaan, jonge plantjes uit het zaaibed halen en gezeten achterop de tractor in de plantmachine steken. Klik klik klik. Later nat van de regen of dauw (zonder regenpak) of nat van het zweet (met) en dan de hele dag met je kop naar je knieën in een razend tempo plakkerige bladeren plukken van de tabaksplant. Met kilo's klei onder je laarzen.
Maar ik ging wel. Praatte kort met mijn toekomstig werkgever R. En toen we het barretje van het onooglijke stationnetje uitliepen wees hij me op een tuttig blondje dat net langskwam op haar roze vouwfiets. Instappertjes, flodderkleertjes.... 'Wat wou die nu beginnen in de tabak?' prevelde ik onhoorbaar.
Van de zes jonge meiden die de oude vrouwen kwamen versterken -sommige van hen werkte er vanaf hun elfde- bleven alleen zij en ik over. Er heersten feodale gewoonten. Rangen en standen waren helder. In het oude dorp woonde de manke oude pachtboer met zijn tandeloze, alcoholische vrouw en deels verslaafde kinders in een zwartgeblakerd huisje. Ze werkten beiden elke dag in de tabak. En hij onderhield natuurlijk ook de tuin van het landhuis en de groentetuin van de baas. Zo gaan die dingen. Iedereen kende elkaar. Wist alles van elkaar. Maar, zoals dat gaat binnen gesloten gemeenschappen, niemand praat er over. Want morgen heeft men elkaar weer nodig.
Het blondje en ik werden de beste maatjes. We crossten in mijn gammele R-4tje of met zijn tweeën op haar crossmotor naar de verder gelegen velden. Zij durfde tegen de te lage betalingen in te gaan. Een primeur in het dorp. R., onze baas, werd haar man. Toen ze in 1990 trouwden was ik 41 weken zwanger van mijn eersteling. De manke pachtboer mende het paardje van het karretje waar ze als jonge bruid op zat.
Ze was extreem links en trok in haar eentje ten strijde tegen onrecht. Bij de vakbond en in de politiek. Na de Italiaanse verkiezingen van begin 2013, belden we elkaar. Ja, ze had gerekend op verlies, maar haar partij was nu echt compleet van de kaart geveegd. Ze voelde zich als een kip die leegbloedt na de komst van de 'comadreja'. Ik zegde toe er een logje over te schrijven.
Haar man R. was niet alleen een hardwerkende boer, ook hij was begaan met de wereld. Kaartte misstanden bij het ziekenhuis aan en kwam in opstand tegen de kap van lindebomen. Hij leerde de moedertaal van zijn vrouw, leende mij geld toen ik remigreerde naar Nederland en had mensen vanuit de hele wereld in dienst. Zo ook M, voormalig schoondochter van de manke pachtboer. M was op de vlucht voor haar ex. R. bood haar werk en onderdak. Maar haar ex dacht dat er meer speelde. Zo gaat dat. 'Er gebeurt niks', zei M. 'Er gebeurt niks', zei ook R. tegen zijn vrouw. 'hij dreigt wel, maar we hebben vroeger immers samen gevoetbald en op school gezeten. Het zal zo'n vaart niet lopen.'
Wat een comadreja in het Italiaans is weet ik niet. Ook niet in het Nederlands. Net zo min als ik weet hoe ik degene moet noemen die een maand later de metafoor met de kip werkelijkheid liet worden. Wie het was weet iedereen. Ook voordat het ging gebeuren. Zo gaat dat in dorpen als deze.
Ik hoorde het toen ik elf maanden geleden het mij zo bekende 0375 op mijn display zag verschijnen. Op klaarlichte dag. Wat nooit gebeurde. Twee dagen later droegen we R. naar zijn graf.
Vanavond draaide ik het nummer opnieuw. Er was geen gehoor. Gelukkig wel op haar mobiel. Ze klonk dichtbij. Ze klonk moedig. We lachten als vanouds. Ze vertelde dat ze die middag op de tractor zat en nieuwe komkommer en meloenen had geplant. De oude man die haar hielp had haar op een zeker moment gevraagd te stoppen. Hij wilde zijn bewondering uitspreken: dat ze geen manoeuvre te veel maakte. Vorig jaar had R. ze nog geplant: boontjes, meloenen, courgettes. In juli had ik haar geholpen met de oogst. Hun dochter verkocht ze aan de weg.
'O ja', zei ze, 'je kunt het oude nummer nu wel wissen'. Het nummer dat we destijds beiden belden voor een baan in de tabak. Ze dicteerde me het nieuwe nummer. En ik het mijne.
Maar ik ging wel. Praatte kort met mijn toekomstig werkgever R. En toen we het barretje van het onooglijke stationnetje uitliepen wees hij me op een tuttig blondje dat net langskwam op haar roze vouwfiets. Instappertjes, flodderkleertjes.... 'Wat wou die nu beginnen in de tabak?' prevelde ik onhoorbaar.
Van de zes jonge meiden die de oude vrouwen kwamen versterken -sommige van hen werkte er vanaf hun elfde- bleven alleen zij en ik over. Er heersten feodale gewoonten. Rangen en standen waren helder. In het oude dorp woonde de manke oude pachtboer met zijn tandeloze, alcoholische vrouw en deels verslaafde kinders in een zwartgeblakerd huisje. Ze werkten beiden elke dag in de tabak. En hij onderhield natuurlijk ook de tuin van het landhuis en de groentetuin van de baas. Zo gaan die dingen. Iedereen kende elkaar. Wist alles van elkaar. Maar, zoals dat gaat binnen gesloten gemeenschappen, niemand praat er over. Want morgen heeft men elkaar weer nodig.
Het blondje en ik werden de beste maatjes. We crossten in mijn gammele R-4tje of met zijn tweeën op haar crossmotor naar de verder gelegen velden. Zij durfde tegen de te lage betalingen in te gaan. Een primeur in het dorp. R., onze baas, werd haar man. Toen ze in 1990 trouwden was ik 41 weken zwanger van mijn eersteling. De manke pachtboer mende het paardje van het karretje waar ze als jonge bruid op zat.
Ze was extreem links en trok in haar eentje ten strijde tegen onrecht. Bij de vakbond en in de politiek. Na de Italiaanse verkiezingen van begin 2013, belden we elkaar. Ja, ze had gerekend op verlies, maar haar partij was nu echt compleet van de kaart geveegd. Ze voelde zich als een kip die leegbloedt na de komst van de 'comadreja'. Ik zegde toe er een logje over te schrijven.
Haar man R. was niet alleen een hardwerkende boer, ook hij was begaan met de wereld. Kaartte misstanden bij het ziekenhuis aan en kwam in opstand tegen de kap van lindebomen. Hij leerde de moedertaal van zijn vrouw, leende mij geld toen ik remigreerde naar Nederland en had mensen vanuit de hele wereld in dienst. Zo ook M, voormalig schoondochter van de manke pachtboer. M was op de vlucht voor haar ex. R. bood haar werk en onderdak. Maar haar ex dacht dat er meer speelde. Zo gaat dat. 'Er gebeurt niks', zei M. 'Er gebeurt niks', zei ook R. tegen zijn vrouw. 'hij dreigt wel, maar we hebben vroeger immers samen gevoetbald en op school gezeten. Het zal zo'n vaart niet lopen.'
Wat een comadreja in het Italiaans is weet ik niet. Ook niet in het Nederlands. Net zo min als ik weet hoe ik degene moet noemen die een maand later de metafoor met de kip werkelijkheid liet worden. Wie het was weet iedereen. Ook voordat het ging gebeuren. Zo gaat dat in dorpen als deze.
Ik hoorde het toen ik elf maanden geleden het mij zo bekende 0375 op mijn display zag verschijnen. Op klaarlichte dag. Wat nooit gebeurde. Twee dagen later droegen we R. naar zijn graf.
Vanavond draaide ik het nummer opnieuw. Er was geen gehoor. Gelukkig wel op haar mobiel. Ze klonk dichtbij. Ze klonk moedig. We lachten als vanouds. Ze vertelde dat ze die middag op de tractor zat en nieuwe komkommer en meloenen had geplant. De oude man die haar hielp had haar op een zeker moment gevraagd te stoppen. Hij wilde zijn bewondering uitspreken: dat ze geen manoeuvre te veel maakte. Vorig jaar had R. ze nog geplant: boontjes, meloenen, courgettes. In juli had ik haar geholpen met de oogst. Hun dochter verkocht ze aan de weg.
'O ja', zei ze, 'je kunt het oude nummer nu wel wissen'. Het nummer dat we destijds beiden belden voor een baan in de tabak. Ze dicteerde me het nieuwe nummer. En ik het mijne.