Veel leesplezier.
Persvrijheid
We gaan naar een museum over de politieke bewegingen van een eeuw geleden. Gevestigd in één van de oudste gebouwen van Tabriz. Op de toegangsdeur van verweerd hout hangen twee kloppers, één voor mannen en één voor vrouwen. Hun ‘klop’ klinkt verschillend. Een soort voorloper van de intercom met camera. Achter de deur ligt een binnentuin vol bloemen. Twee manshoge beelden van besnorde militairen flankeren de ingang van het achterhuis. Zohra poseert stralend naast deze gouden helden.
Het pand zelf is rijk versierd met houtsnijwerk, glas in lood en er zitten zelf minutieuze inkervingen in het raambeslag. Aan de muur en in de vitrines liggen foto's en artikelen over de constitutionele beweging en de opkomst van de vrije pers. Bovenaan de trap hangt een zwart-wit foto van opgeknoopte mannen. Zohra wendt geschrokken haar hoofd af en gaat buiten wachten. Een paar weken nadat ik door dit museum slenter, staat er een vergelijkbare foto in een westerse krant, ook genomen in Iran, ook met mannen aan een galg. Alleen hangt de strop honderd jaar later aan een hijskraan.
In 2008 vindt in Iran een record aantal executies door ophanging plaats.
Als twee ware kunstkenners schrijden Emad en ik door het museum. De tentoonstelling bestrijkt de halve eeuw tussen ongeveer 1880 tot 1930, toen fotografie wel al bestond maar schilderen nog niet passé was. De geschilderde taferelen tonen heldhaftige mannen met opgeheven blik. De foto's echter, laten jonge soldatenjochies zien, die overal liever lijken te zijn dan aan de vooravond van een door anderen uitgedachte oorlog. Ze kijken bangig in de camera.
Bij de vitrines over vrouwenrechten, hangt een foto van ene Zeynab. Gehurkt, met andere ongesluierde vrouwen naast zich. Er naast staan tabellen met oplages. Wellicht van de Iraanse Opzij uit 1920? Haar litteken ontbreekt niet op haar bronzen torso. Ze kijkt vastberaden naar de bezoeker. Naar mij. Andere bezoekers zijn er niet.
Halverwege wordt het plotseling donker. Een suppoost haalt schuldbewust haar schouders op. Of, en wanneer er weer stroom is, weet niemand. Er is hier is geen gaslamp of generator. Ik raffel mijn bezoek aan de expositie af, maak foto's van foto's en onderschriften. Daar doet niemand moeilijk over.
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de roep om meer vrijheid en democratie er vanuit het volk zelf wel degelijk is geweest. Dat er ook heldhaftige pogingen waren om deze te bewerkstelligen, maar dat het vaak invloeden van buitenaf waren die hier een stokje voor staken. Rusland, Amerika maar ook het ‘vrije’ Europa waren er niet vies van om in te grijpen in de voorbije eeuw. Met als inzet de strijd om het zwarte goud. Acht jaar geleden erkende Amerika openlijk, na bijna een halve eeuw, een rol te hebben gespeeld bij het afzetten van Iran’s eerste democratisch gekozen president, Mossadeq.
Maar ach, een jaar erna, op 'nine-eleven' werd Amerika zelf aangevallen uit ‘diezelfde hoek’. Korte tijd later viel de VS naast Afghanistan, ook Irak binnen. Voor Iran wellicht een geschenk uit de hemel. Hoewel ze zelf door de VS werden geschaard onder ‘de As van het kwaad’, werd hun vijand Irak nu verzwakt door die andere vijand. Iran kon haar eigen wapentuig laten rusten.
Ijs en universiteit
We toeren verder door de stad. Zohra wijst enthousiast haar oude huis, kapsalon en bibliotheek aan. Emad toont ons de plek waar een Iraakse bom vijfentwintig jaar geleden een vleugel van zijn universiteit vernielde.
We halen een ijsje. Dat smaakt, net als de koekjes hier, zeer chemisch. Ik wijt dit aan mijn smaakpapillen. Die zijn gewend aan de door de EU goedgekeurde geur- en smaakstoffen maar nog niet getraind in de registers van de Perzische smaakversterkers.
‘s Avonds, na het eten, gaan we opnieuw naar Shahgoli*. Emad is weer onze gids en we nemen ook zijn jongere oom mee. Tot mijn grote verbazing is het op dit late uur razend druk op de weg, maar bovenal ook làngs de straten. In alle bermen en zelfs op rotondes zitten mensen in kleermakerszit. Met tentjes. Met kinderen. Een baby leert haar eerste stapjes. Een paar mannen kijkt vertederd toe. Sofres** vol eten, kinderen op schouders, skeeleraars met helmen op. Er wordt thee geleut en gebarbecued. Men lijkt in de berm te wónen. Midden in de nacht zitten honderden, nee duizenden mensen buiten, overal in de gemeenteperken.
Emad durft met me te praten, maar Milad durft zelfs met mij te pronken. Na de scheursessie -Zohra: 'Hij is veel rustiger gaan rijden na het ongeluk'- wandelen we naast elkaar langs de hofvijver. Milad praat hard. En veel. Hij loopt zó dicht naast me dat ik, al uitwijkend, dreig over de hekjes van het bloemperk te vallen.
Gelukkig wordt er voorgesteld te gaan waterfietsen. Even later trappen we, gierend van het lachen, over het zwarte water. Geen van de familieleden lijkt het oog van de zedenpolitie te vrezen. We trekken onze sokken uit. Ontbloten onze kuiten. En krijgen natte voeten.
De heren laten ons trappen. Hebben reuze lol. Zohra hapt naar adem om alles te kunnen vertalen. Tranen biggelen over haar wangen. Ze stráált naast haar neef en broertje. Ze is gelukkig in dit land. Er gaan wonen doet ze niet. Haar vrijheid is haar te lief. Om één uur 's nachts komen we doodmoe thuis. Zohra en Milad kletsen nog lang na. Ik val als een blok in slaap.
* Sofre: kleed op de grond waaraan wordt gegeten.
** Shahgoli: 'Tuin van de Sjah'. Officieel 'Elgoli' geheten: 'van het volk'. Vijver met promenade in Tabriz, Noord-West Iran, waar de hele dag wordt gewandeld, gesport en geflirt.