donderdag 30 januari 2020

Liften moet je doen

Mijn steekkar maakt een mooi spoor in de pasgevallen sneeuw. Aangekomen bij mijn klusbus laad ik de kistjes gereedschap op de achterbank. Vanuit mijn ooghoek zie ik een groepje pubers op de stoep staan, ligt ineengedoken in een kringetje. Hun aandacht is waarschijnlijk gericht op de smartphone van één van hen. Maar dat kan ik niet zien want ze staan met hun ruggen naar buiten gericht.

Nadat ik de sneeuw van mijn spiegels en voorruit heb geveegd, eet ik in de auto nog snel even mijn vergeten lunch op, pleeg wat telefoontjes en keer mijn auto. Ik ben lekker vroeg vrij. De sneeuw is intussen weggestroomd met de regen, die nu met geweld uit de hemel valt. Raar weer.

Al laverend tussen de vele fietsers door zet ik koers naar huis. Drie straathoeken verder zie ik het groepje jongens opnieuw. In eenzelfde kringetje. Dit zijn overduidelijk geen Pieterpadlopers die voor de fun door de regen banjeren. Daarvoor ontbreken de Nordic walkingstokken en de Gaastra jassen. Deze jongens dragen slechts een papieren tas. Of meer de flarden die daar van over zijn.

Ik doe het bijrijdersraampje naar beneden en roep: 'Zoeken jullie iets?' De jongens kijken op van onder hun capuchons en lopen door elkaar pratend mijn kant op. Ze lijken lichtelijk in paniek. Uit hun half Engelse, half Duitse antwoord maak ik op dat ze hun klas zijn kwijtgeraakt en dat ze naar het Groninger museum moeten, van waar hun bus over tien minuten vertrekt. 
Het Groninger museum? Dat is compleet de andere kant op! De stakkers.  

Ze zijn met z'n vijven, dat zou net passen. Probleem is echter dat alle zitplaatsen al volstaan. Ik stap uit en zet de commandomodus aan. 'I will bring you there but first you have to help me to make some space.' Uitgelaten nemen ze de kistjes gereedschap van me aan en nadat de accuboren, schroevenbakken en verfbenodigheden schots en scheef in het laadruim staan, persen de jongens zich dicht tegen elkaar aan in mijn klusbus. 

Wat hou ik toch van deze leeftijd. Jongens met zware basstemmen en het postuur van een uitsmijter in spé maar met een houding die die van een kleuter nauwelijks ontstijgt. Het roept terstond de opvoeder in mij boven. Net als ik de dag eerder deed met mijn zoon van dezelfde leeftijd. Die me appte of ik hem van school kon halen vanwege een lekke band. 'Ja', schreef ik toen terug, 'Maar bij thuiskomst gaan we dan gelijk je band plakken.' Dit keer taxi ik vijf verloren pubers tegelijk. 

Als we door de Ebbingestraat rijden wijs ik ze op de vele voetgangers. 'If you get lost again, it might be better to ask one of them instead of checking your smartphone. All those people know where the Groninger museum is'. Eén van hen geeft toe: 'Yes, we are dumb'.

'Nou, jullie zijn vast niet dom, alle jongens van jullie leeftijd wonen in hun foon, dat doen mijn zoons ook. Maar soms is de weg vragen aan vreemden handiger dan internet. Belerend voeg ik er aan toe: 'Wat andere volwassenen jullie ook wijsmaken, als jullie later nog 's gaan reizen, ga dan vooral liften, dan ontmoet je nog 's iemand.'

Op de Eendrachtskade staat het zoals altijd vast. Het volume van mijn gezelschap stijgt. Eéntje belt opnieuw de docent om te zeggen dat ze er met vijf minuten zijn, dat ze worden gebracht door een 'Nette Frau'. Ik zeg dat ze vast boos op hen zullen zijn. 'Yes, very angry', antwoorden ze in koor. 

Exact om 14.20 uur stuift het vijftal uit mijn auto en steekt de weg over naar de al klaarstaande bus die na hun instappen gelijk de deuren sluit en vertrekt. Ik wacht nog even om te zwaaien, zodat de docenten kunnen zien dat die met plamuur en purschuim besmeurde Nette Frau geen enge heks is. Maar of ze daaruit de les trekken om toch vooral met vreemden mee te gaan betwijfel ik.

Op de grond voor de bijrijdersbank resten wat flarden van een natgeregende papieren tas.







dinsdag 21 januari 2020

Troostleed

In Australië kreeg men na, of eigenlijk meer tijdens het vuur, enorm veel regenwater over zich heen en daarna aarde in de vorm van zandstormen. Als toetje kregen ze ijs, met hagelstenen ter grootte van golfballen. Wat dat betreft mogen we hier niet klagen. Maar de seizoenen lijken hier wel danig in de war, met fluitende merels, aardbeien in mijn tuin en met nachttemperaturen van tien graden.

Taalvirtuoos Wim Daniels nodigde in zijn wekelijkse zondagse taalspel twitteraars uit om termen te bedenken voor een winter die maar geen winter wil worden. Er volgden maar liefst 282 suggesties:  'Weigerwinter', 'Rokjeswinter', 'Winterslaapt' en, de mooiste,  'It-giet-net-oan-winter'. 

Maar zoals dat elke winter gaat, half januari gaat het kwik dan toch nog dalen. Met nachtvorst, gladheid en het krabben van ruiten. Dus sta ik nu niet meer buiten te zweten zonder jas, maar hijs ik me 's ochtends fijn in mijn thermobroek en trek onder mijn werkkleding een warme wollen borstrok aan. 

Zodra de kou zich aandient, kakt ook mijn werk vaak in. Tien jaar geleden baarde me dat nog de nodige zorgen. Ik moest de boer op, meer visitekaartjes uitdelen en wellicht zelfs adverteren, hoe moest ik anders mijn rekeningen betalen? Inmiddels leidt zo'n winterdip met vorstverlet niet meer tot paniek. Het biedt meer ruimte om te zingen, te wandelen in de winterzon, te schrijven over het weer en, wie weet, kunnen de schaatsen straks nog uit het vet.

Er rest me ook meer tijd om kennis te nemen van de toestand in de wereld. Op tv roept de stem van Umberto Tan ons op om het leed in Australië te verzachten. De krant toont een foto van geredde kangoeroes die aandoenlijk in de camera kijken. 

Het besef dat men elders slechter af is dan hier biedt toch troost in deze donkere dagen.
En dat werk, dat 'giet vast wel weer oan' als het warmer wordt. Alles op zijn tijd.