zondag 2 september 2007
'Naar de ronde glijbaan, we willen naar de ronde glijbaan', roepen Kees en Leo in koor. Een kleurboek gaat onder de snelbinders. Evenals een etui met harten. Uiteraard is op dit cruciale moment nergens een passende imbussleutel te vinden om het zadel van Leo's fiets lager te zetten. Dan doen we het maar zo. Wel een beetje lastig met afstappen. Kees neemt een bal aan een touw mee.
Bij de glijbaan komen twee mij bekende meisjes met onuitsprekelijke namen ons gezelschap houden. Ze komen uit Tunesië en Marokko. 'Daar is het heet, héél heet'. Deze lente kwam ik hier picknicken en knutselen met drie jongens. Ik maakte foto's waar ook de meisjes op staan. Aangezien ik hun adres niet heb, heb ik ze nog niet gebracht. Prompt melden ze mij hun huisnummers. In losse cijfers.
Leo moedigt kleine Kees aan toch vooral ook boven te komen: 'Ik zal je wel leren hoe het moet'. Van kleuren komt niets terecht. Het boek regent nat.
De broers van de meisjes komen zeggen dat ze naar huis moeten komen. Ze willen nog niet naar huis. De broers nemen hen met zachte dwang mee aan hun jas. Kort erop verschijnen ze opnieuw, ditmaal met een moeder en twee paraplu's. 'Kijk mama, dit is die mevrouw'. In gebrekkig Nederlands legt de moeder in kwestie me uit dat ze even polshoogte kwam nemen bij 'die mevrouw die wilde weten waar we woonden'. Op de verbolgen reacties van de meisjes -'Mam, we kennen die mevrouw toch?'- leg ik uit dat ik het niet zo vreemd vind, dat ik hetzelfde zou hebben gedaan. Hun blik verraadt ongeloof.
Intussen vind Keesje het niet meer zo leuk in de speeltuin. Hij is niet hoog gekomen. Zijn balletje aan het elastiek steekt tussen de houten spijlen door. Het wordt vastgehouden door de intussen talrijker geworden Noord-afrikaanse jongens. Ik bevrijd de bal met woorden en vraag hun naam. "Opa Jansen" is het verrassende antwoord. De meisjes, nog steeds op teenslippers in het natte gras ('ik hèb geen schoenen') maar wèl met een warme jas aan, zijn bereid de èchte naam van 'opa Jansen' te onthullen. Ze zijn minder loyaal naar hun landgenoot dan naar hun sexegenoot. Maar ik vergeet de èchte naam ter plekke.
Ze blijken een gemeenschappelijk vriendinnetje met Leo te hebben. Als één dan ook nog het hartenetui in het oog krijgt kirt ze: 'verliefd?, verliefd?. De o zo verlegen Leo lacht schaapachtig. Ik neem het woord over. Eens kijken hoe algemeen geaccepteerd homo's zijn. Ik vraag ze: 'En jij dan?'. 'Maar ik ben toch een méisje' is het antwoord. Maar daarmee is de kous voor mij niet af en als ik doorvraag blijkt dat, indien je als meisje op een ander meisje bent, je dan een stok op je neus krijgt.
Leo heeft een nat achterwerk van de glijbaan. Het kan hem niet deren. Maar Kees krijgt trek en begint te jengelen. Ik sluit het ophalen van herinneringen met de meisjes af ('toen had u brood met kaas', 'hoe heette die jongetje die met u was?') . We gaan huiswaarts. Ik ren naast Leo's fiets. Hij kan, zeker met een te hoog zadel, nog niet zelf fietsen. Leo neemt een route waarbij hij de opa Jansens omzeilt. 'Uw baby, uw baby' roepen ze, als Kees beledigd achterblijft.
De meisjes lopen mee. Ze oefenen mijn naam en ik de hunne. Uiteindelijk moet ik 'schaap' leren in het Marokkaans. Ze gieren het uit en zwaaien wild met hun paraplu. Stoer roepen ze bij de laatste oversteek: 'Hier mogen we best komen hoor'. Als ze hun broers in het oog krijgen, blijven ze toch maar staan. Ze staan nog lang te zwaaien op de hoek van de stoep 'dag Lehti, dààg Lehti'.
Ik ben erg benieuwd hoe ik bij hen thuis over de tong ga. 'Die homo mevrouw met die broodje kaas die foto's heb gemaakt'?. Volgende week ga ik ze brengen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Leuk dat je hier komt lezen! Nog leuker als je laat horen wat je er van vindt.