'Ik ben meester in de rechten', hoor ik een mij bekende stem zeggen. Het gezicht dat er bij hoort kan ik niet zien. Langzaam loop ik de trap af en zie dan de rijzige gestalte van meneer Radhakishun. Nooit geweten dat hij ook jurist was, maar als ik wikipedia mag geloven klopt het. Cameraman, geluidsvrouw en regisseuse staan om hem heen. Het verhaal gaat over crediteuren en debiteuren, schuldeisers en schuldenaren. 'Nee Prem, je moet dat echt korter zeggen, anders is de kijker zo weg'.
Camera aan. Prem gaat wijdbeens staan, ter illustratie van het (de?) spagaat waarin zijn tegenspeler zou zitten. Hij torent boven de geïnterviewde uit. Diens iele stemmetje (is dat misschien de grote baas van de gemeentelijke kredietbank?) beweert er te zijn voor de burger, voor de klant, voor hen die schulden hebben. Maar met schuldeisers moet hij goede maatjes blijven, daar heeft hij steeds opnieuw mee te maken. Na de opname worden er handjes geschud en de tv-ploeg duikt de koude, maar stralende oktoberochtend in.
Ik loop achter ze aan, hijs Keesje op de fiets en mijmer na over wat ik net hoorde... schuldeisers te vriend houden. Tja, er is geen speld tussen te krijgen, en toch....ik vraag me af. Wie zijn die schuldeisers dan eigenlijk?. De woningbouwvereniging?, het postorderbedrijf, de telefoonaanbieder?. De ene schuldeiser is in mijn ogen de andere niet. Ooit procedeerden wij -als schuldeiser- voor zes maanden achterstallig regulier loon. Zonder reserves waren wij aan lagerwal geraakt en schuldenaren geworden. Het gebeurt vaker, niet alleen in Rusland of Irak maar hier, bij ons en de buren, in Nederland. Verbazingwekkend, zeker als je bedenkt hoe weinigen hiermee naar de rechter durven te stappen.
Nu weet ook ik dat schulden meestal niet komen door een gebrek aan inkomsten, maar vaker een oorzaak hebben aan de uitgavenkant, door niet af te lossen leningen voor investeringen die niks opleveren. Ter zelfbevrediging en als wraak scheurde ik eens een leenprospectus in honderd stukjes. Hierna zond ik deze retour met wat jam en crème als toegift.
Thuis struikel ik over de berg reclame op de deurmat. Al gauw valt mijn oog op een stralende blondine in een fonkelende auto. Ze flankeert een tekst over, jawel, de mogelijkheid een lening af te sluiten. Bij het Kruidvat notabane!. Schandalig! Dit is dweilen met de kraan open. Van mij hoeft geen enkele leningaanbieder die zich van dergelijke reclamepraktijken bediend te vriend te worden gehouden. Die moeten gewoon verboden worden. Da’s vast slecht voor de economie maar beter voor de burger!
De uitzending is zaterdag 27 oktober 2007.
dinsdag 23 oktober 2007
vrijdag 19 oktober 2007
Inburgeren in eigen familie
Ons huis wordt door veel kinderen bevolkt en bezocht. Mensen van verschillende en vooral gemengde nationaliteiten lopen hier de deur plat. Ze komen vaak eten, soms logeren. Andere of dubbele nationaliteiten, cultuurverschillen, vooral bij kinderen speelt het geen rol. Dat mij, als enige autochtoon in dit gezin, de Nederlandse gewoontes zo zwaar zouden vallen, had ik niet verwacht.
De treinreis duurde twee uur. Leo leest alle opschriften op treinen en fabrieken. Alleen bij de stations waar de intercity voorbijraast, gaan de plaatsnaambordjes hem te snel. De oom haalt ons op in de stromende regen. Hij is blij ons te zien. Ik was hier niet eerder en dat vervult me met enige schaamte, ze wonen hier al twintig jaar. Onze ontmoetigen hebben zich beperkt tot de steeds frequentere begrafenissen van de laatste jaren.
Eenmaal bij hun thuis maan ik de kleintjes tot het vegen van voeten en het wassen van handen. In het uur dat volgt spelen ze als de meest voorbeeldige kindjes die er bestaan. Het is koud in huis, ze bieden me niets aan. Als na een uur eindelijk de thee uit de muts komt, ligt er welgeteld één koek op mijn schoteltje. Ik denk aan wat Maxima hierover zei: het ene koekje maar ook hartelijkheid zouden deel uitmaken van de Hollandse identiteit. Ze heeft gelijk. Beide zijn hier van toepassing.
Kees wil Limonade, Leo chocomel. Tante is wat slecht ter been dus help ik in de keuken. Dit betekent geenszins dat ik vlees ga marineren of bossen verse kruiden ga hakselen. Nee, 'helpen' is hier het aanlengen van de limonade. 't.h.t juli 2004' prijkt er op de bovenkant van de fles. Ik ben bleu, zeg niks en troost me met de gedachte dat er zo veel suikers in dat spul moet zitten dat Kees vast geen voedselvergiftiging oploopt.
Van familieleden worden de kinderen en hun carrières besproken. Met mijn boerse handen omklem ik het sjieke theekopje, het schoteltje laat ik staan op de salontafel. Met de andere hand breng ik argeloos de pencee naar mijn mond. Een blik opzij leert me dat het kopje bij het oor dient te worden vastgehouden, voor de koek lag er een vorkje klaar.
Oom wil graag dat we blijven eten en fluistert tante iets in het oor over diepriespizza's. 'Nee', zegt ze 'dat is haar te veel werk'. Ik sputter gauw: 'Doe vooral geen moeite' en 'we nemen de eerstvolgende trein'. Oom probeert het nog één keer, door zijn vrouw tegemoet te komen. 'Nee, nee, dat kun jíj niet doen', wijst ze zijn aanbod resoluut af. De jongens worden hangerig, ik wil ze even uitlaten. Tante drukt ons op het hart dat ze niet over het grasveld voor huis mogen rennen. Oom en ik wandelen en kletsen in de Hollandse motgregen. Er is verder niemand op straat.
Kort erna brengt hij ons weer naar het station. 'Jullie zijn altijd welkom' zeg ik hem ten afscheid. Hij antwoordt iets soortelijks. Ik zeg het niet, maar hij weet en voelt dat ik hier niet snel weer kom. Niet dat mijn familie niet hartelijk zou zijn, integendeel. Maar Hollandse hartelijkheid moet je kunnen zien. Inburgeren valt niet mee.
De jongens krijgen patat bij de snackbar. Thuis maak ik een pannetje soep, het is meer dan we opkunnen. Je weet tenslotte nooit wie er onverwacht langs kan komen.
De treinreis duurde twee uur. Leo leest alle opschriften op treinen en fabrieken. Alleen bij de stations waar de intercity voorbijraast, gaan de plaatsnaambordjes hem te snel. De oom haalt ons op in de stromende regen. Hij is blij ons te zien. Ik was hier niet eerder en dat vervult me met enige schaamte, ze wonen hier al twintig jaar. Onze ontmoetigen hebben zich beperkt tot de steeds frequentere begrafenissen van de laatste jaren.
Eenmaal bij hun thuis maan ik de kleintjes tot het vegen van voeten en het wassen van handen. In het uur dat volgt spelen ze als de meest voorbeeldige kindjes die er bestaan. Het is koud in huis, ze bieden me niets aan. Als na een uur eindelijk de thee uit de muts komt, ligt er welgeteld één koek op mijn schoteltje. Ik denk aan wat Maxima hierover zei: het ene koekje maar ook hartelijkheid zouden deel uitmaken van de Hollandse identiteit. Ze heeft gelijk. Beide zijn hier van toepassing.
Kees wil Limonade, Leo chocomel. Tante is wat slecht ter been dus help ik in de keuken. Dit betekent geenszins dat ik vlees ga marineren of bossen verse kruiden ga hakselen. Nee, 'helpen' is hier het aanlengen van de limonade. 't.h.t juli 2004' prijkt er op de bovenkant van de fles. Ik ben bleu, zeg niks en troost me met de gedachte dat er zo veel suikers in dat spul moet zitten dat Kees vast geen voedselvergiftiging oploopt.
Van familieleden worden de kinderen en hun carrières besproken. Met mijn boerse handen omklem ik het sjieke theekopje, het schoteltje laat ik staan op de salontafel. Met de andere hand breng ik argeloos de pencee naar mijn mond. Een blik opzij leert me dat het kopje bij het oor dient te worden vastgehouden, voor de koek lag er een vorkje klaar.
Oom wil graag dat we blijven eten en fluistert tante iets in het oor over diepriespizza's. 'Nee', zegt ze 'dat is haar te veel werk'. Ik sputter gauw: 'Doe vooral geen moeite' en 'we nemen de eerstvolgende trein'. Oom probeert het nog één keer, door zijn vrouw tegemoet te komen. 'Nee, nee, dat kun jíj niet doen', wijst ze zijn aanbod resoluut af. De jongens worden hangerig, ik wil ze even uitlaten. Tante drukt ons op het hart dat ze niet over het grasveld voor huis mogen rennen. Oom en ik wandelen en kletsen in de Hollandse motgregen. Er is verder niemand op straat.
Kort erna brengt hij ons weer naar het station. 'Jullie zijn altijd welkom' zeg ik hem ten afscheid. Hij antwoordt iets soortelijks. Ik zeg het niet, maar hij weet en voelt dat ik hier niet snel weer kom. Niet dat mijn familie niet hartelijk zou zijn, integendeel. Maar Hollandse hartelijkheid moet je kunnen zien. Inburgeren valt niet mee.
De jongens krijgen patat bij de snackbar. Thuis maak ik een pannetje soep, het is meer dan we opkunnen. Je weet tenslotte nooit wie er onverwacht langs kan komen.
zondag 7 oktober 2007
Zwervend gezin
Hij stempelt de strippen en zegt glimlachend, bij wijze van bijschrift: 'Zo, pak je spullen en ga op reis'. Voor Hollandse begrippen zijn we geen uitzonderlijk gezelschap, maar wel op deze plek en om deze tijd. Kennelijk vervoert hij ons soort reizigers niet dagelijks, eigenlijk vervoert hij helemaal niks, we hebben de bus voor ons alleen.
Een half uurtje later slentert het gezinnetje al zingend tussen de verlaten kantoren van Amsterdam Zuid. Ik was hier al eens. Eén keer in de zinderende hitte, die tussen de glazen gevels nog heter leek. Een tweede maal vielen er met een rotklap ijspegels van tientallen meters hoge dakranden op deze wandelpromenade van het WTC. 'Eetwinkel' en 'sushibar' prijkt er op gevels van holle lege glaspaleizen. We zijn beiden berugzakt en hebben een kind aan de hand. Verder slepen we een vijfliterblik olie en een rol slaapmatten mee. Overdag, tussen de zakenlui, zouden we zo voor uitgezette asielzoekers kunnen doorgaan.
Het station steekt af tegen het verlaten zakencentrum; een bouwput, een Burgerking, haastige voetstappen. De roltrap lijkt een cakewalk en de kaartjesautomaat een gokkast. Een station is voor kleuters net een kermis, hier kan geen snelweg tegenop. We bezetten een glazen wachthok op een verlaten perron. Kinderogen bewonderen het spel van de weerkaatsende autolampen van de nabijgelegen snelweg. In de stad is altijd beweging, altijd iets te zien.
De trein is dun bevolkt met studenten, die oefenen in luidkeels debatteren. De conductrice kan het niet laten om Leo's starende blik te beantwoorden; 'Zo, ben jij zo laat nog op?'. Het vervult hem met trots en verbazing. Hoe weet de hele wereld dat hij in bed had moeten liggen?! Bij het monotone geluid van de voortzoevende trein houdt geen van mijn mannen de ogen open. Ik dompel me onder in een boek dat zich afspeelt op een plek waar ik ooit woonde.
Met één zwaar hoofd op mijn schoot en één op mijn schouder waan ik me in het theater van Pompeius, ònder de campo dei Fiori te Rome. Hoe heerlijk is het te lezen wat ik niet wist en toch ken. Kort geleden begon de grijzende Giacomo me te vertellen over een ondergronds Romeins theater. Ook toen werd ik enthousiast en nu, in 'thuis in Rome' doet Rosita Steenbeek het nog eens uitgebreid. Boven de buhne van het antieke theater kwam ik twintig jaar geleden aan de kost door het schuren van kozijnen en het stucen van muren. Op het plaveisel boven de tribunes kocht ik 'agretti' op de markt. Bruno keek toe vanaf zijn sokkel.
De volgende keer dat ik in Rome ben ga ik met de trein,....en de metro, die er nu dan toch eindelijk is. Uitstappen bij het Colloseum en de Domus Aurea gaan zien. Om te gaan kijken met nieuwe ogen.
Om half twaalf dirigeer ik mijn slaapwandelende gladiatoren naar hun bed.
Een half uurtje later slentert het gezinnetje al zingend tussen de verlaten kantoren van Amsterdam Zuid. Ik was hier al eens. Eén keer in de zinderende hitte, die tussen de glazen gevels nog heter leek. Een tweede maal vielen er met een rotklap ijspegels van tientallen meters hoge dakranden op deze wandelpromenade van het WTC. 'Eetwinkel' en 'sushibar' prijkt er op gevels van holle lege glaspaleizen. We zijn beiden berugzakt en hebben een kind aan de hand. Verder slepen we een vijfliterblik olie en een rol slaapmatten mee. Overdag, tussen de zakenlui, zouden we zo voor uitgezette asielzoekers kunnen doorgaan.
Het station steekt af tegen het verlaten zakencentrum; een bouwput, een Burgerking, haastige voetstappen. De roltrap lijkt een cakewalk en de kaartjesautomaat een gokkast. Een station is voor kleuters net een kermis, hier kan geen snelweg tegenop. We bezetten een glazen wachthok op een verlaten perron. Kinderogen bewonderen het spel van de weerkaatsende autolampen van de nabijgelegen snelweg. In de stad is altijd beweging, altijd iets te zien.
De trein is dun bevolkt met studenten, die oefenen in luidkeels debatteren. De conductrice kan het niet laten om Leo's starende blik te beantwoorden; 'Zo, ben jij zo laat nog op?'. Het vervult hem met trots en verbazing. Hoe weet de hele wereld dat hij in bed had moeten liggen?! Bij het monotone geluid van de voortzoevende trein houdt geen van mijn mannen de ogen open. Ik dompel me onder in een boek dat zich afspeelt op een plek waar ik ooit woonde.
Met één zwaar hoofd op mijn schoot en één op mijn schouder waan ik me in het theater van Pompeius, ònder de campo dei Fiori te Rome. Hoe heerlijk is het te lezen wat ik niet wist en toch ken. Kort geleden begon de grijzende Giacomo me te vertellen over een ondergronds Romeins theater. Ook toen werd ik enthousiast en nu, in 'thuis in Rome' doet Rosita Steenbeek het nog eens uitgebreid. Boven de buhne van het antieke theater kwam ik twintig jaar geleden aan de kost door het schuren van kozijnen en het stucen van muren. Op het plaveisel boven de tribunes kocht ik 'agretti' op de markt. Bruno keek toe vanaf zijn sokkel.
De volgende keer dat ik in Rome ben ga ik met de trein,....en de metro, die er nu dan toch eindelijk is. Uitstappen bij het Colloseum en de Domus Aurea gaan zien. Om te gaan kijken met nieuwe ogen.
Om half twaalf dirigeer ik mijn slaapwandelende gladiatoren naar hun bed.
woensdag 3 oktober 2007
Plasterk en de prinses
De prinses en Plasterk beheersen de krant. Híj heeft het over vrouwen en werk en Maxima over de Nederlandse identiteit. Eigenlijk had een raad hier over gerept maar háár reactie maakt nog meer tongen en pennen los. Het nieuws liet gister een in mijn ogen oer-Hollandse oplossing zien voor Plasterks punt. Het betrof een initiatief in Utrecht om tegenstrijdige belangen met elkaar te verzoenen. In een operatiekamer kunnen vrouwen werken (mannen ook, ja) van kwart over negen tot half drie. Dan zijn ze op tijd thuis om thee te drinken met de kinderen. Compromissen en Calvinisme, dat is misschien waar alles om draait hier. En, niet te vergeten, er moet veel kunnen.
In Frankrijk en Italië schijnt er een laag geboortecijfer te zijn. Vrouwen werken er vaak vijf dagen per week en kiezen er voor om wel of geen kinderen te nemen. Zoja, dan gaan ze heus hun baan niet opzeggen. In Nederland hoeft er vaak niet gewerkt te worden. Je moet 'vooral doen waar je je lekker bij voelt'. De keuze om na de geboorte van kinderen thuis te blijven, past bij dit idee. En, niet te vergeten, Nederlanders zijn er nog altijd van overtuigd dat er, objectief bezien, niemand beter kan zorgen voor hun eigen kroost dan mama (desnoods papa) zelf. Wie dat heeft bedacht mag Joost weten.
Bij de speelzaal zie ik Pakistaanse en Antilliaanse vrouwen in hun werkkloffie (mantelpak) hun kroost ophalen. Soms is het een papa, zus of oppas. Kinderen zijn voor deze vrouwen kennelijk geen excuus om thuis te zitten. Er moet brood op de plank en, indien er een dure studie aan vooraf is gegaan, daar hóór je toch zeker iets mee te doen.
Pauline Meurs legt in de pers nog maar eens uit wat er werkelijk stond en werd bedoeld in het gewraakte rapport van haar Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid. 'Het heeft geen zin nieuwkomers te vragen zich aan te passen aan een nationale identiteit'. Het lijkt me inderdaad rampzalig als nieuwkomers hun eigen arbeidsethos inruilen voor de Nederlandse. Dan zitten straks ook alle Chinese, Turkse, Iraanse en Marokkaanse dames 's middags aan de -munt- thee met één koekje. In plaats van, zoals Plasterk dat wil 'op de zaak'.
Het loopt tegen drie uur. Tijd om thee te zetten voor de jongens. Met een pot zelfgebakken koekjes. Die zijn op voordat het vriendje wordt opgehaald. Ik identificeer me graag met nieuwkomers, weet u. Nu nog een baan vinden.
In Frankrijk en Italië schijnt er een laag geboortecijfer te zijn. Vrouwen werken er vaak vijf dagen per week en kiezen er voor om wel of geen kinderen te nemen. Zoja, dan gaan ze heus hun baan niet opzeggen. In Nederland hoeft er vaak niet gewerkt te worden. Je moet 'vooral doen waar je je lekker bij voelt'. De keuze om na de geboorte van kinderen thuis te blijven, past bij dit idee. En, niet te vergeten, Nederlanders zijn er nog altijd van overtuigd dat er, objectief bezien, niemand beter kan zorgen voor hun eigen kroost dan mama (desnoods papa) zelf. Wie dat heeft bedacht mag Joost weten.
Bij de speelzaal zie ik Pakistaanse en Antilliaanse vrouwen in hun werkkloffie (mantelpak) hun kroost ophalen. Soms is het een papa, zus of oppas. Kinderen zijn voor deze vrouwen kennelijk geen excuus om thuis te zitten. Er moet brood op de plank en, indien er een dure studie aan vooraf is gegaan, daar hóór je toch zeker iets mee te doen.
Pauline Meurs legt in de pers nog maar eens uit wat er werkelijk stond en werd bedoeld in het gewraakte rapport van haar Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid. 'Het heeft geen zin nieuwkomers te vragen zich aan te passen aan een nationale identiteit'. Het lijkt me inderdaad rampzalig als nieuwkomers hun eigen arbeidsethos inruilen voor de Nederlandse. Dan zitten straks ook alle Chinese, Turkse, Iraanse en Marokkaanse dames 's middags aan de -munt- thee met één koekje. In plaats van, zoals Plasterk dat wil 'op de zaak'.
Het loopt tegen drie uur. Tijd om thee te zetten voor de jongens. Met een pot zelfgebakken koekjes. Die zijn op voordat het vriendje wordt opgehaald. Ik identificeer me graag met nieuwkomers, weet u. Nu nog een baan vinden.
Abonneren op:
Posts (Atom)