De dag nadat je met je zoontje van negen naar het ziekenhuis ging om hem te laten verlossen van zijn 'ungis incarnatis', is het vijf december. Met een enorme omzwachtelde teen, waar met geen mogelijkheid meer een sok omheen wil, en met een prachtige surprise onder zijn arm, hinkt hij naar de auto.
De auto waar je ex net een dikke deuk in heeft gereden, en jij zelf er nog een schepje bovenop deed door de rechterspiegel er af rijden. Zodat er nu niet één zielige zilveren voelspriet aan je klusbus hangt, maar twee. Met ducktape blijft de boel nog enigszins zitten maar er wordt die middag "code rood'' voorspeld, met windsnelheden van honderddertig kilometer per uur, dus je hoopt vurig dat de buitenspiegels, als ze er toch afvliegen, geen andere weggebruikers raken.
Je zoontje is in een opperbeste stemming: 'Dit wordt een superleuke dag!'. In een poging hem tegen al te grote teleurstellingen te beschermen, mompel je iets over: 'Misschien heeft niet iedereen zich zo uitgesloofd'. Maar dat was niet erg. Ook bereid je hem voor op de voorspelbare vragenstroom van die dag: 'Wat heb je aan je voehoet?'. Je tipt hem over 'Paard van de Sint op gaan staan', of 'Blijven hangen in de schoorsteen' maar kleine Kees is heel nuchter: 'Dat gaat ze niks aan'. Punt.
Niets kon zijn blije bui nog bederven.
Je dropt hem hinkend bij de school. Claimt de moeder die in de verte aan komt lopen vast als mantelzorger en pareert haar vragende gezicht met 'Nee, er is niks met zijn voet'. De moeder, gevat: 'Ja, nee, logisch, dat doe ik ook elk dag, met een vuilniszak om mijn voet naar school'. Maar je zit alweer achter het stuur, laverend tussen de fietsende schoolkinderen. (Vreselijk, die ouders die hun kinderen met de auto brengen!). (Dank je wel L.)
Eén voor half negen parkeer je je gehandicapte bus scheef voor de deur van de tandarts. Je komt keurig om half negen binnen. De tandarts had je tien minuten eerder verwacht. Ja, daar had ie gister nog over gebeld. Nou ja hoor, er zijn grenzen, ook op vijf december.
Hoewel, aan die grenzen ga je langzaam twijfelen, als je, nadat je twee vullingen rijker bent, nog even langs de garage gaat, en hoort dat de autoreparatie tweeënhalf duizend euro gaat kosten. Maar dat komt vast omdat de garage weet dat de verzekering de boel betaalt.
Je andere zoon valt, op weg naar school, twee keer van zijn fiets, en heeft wellicht een scheurtje in zijn borstbeen. Je oudste is, na een jaar, nog steeds niet uit zijn schulden. Je krijgt woorden met je vriend over een zebrapad en met je ex over Franse woordjes. Het dak lekt, het autoruitje is ingetikt en je Tom-tom gestolen. Het is allemaal niet erg. Het valt allemaal in het niet.
Als blijkt dat je zoontje, die die ochtend overliep van vreugde
Zich oneindig op het Sinterklaas feest verheugde,
geen surprise kreeg
Niet een lelijke,
niet een smerige
Maar gewoon géén één
Omdat niemand zijn lootje had.
Niemand had zitten ploeteren op een basket van karton
of een piano van klei,
of een schaakstuk,
of een suffe stoomboot.
Juf gaf hem nog een cadeautje uit de 'je-weet-maar-nooit'- zak.
Maar daar gaat het niet om'!', brulde Kees, terwijl hij zijn gezicht snikkend in de leuning van de bank drukte, 'het gaat om de surprise, de verpakking, dat iemand zijn best voor je heeft geda-ha-haan'!'
Ontroostbaar was ie.
On-troost-baar.