De ratelende wieltjes van Leo's skateboard begeleiden de Hallelulah's die ons tegemoet komen.
We laveren tussen een deprimerende verzameling gebouwtjes die hier aan de rand van de ringweg tijdelijk onderdak biedt aan allerlei vage bedrijven en genootschappen. Belendende borden hangen scheefgezakt achter glas. Op hoogspanningskabels boven ons zitten honderden spreeuwen zij aan zij te kwetteren in de zon:
"Kijk, die hebben vandaag ook een kerkdienst", zeg ik tegen Leo, terwijl ik mijn fiets op slot zet. Hij wil zich laten dopen. Al maanden had ik het plan om eens met hem mee te gaan naar de kerk. Vandaag is het zover.
Leo wacht op mij in de deuropening. Het eerste dat ik bij binnenkomst zie zijn twee mollige babybeentjes die omhoog worden getild om een nieuwe luier onder de billetjes te leggen. Het kind ligt op een kantoortafel, zijn moeder heeft het ontkroesde haar perfect in model. Net als alle andere kerkgangers. Stilletjes gaat Leo me voor naar twee lege stoelen. Hij legt zijn skatebord tussen ons in. Ongemakkelijk liggen mijn handen op mijn schoot.
Een paar rijen vóór mij doet een moeder met een omvang waar ik drie keer in pas (wat moet het fijn om tegen zo'n boezem troost te vinden) verwoede pogingen haar tienerzoon bij de dienst te betrekken. Onder zijn gezicht waar de verveling van afdruipt zit een prachtige vlinderstrik. Het maakt zijn paars met zwarte pakje helemaal af. Ik stel me voor dat er bij hen vanmorgen geen onenigheid was over wat het kind aan moest trekken. Zo'n omvangrijke vrouw deelt thuis vast de lakens uit. Hoe anders verliep het bij mij thuis. In mijn Hollandse huishouden met 'overleg-structuur'. Mijn halfslachtige poging om Leo over te halen zijn sportbroekje te verruilen voor een nettere outfit haalde niks uit. Het ging er volgens mijn zoon niet om hoe je er uitzag, maar hoe je van bínnen bent. Tegen zoveel zondagse wijsheid kon ik niet op.
Niet alleen ontbeer ik het gezag van een zelfverzekerde moeder uit de Cariben, ik zal me ook nooit zo'n warme 'W' eigen kunnen maken. Als we '
Wees welkom in de familie van God' inzetten, klinkt het uit mijn mond meer als "
Fees-vél-kom". Zelden was ik me eerder zo bewust van mijn kleur. Ik voel me als een vrouw die zonder hoofddoek de moskee betreedt, als een Chinees op schaatsen. Dat ik braaf meezing voor '
The Almighty' doet naar weinig aan af. Opgelucht geef ik gehoor aan de voorganger die iedereen uitnodigt een nieuwgeborene te zegenen. Weet ik eindelijk waar ik mijn handen moet laten. Tientallen armen strekken zich uit naar voren. Naar het kale kindje met roze strik.
Zingen is fijn en van heupwiegen ben ik ondanks mijn witte kleur niet vies. Wel gaan mijn tenen krommen als de aanwezigen er aan worden herinnerd dat God een bestemming voor ons heeft. Op zichzelf een troostrijke gedachte. Ook best een mooi tegengeluid voor de doorgeslagen maakbaarheid van ieders eigen geluk anno 2017. Spijtig genoeg haalt de voorganger in dezelfde passage de rol van huisvrouw aan. Mijn gedachten dwalen af naar hoe honderd jaar eerder met hetzelfde argument de logica van de bevoogding van zwarten werd gepredikt, en vijftig jaar terug degenen met een andere seksuele voorkeur werden -en worden- neergezet als mensen die tegen 'Gods wil' ingingen. De schepping wordt bezongen met een stichtelijk lied van Elly en Rikkert. Ik heb persoonlijk meer met hun
'kauwgomballenboom' ("de ballen die dan plakken laat ie naar beneden kwakken")
Mijn kritische gedachten worden onderbroken als Leo me te kennen geeft te gaan staan. De voorganger merkt op dat er 'enkele nieuwkomers in ons midden zijn'. Ongemakkelijk neem ik het applaus en vooral de glimlachende blikken in ontvangst. Wees welkom, galmt het door mijn heidense gedachten.
God mag weten wat er in hun hoofden omgaat.
Als we weer thuis zijn vind ik op de grond een papiertje met Leo's handschrift
"Vader tuchtigt je met een reden". Hieronder prijkt de naam van de voorganger waar ik na de dienst mee sprak. Ik laat niet merken dat ik het briefje lees en leg het terloops terug. Als hij me vraagt wat ik van de dienst vond probeer ik zo lovend mogelijk te zijn:
"Ik weet dat de kerk belangrijk voor je is, en jij, Leo, bent belangrijk voor mij. Dus het was fijn om er bij te zijn". Ook vraag ik hem wie hij wil dat er aanwezig is bij zijn doop. Hij mompelt wat namen en voegt er na een stilte aan toe:
"Ik weet het nog niet, misschien moet ik eerst nog eens bij de katholieke kerk kijken."
Oh bless me Father!
Take me to church!
Hallelujah!