vrijdag 29 september 2017

Mijn zus eet uit de prullenbak

Mijn zus eet uit de prullenbak. Of, beter gezegd, uit een container. En dan bedoel ik niet containers die in stapeltjes van drie dienen om studenten te huisvesten maar zo'n bak op wielen achter een supermarkt waar afval in wordt gedumpt. En ze is er nog trots op ook. Sterker nog, de meeste van de foto's die ze in de familieapp plaatst, zijn stillevens van haar vangst. 'Oogst', noemt ze het zelf.

Ze heeft verder een keurige betrekking op een school alwaar ze kindertjes van expats (eufemisme voor gelukszoekers) Nederlands bijbrengt. Ze doet elke dag de afwas, veegt dagelijks haar keukenvloer en houdt een oogje in het zeil bij haar bejaarde buurvrouw. Roken of drinken doet ze niet en 's morgens zet ze cafeïnevrije koffie met melk en een beetje suiker. Op de terugweg van haar werk gaat ze om de dag langs 'haar' container en stopt dan de 'boodschappen' in haar fietsmandje. Naast de voorleesboeken voor kleuters. Keuzestress over wat ze zal koken is haar vreemd en ze heeft over variatie op het menu weinig te klagen. Soms moet de oogst worden verwerkt en staat ze opeens twee kilo asperges schoon te maken of inspireert een vangst haar tot het bakken van een taart vol bosbessen. Die rijper zijn dan je ze in het schap ooit aantreft.

Eigenlijk is er weinig verschil met wat er in mijn achtertuin groeit. Alleen heeft mijn zus geen last van ziektes als meeldauw op de courgettes of kroprot in de sla. Qua fruit stel ik me tevreden met de twee (!) appels die in mijn boom hangen. Aan het kweken van bananen en avocado's waag ik me voorlopig maar niet.

Mijn zus hoeft ook geen concurrentie te vrezen. Maar bij mij smullen slakken met of zonder huis van de aardbeien, meent de kat dat het geschoffelde bedje prei een ideale kattenbak is en gunnen de mussen mij geen rijpe boontjes.

Ook bespaart ze zich het werk van het opbinden van de komkommer, het dieven van de tomaten en het toppen van de basilicum. Er wordt bij haar op hete dagen geen kostbaar drinkwater aan sproeien verspild en tot slot bespaart ze er ook nog eens geld mee.

Het zal vast niet lang meer duren totdat Sire met een kliekjescampagne 2.0 komt: 'Eet meer afval' 


Afval








 
Ook afval (uit Turkije)
 
Fruitsalade uit de container!


Deze hebben wel pitjes

maandag 25 september 2017

De redacteur

Met mijn fiets aan de hand en net opgestoken peuk vraag ik me af hoe Amsterdam in zo'n korte tijd zo veranderd kan zijn. Maar na het uitblazen van de rook, zie ik het muziekgebouw aan het IJ en het aanmerende pontje uit Noord. Ik ben aan de verkeerde kant van het Centraal Station beland. Teruglopen naar de andere kant lijkt me met fiets nogal een gedoe, de recente beknelling tussen de poortjes van de Parijse metro staat me nog helder voor de geest. Ik rij er omheen. Over het plein met de 'shared space': voetgangers en fietsers kris kras door elkaar. Onder de nieuwe fietstunnel door, waar op een blauw-wit tegeltableau woeste schuimkoppen rond schepen met VOC-mentaliteit dansen: 'Neerlands trots onder het spoor.' 

Hier is dan dat Amsterdam, waar 'bewoners' zich niet meer thuis zouden voelen omdat stadgenoten hun huizen via Air-BNB verhuren. Waar taxibedrijven elkaar op leven en dood beconcurreren. Ben benieuwd wie van hen terug zou willen naar het Amsterdam uit 'Zondagsgeld' van Philip Snijder. Toen er zo veel troep in de Bickersgracht werd gedumpt, dat er eilandjes aan de oppervlakte verschenen. 

Aan de goede kant van het station bewonder ik de in steigers en gaas verstopte gevel. Een kudde Duitse scholieren trekt ratelend hun koffers achter zich aan. De bel van een tram klinkt als iets uit een vorig tijdperk, maar werkt nog prima: een Frans gezin springt geschrokken van de rails. Dan word ik, tien minuten na mijn aankomst, naar de weg gevraagd, in plat Amerikaans. Voor mij als Groninger die is behept met een straatnamenfetisj -ik liep mijn roeping als postbode mis-, is er geen beter welkom denkbaar. Met misplaatste trots wijs ik hen de weg. Ze zochten het station. 

Er tegenover staat het huisje dat een hoofdrol speelt in 'Publieke werken'. De schrijver van dat boek, Thomas Roosenboom, heeft zich volgens deze Mark nogal wat literaire vrijheden gegund. Hoofdpersonen zouden zich niet hier maar in Duitsland en Hoogeveen bevinden. En de verfilming is grootdeels in Hongarije gedraaid. Best handig, omdat het Victoriahotel dat om het huisje is gebouwd er nog niet stond in de tijd dat het verhaal speelde. Terwijl ik bedenk dat ik noch het boek las, noch de film zag, attendeert een man me op een loshangende snelbinder. En nee, ook dit was geen truc om me te bestelen. 

Mijn route gaat langs de Schreierstoren, over de Gelderse kade naar de Nieuwmarkt, waar je twee eeuwen eerder niet op weedlucht werd vergast maar een luguber spektakel kon zien: "het verminken der ledematen of der zintuigen, als het afsnijden der ooren, het uitsteken der oogen, het splijten van den neus, het opensnijden van de wang enz." Na twee keer links en rechts - als ik mijn hand uitsteek voel ik me tamelijk provinciaal- is er geen toerist meer te zien. Hier verschillen de bankjes op de stoep en bloemen in melkbussen niet veel van wat men in de straatjes van pakweg Appingedam aantreft. 'Snoekjeskade', lees ik op de gevel. Nooit van gehoord. 

De ochtend erna vraagt mijn moeder in mijn eigen Air BNB aan de Amstel welke koffie ik wil. Mijn vader vouwt een plattegrond open en zoekt de snelste weg naar de schrijfdag in Diemen. Of all places. Wellicht zijn zaaltjes daar voor een lager tarief te huur dan in deze metropool itself. 'Is het beter om de ringdijk te volgen of is de weg door Watergraafsmeer toch korter?' Ik mag de kaart wel mee, zegt hij. Maar mijn navigatie staat al aan. Internet is de doodsteek voor hulpvaardige vaders. Al heeft de mijne een hippere I-phone dan ik. 

Ik fiets langs borden die me oproepen om bij verdachte situaties 112 te bellen. Op de halve naakten in de tuin van Frankendael zit een groen waas. Aan de ene kant van de rechte weg die me naar Diemen voert staat een hekwerk met fraaie foto's van verstilde taferelen. Foto's die achter de tralies en rododendrons grafzerken doen vermoeden. Links wachten voetbalvelden op wat komen gaat. Op weg naar de schrijfdag fiets ik over de Middenweg tussen de doden en de levenden door. Straks zal Arthur Japin spreken en redacteuren houden lezingen. Eén van hen ken ik nog van vroeger, toen hij nog een soort van familie van mij was. 

In Diemen lijken de straatnaamborden in de ban gedaan. Die mening is ook Lidewijde Paris toegedaan, zo hoor ik haar uitroepen als ze met stapels boeken binnenstormt in theater 'de Omval'. Ik heb dan nog geen idee wie ze is. Lidewijde komt uitleggen hoe je leest, aan ons debutanten in spé. Die zich tussen de lezingen door in de kijker proberen te spelen bij redacteuren en uitgevers, of zelf worden warm gepraat door schrijfcoaches. Tussen het blonde, witte vrouwvolk dat van heinde en verre naar deze schrijfdag komt, hoef ik niet meer bang te zijn om op te vallen. Al wil ik dat nu juist wel. 

De redacteur die ik ken staat buiten te roken. Hij herkent me: 'Hé, jij ook hier?'. We zoenen elkaar gedag. (Of moet dat anders geformuleerd, als het een weerzien is?) Ook ik ben verbaasd, ik had in hem, een keurige familieman met koningspaar uit een Vinexwijk, geen roker vermoed. Ooit was ik te gast op zijn bruiloft, hij kwam op kraamvisite bij mijn tweede en ik weet dat zijn dochter de naam van een bestseller draagt. Het wordt vandaag zijn eerste lezing. Hij oogt nerveus, pielt wat met zijn smartphone en zegt dan dat zijn vrouw niet weet dat hij rookt. "Dat ruikt ze toch'', flap ik er uit. Maar hij heeft een dekmantel, hij gaat vanavond nog naar rocktempel Paradiso. Ik volg je op twitter, zeg ik nog. 'O ja, dat vergeet ik altijd', zegt hij, 'dat mensen mij volgen.

De hele dag horen we verhalen over slush piles, showing & telling en suspension of disbelief. Hier en daar krijgen we een inkijkje in het thema van iemands levensverhaal/ roman in wording: "Hoe overleef ik twintig jaar met een vrouwenhater". 

De laatste spreker is een Vlaamse. Ze leent zich goed voor de oefening om aan 'personages eigenschappen toe te dichten'. Braaf fantaseer ik met wie deze vrouw, met kaarsrechte pony en strenge bril, het bed deelt. En hoe. Er lopen een paar toehoorders de zaal uit. Zou mijn verzonnen hete Vlaamse te luid zijn geweest? 

Gelukkig bleven bij de redacteur die eens familie was de toehoorders wel zitten. In navolging van zijn advies 'maak geen strikte scheiding tussen wat is en wat zou kunnen' bedenk ik dat zijn speech wellicht door zijn vrouw is geschreven en dat het door hem aangehaalde ingedutte huwelijk misschien op hen slaat. Of, en dat is een lievere aanname, staat het boek van van Marissing met als thema de verwijdering tussen twee echtelieden na de komst van een kind hem nog helder voor de geest (en voilá, de tweede 'heldere geest' in deze longread. Foute boel). Of hangen zaken samen? Je ziet wat je wilt zien slaat zeker ook op lezen. 

'Het begint met het besef dat de levens die u schept in de verzonnen wereld (...) onlosmakelijk zijn verbonden met uw eigen bestaan in de werkelijke wereld.' Dat heeft hij mooi gezegd, of beter nog: mooi geschreven (of zíj, who knows?) Want wat ik hem mee zou willen geven is dat geschreven en gesproken tekst wezenlijk anders zijn. Bij het nalezen van zijn speech 'leeft' die wel, maar zo door hem opgelezen van blad een stuk minder. Misschien struikelt hij om een andere reden over zijn woorden. Was hij zonet buiten druk aan het appen met zijn geheime date? Die straks breed lachend en knetterstoned tegen hem aanrijdt in Paradiso. Of achter de bosjes van het verstilde Frankendael. (Ja, Geert Kimpen, ik heb goed opgelet bij uw les over dat 'planten'; anekdotes eerder benoemen omdat er later in het verhaal nog iets mee moet). Want waarom benoemde hij de twee manuscripten die in zijn auto lagen, (maar niet mocht lezen van zijn vrouw omdat het zondag was) maar liep hij na de schrijfdag richting trein? 'Ook als u tot de conclusie komt dat de werkelijkheid te veel beperkingen heeft om antwoord te geven op uw vragen, en er dus voor kiest om uw verhaal in romanvorm te vertellen, is dat nog niet meteen een reden om de domeinen van wat is en wat zou kunnen strikt van elkaar te scheiden.' 

Na de lezing zit hij in het redacteurenhoekje waar hij de één na de andere bezoeker te woord staat die hun ongetwijfeld unieke manuscript meenamen. Ik drink bier, hij cola. Dan roep hij er een organisator bij: "Dit zijn de laatste twee waar ik mee praat en dan ga ik nog een peuk roken met Lehti". Verbaasde hoofden draaien zich naar me om. Had die dame van Querido ons niet bezworen dat je iemand moest kénnen uit de uitgeversscene, denken ze wellicht. Ik lach schaapachtig en realiseer me dat hij mijn manuscript al eens las. Nu zit het ergens in de catacomben van mijn gecrashte Mac. 

Buiten toon ik bewondering voor zijn geduld. En in plaats van hem opnieuw wat van mijn verhalen  in de hand te drukken, plaatst hij me náást zijn functie: 'Die vrouw met de hoed was wel interessant, heb je haar gezien? Het klonk alsof ze uit een ander milieu kwam, ik heb haar mijn mailadres gegeven, 's kijken of ze ook met woorden overweg kan.'  Ik zag veel vrouwen, maar geen hoed. Shit, denk ik dan, heb ík zijn mailadres eigenlijk wel? Dan dicht ik mezelf de rol van strenge recensent toe. Hij bedankt me hartelijk voor de tip om vragenstellers uit de zaal in het vervolg even de microfoon te geven. Dat ook zijn spreektempo en ademhaling enige aandacht behoeven hou ik wijselijk voor me. Net als zijn tweet waarin hij ageerde tegen mensen die antidepressiva als zinloos afdoen. Ik zeg er niks over. Vraag er niet naar. Pijnlijk ervaar ik hoe veel moeilijker sommige onderwerpen in het echte leven zijn dan er iets over te schrijven. 

Hij steekt er nog één op. Hij kreeg goede feedback, zegt hij. Sommigen zagen in hem een stand-up comedian. Gemeen voeg ik er aan toe dat zij bij hem iets te halen haddden. 'Jij toch ook?', zegt hij adrem. Hij heeft gelijk. Mijn schrijfsels of link naar hier, durf ik hem niet te geven. Wel probeer ik hem te teasen met iets dat er niet meer is: dat dit blog tien jaar geleden begon met kinky verhalen. Zijn interesse is gewekt. Seks sells. Maar na de melding dat het hier nu netjes gekuist is, slaat het gesprek dood. 

De lastigste bezigheid in het schrijfproces zit hem in het schrappen. En dan bij voorkeur de stukken waar je van bent gaan houden. Daar is een prachtige, alweer Engelse term voor: 'Kill your darlings'. 'Als je tweeduizend woorden hebt, probeer er dan driekwart van te schrappen'. Dat ik niet erg moordzuchtig ben aangelegd blijkt uit dit schrijven dat 1999 woorden telt. 

Vierentwintig uur na mijn aankomst op Amsterdam CS, til ik mijn fietsje weer uit de trein in mijn thuissstad Groningen. Hoewel ik hier niet opgroeide. Voor het station hoor ik flarden van een Grieks gesprek. Voor het Groninger museum zingt een bluesgitarist zijn geld voor een paar biertjes of overnachting bij elkaar. Op het Zuiderdiep zitten terrassen vol met mederokers en vreemdgangers en zelfs op dit late zondagse uur speelt er een heus bandje in de Folkingestraat. Een meisje met blauw haar haalt me in op haar longboard, ik fiets langs de school die de redacteur bezocht (hij groeide hier wél op), over het Damsterdiep en dan dwars over het Europaplein. Deze Martinistad heeft geen krant nodig om op te scheppen over één zogenaamde 'shared space'. Hier gaan op kruispunten alle fietsverkeerslichten tegelijk op groen. Voor elke richting. Dat levert in de spits een prachtig schouwspel op. Geen Stadjer die zich daarvoor op de borst klopt. Het werkt gewoon. 

Of datzelfde voor mijn debuut geldt moet nog blijken.

zondag 17 september 2017

Take me to church

De ratelende wieltjes van Leo's skateboard begeleiden de Hallelulah's die ons tegemoet komen. We laveren tussen een deprimerende verzameling gebouwtjes die hier aan de rand van de ringweg tijdelijk onderdak biedt aan allerlei vage bedrijven en genootschappen. Belendende borden hangen scheefgezakt achter glas. Op hoogspanningskabels boven ons zitten honderden spreeuwen zij aan zij te kwetteren in de zon: "Kijk, die hebben vandaag ook een kerkdienst", zeg ik tegen Leo, terwijl ik mijn fiets op slot zet. Hij wil zich laten dopen. Al maanden had ik het plan om eens met hem mee te gaan naar de kerk. Vandaag is het zover.

Leo wacht op mij in de deuropening. Het eerste dat ik bij binnenkomst zie zijn twee mollige babybeentjes die omhoog worden getild om een nieuwe luier onder de billetjes te leggen. Het kind ligt op een kantoortafel, zijn moeder heeft het ontkroesde haar perfect in model. Net als alle andere kerkgangers. Stilletjes gaat Leo me voor naar twee lege stoelen. Hij legt zijn skatebord tussen ons in. Ongemakkelijk liggen mijn handen op mijn schoot.

Een paar rijen vóór mij doet een moeder met een omvang waar ik drie keer in pas (wat moet het fijn om tegen zo'n boezem troost te vinden) verwoede pogingen haar tienerzoon bij de dienst te betrekken. Onder zijn gezicht waar de verveling van afdruipt zit een prachtige vlinderstrik. Het maakt zijn paars met zwarte pakje helemaal af. Ik stel me voor dat er bij hen vanmorgen geen onenigheid was over wat het kind aan moest trekken. Zo'n omvangrijke vrouw deelt thuis vast de lakens uit. Hoe anders verliep het bij mij thuis. In mijn Hollandse huishouden met 'overleg-structuur'. Mijn halfslachtige poging om Leo over te halen zijn sportbroekje te verruilen voor een nettere outfit haalde niks uit. Het ging er volgens mijn zoon niet om hoe je er uitzag, maar hoe je van bínnen bent. Tegen zoveel zondagse wijsheid kon ik niet op.

Niet alleen ontbeer ik het gezag van een zelfverzekerde moeder uit de Cariben, ik zal me ook nooit zo'n warme 'W' eigen kunnen maken. Als we 'Wees welkom in de familie van God' inzetten, klinkt het uit mijn mond meer als "Fees-vél-kom". Zelden was ik me eerder zo bewust van mijn kleur. Ik voel me als een vrouw die zonder hoofddoek de moskee betreedt, als een Chinees op schaatsen. Dat ik braaf meezing voor 'The Almighty' doet naar weinig aan af. Opgelucht geef ik gehoor aan de voorganger die iedereen uitnodigt een nieuwgeborene te zegenen. Weet ik eindelijk waar ik mijn handen moet laten. Tientallen armen strekken zich uit naar voren. Naar het kale kindje met roze strik.

Zingen is fijn en van heupwiegen ben ik ondanks mijn witte kleur niet vies. Wel gaan mijn tenen krommen als de aanwezigen er aan worden herinnerd dat God een bestemming voor ons heeft. Op zichzelf een troostrijke gedachte. Ook best een mooi tegengeluid voor de doorgeslagen maakbaarheid van ieders eigen geluk anno 2017. Spijtig genoeg haalt de voorganger in dezelfde passage de rol van huisvrouw aan. Mijn gedachten dwalen af  naar hoe honderd jaar eerder met hetzelfde argument de logica van de bevoogding van zwarten werd gepredikt, en vijftig jaar terug degenen met een andere seksuele voorkeur werden -en worden- neergezet als mensen die tegen 'Gods wil' ingingen.  De schepping wordt bezongen met een stichtelijk lied van Elly en Rikkert. Ik heb persoonlijk meer met hun 'kauwgomballenboom' ("de ballen die dan plakken laat ie naar beneden kwakken")

Mijn kritische gedachten worden onderbroken als Leo me te kennen geeft te gaan staan. De voorganger merkt op dat er 'enkele nieuwkomers in ons midden zijn'. Ongemakkelijk neem ik het applaus en vooral de glimlachende blikken in ontvangst. Wees welkom, galmt het door mijn heidense gedachten. God mag weten wat er in hun hoofden omgaat.

Als we weer thuis zijn vind ik op de grond een papiertje met Leo's handschrift "Vader tuchtigt je met een reden". Hieronder prijkt de naam van de voorganger waar ik na de dienst mee sprak. Ik laat niet merken dat ik het briefje lees en leg het terloops terug. Als hij me vraagt wat ik van de dienst vond probeer ik zo lovend mogelijk te zijn: "Ik weet dat de kerk belangrijk voor je is, en jij, Leo, bent belangrijk voor mij. Dus het was fijn om er bij te zijn". Ook vraag ik hem wie hij wil dat er aanwezig is bij zijn doop. Hij mompelt wat namen en voegt er na een stilte aan toe: "Ik weet het nog niet, misschien moet ik eerst nog eens bij de katholieke kerk kijken." 

Oh bless me Father!
Take me to church!
Hallelujah!

dinsdag 5 september 2017

De betaalde voyeur

Ze willen iets groters, lichters en meer groen om zich heen en vertrekken nu van de uitgeleefde bovenwoning in de binnenstad naar een huis met eigen parkeerplek. En ik verhuis, zoals met veel van mijn klanten, met hen mee. Bij deze mensen was gezinsuitbreiding de reden om te verkassen maar soms willen mensen om omgekeerde redenen weg. Omdat er iemand dood is. Of vanwege een scheiding. In dat laatste geval is men het over weinig nog eens en de oplevering van de oude, gezamenlijke stek geeft dan de nodige stress. Die ik geduldig aanhoor als men mij koffie aanbiedt.

Zwangerschapskwaaltjes, gedoe over de erfenis of wrok naar een ex. Een man die opschept dat hij zijn zoon, die vastzit, elke week opzoekt, gemopper op buren. Ik hoor verhalen uit elke levensfase. Een moeder die zich ongevraagd bemoeit met haar kind dat op kamers gaat, de vrouw die de hoop ooit nog te gaan samenwonen heeft laten varen en kleiner gaat wonen en de ouderen die hun beklag doen over familie die hen een verzorgingshuis in wil praten.

Na de koffie betreed ik de duistere hoeken in hun huizen. Voor een uur, een dag of een hele week. In de goot, door keukenafvoeren of achter kniebeschotten van een zolder waar men alles heeft verstopt dat niet voor andermans ogen bestemd is of waarvan herinneringen pijn doen. Ik vervang een deur met een gat en maak een doorgezakt bed weer heel. Ik trek lades open in bad- en slaapkamers zonder naar de inhoud te kijken en repareer alleen de gevolgen van de overbelasting ervan. 

Wat ik ook hoor, waar ik ook loop of gluur of graai, men is altijd blij met mijn komst.
En ik word er nog voor betaald ook.