Als puber was ik wel eens jaloers op meiden die elk half jaar met hun moeder de stad in gingen om voor een paar honderd gulden hun garderobe te vernieuwen. Anderzijds leek het me een crime. Want nieuwe kleren betekende passen. En de enkele keer dat ik met mijn moeder gezellig ging winkelen in Delft of Den Haag, verliep ongeveer zo:
Moederlief zag vanuit haar ooghoek dat ik langer dan twee seconden bleef hangen bij een kledingrek (het liefst één dat pontificaal buiten op de stoep stond, zodat het overgaan van een drempel nadrukkelijk werd vermeden). Met een beetje mazzel reikte mijn hand dan, ja betástte ik met mijn vingertoppen zelfs, een kledingstuk. Als ze me dan voorzichtig attendeerde op de aanwezigheid van een paskamer, creëerde het uitspreken van dit woord een plotselinge afstand tussen mij en het mogelijk nieuwe t-shirt, sweater of broek: "Nee hoor, mam, ik vìnd dat niet mooi, hoe kom je dáár nou bij?" En als ik dan, bij hoge uitzondering, toch in mijn ondergoed in zo'n hokje stond (het is mij een raadsel hoe ze mij zo ver kreeg), constateerde ze vol ongeloof dat ik voor de gelegenheid mijn meest aftandse hemd droeg en waarschijnlijk ook niet de moeite had genomen me van te voren even op te frissen.
Fijn. Zo'n dochter.
Met vriendinnen 'stadten', is ook nooit wat geworden. Want ik ging met zestien jaar al het huis uit en liep even later, -vraag me niet waarom-, in nog aftandser kleren achter een kudde schapen (en een foute vent) aan. In een land waar men de onnavolgbare gewoonte heeft om zich minstens drie maal daags om te kleden. Quel horreur!
De kledingoorlog begon al als peuter. Een befaamde familieanekdote is die van mijn oma die op haar kleindochters zou passen om mijn moeder, die ziek was, te komen helpen. Oma was dol op ons en kwam graag. Ze naaide, wandelde, bakte brood en havermoutkoekjes maar ze stelde wel één voorwaarde, alvorens van Friesland naar Holland af te reizen: als ze míj maar niet hoefde aan te kleden. Mijn moeder is toen zelf maar uit bed gekomen om de strijd met monster Lehti te leveren.
Er waren meer 'meisjesdingen' die niet aan mij besteed waren. Zo weigerde de kapper me te knippen toen ik als kleuter wild om me heen sloeg. Hij wendde zich tot mijn moeder en zei: "Neemt u dat varken maar weer mee." Als ik nú kind was geweest, zat ik al lang onder de ritalin.
En ook nu ik -een soort van- volwassen ben, blijft het behelpen. Op mijn vorige klerenjacht, nam ik mijn minnaar mee. Hij is dòl op mooie kleertjes, geurtjes, schoenen. Híj wel. Toen ik me met drie te dure broeken terugtrok in een peeskamertje (haakjes! haakjes!, waarom zijn er toch overal zo weinig háákjes?) nam hij plaats op een krukje (Nee, beste lezer, het beeld van zo'n ongelukkige vent die om zijn vrouw heendraalt klopt hier niet. Deze man genóót) en hield hij een verplichte babbel met de winkeljongen: "Ze houdt niet van passen, meneer, haha", "Nou, precies, wat u zegt, dat hoor je niet vaak, ha ha." (Ja, halló, neem ik iemand mee om te voorkomen dat ik zelf in mijn slipje door de winkel moet voor een ander model, gaat ie me een beetje belachelijk maken! Oud wijf!) Na één broek had ik het wel gehad. Wat er verder in de schappen lag, gunde ik geen blik meer waardig. Boos beende ik de winkel uit. Mijn goed geklede begeleider kwam proestend van het lachen achter me aan.
Maar deze vrijdag zou ik de vrouw zijn! Vol goede moed fietste ik naar de kledingzaak. Die nog dicht was. De naastgelegen kinderkledingwinkel was gelukkig wèl open (uitstellen van pasgedrag?). En jawel, toeval bestáát, want daar stond de winkeljuffrouw van de zaak waar ik heen zou (we wonen hier eigenlijk in een dorp). Even later struinde ik alsnog onwennig tussen de tweedehands kleren.
'Wat is je maat?', vroeg ze (zou ze me al een tijdje hebben gadegeslagen?: 'Wat zou dat mens toch zoeken tussen de rekken met XXL?!'). Ik mompelde iets terug over 'mijn onderarm die in de taille moest passen'. Want ik wéét dat dus niet, hè, welke maat ik heb. De broek om je nek doen werkt ook prima, vooral om de paskamer te omzeilen.
Uiteindelijk heb ik me dan toch in een broek gehesen. Toen ik voorzichtig het gordijntje weer openschoof, klonk er eerst een veelbetekenend: "En?". Maar na bestudering van mijn bilpartij, zei ze dat ie me te wijd was. "Waar heb je die gepakt?... O, ja, dáár hangen de gróte maten." Om niet te snel toe te geven wierp ik eerst nog een blik in de spiegel. De broek was vies. "Nee," zei ze, "dat hóórt zo, dat doen ze expres (Ja duh, dat wist ik óók wel!), volgens haar had ik last van beroepsdeformatie. ("Dokter, ik zie schildersschimmen").
Ik weiger te betalen voor bevlekte kleren, dus dat ie te groot was kwam goed uit. Maar na het aan- en uittrekken van nog vijf broeken, kreeg ik zweterige associaties met mijn pubertijd. Voor de vorm bladerde ik nog even tussen de drollenvangers en pochte dat ik ècht wel wist dat die nu in de mode zijn. Weer mis! Zo'n zwemvlies tussen je benen is alweer passé. Zei ze. Vrouw zijn valt niet mee.
Tussen het bedienen van mij en de enkele andere klant, lepelde ze haar sla naar binnen. Zíj had vanmorgen wel eerst koffie gedronken met andere vrouwen. Drie cappuccino zelfs. Nu stond ze te stuiteren en had honger. Maar ze wist mijn minderwaardigheidscomplex wel te relativeren: "Ik heb er ook wel eens moeite mee hoor, met vrouw zijn." Verheugd vroeg ik wat haar zoal dwars zat: "Nou, ik schrijf in mijn agenda dat ik mijn benen moet ontharen, anders vergeet ik dat."
Dank je wel juffrouw Novy, broek en blouse passen perfect. Ik voel me weer helemaal vrouw!
(toen ik die avond ging douchen, zag ik dat ik alwéér was vergeten nieuwe scheermesjes te kopen.
Net als vorige week, en de maand daarvóór. Misschien moest ik ze eens op mijn lijstje zetten.)
De foto's zijn vijf jaar geleden gemaakt, bij een heuse sarto (kleermaker) Toscano. Daar schopten ze het tot bruidsjonkers. Gelukkig heb ik geen dochters.
*Voor de liefhebbers nog een link naar de bijbehorende en onverbeterlijke Nina Hagen.
Naturträne, is ook mooi.