woensdag 13 juli 2011

Vogel van Isfahan

'Hij werkt me op de zenuwen', had hij gezegd. Waarna ik vrijwillig aanbood om hem over te nemen. Háár over te nemen, moet ik eigenlijk zeggen. Want ze doet haar best om van alles wat op haar pad komt, een soort nest te maken. En ze heeft inmiddels twee eitjes gelegd.


Ze laat zich makkelijk aanraken en mag soms vrij rond vliegen. Papiertjes stopt ze met haar snavel tussen haar staart. Leo en Kees zijn blij. En ook Frans, die af toe thuis bij moeders aanschuift. Hij wil het vogeltje zelf wel hebben.

Tevens was de timing perfect, want een paar dagen nadat de vogel zich had genesteld in huize Lehti, ging Leo's hamster dood.

Maar ik lette even niet goed op. En de vogel verschanste zich bovenop de boekenkast. Ik had beter moeten weten. In mijn studententijd had ik ook een vogel in huis gehaald. Mijn verslagen voorzag hij van een randje franje.

Hiernaast zie je een deel van de schade. Mijn agenda (nee, ik heb geen I-pad/pod of ander digiding om mijn afspraken in te zetten) is er zo mogelijk nog slechter aan toe. Beestjes die papier eten. 't Is fraai.

Misschien moest juist dit boek er aan geloven. Vanwege dat gedicht van P.N.van Eyck. Het schijnt dat vogeltjes zelfs dichtregels kunnen uitzoeken. Waarin men de toekomst leest. Kijk maar.


zaterdag 9 juli 2011

Strani Italiani


"Dit moét je lezen."

In het geval ik de persoon die dit zegt, èn diens boekensmaak mag, geef ik er, een enkel keertje, gehoor aan. Andersom gebeurt veel minder. Ben er de persoon ook niet naar om te veronderstellen dat mijn smaak strookt met die van een ander. Maar ook hierop maak ik, heel soms, een uitzondering. En hoewel ik op het punt sta om hier een dergelijk arrogante uitspraak te doen -alsof er niet nog een miljoen andere boeken op lezing wachten die vele malen mooier zijn-, volgt allereerst een kanttekening.

Over de stijl van de schrijver niets dan lof. Maar, ik vrees dat de inhoud, alleen voor gewezen (en deels genezen) Italofielen als ik, ècht leuk is (over arrogantie gesproken). Want een ieder die niet thuis is in de schizofrene houding t.a.v. giftige kersen, Communistische schranspartijen of gynaecologen 'di fiducia', zal wellicht slechts met groeiend ongeloof dit boekje doorlezen. Wel, voort hèn luidt de boodschap:

"Het is allemaal wáár."

Want Italiaanse kinderen wórden van de wieg tot het graf verzorgd.
Dat hóórt zo. Ze zíjn ziekelijk gepreoccupeerd met hun gezondheid (ook de alternativo's). Ze betálen zich scheel aan zwartwerkende (private) doktoren/loodgieters/stucadoors/ vul maar in*. En lopen hiermee te koop. Dat geeft status. (*Niets doorstrepen want het is allemaal van toepassing). Ze aanbidden ècht hun mamma's en willen het liefst tot hun zestigste bij hen in de buurt wonen. Op kamers wonen?, uitvliegen? Wat is dat voor modern gedoe.

Onnavolgbaar is ook hoe ze met bewondering en verachting op-/neerkijken tegen/op hen die een baantje bij de overheid hebben. Net als de wijze waarop deze betrekking is verkregen. En de uitgesproken manier, want dat zijn Italianen wèl vaak, uitgesproken, waarop wordt gepraat over
tomatensaus/ belastingpapieren/ gras/ bloeddruk/ de maan/ schoonmaken en alles wat zoal in het dagelijks leven voorbij komt en waar men zich maar enigszins een mening over zou kúnnen vormen.

Ok, ik hou op. Want èrgens hou ik toch wel van dat land. En haar inwoners. Veel zelfs. Aldus. Italianen nemen, ondanks een rijke wijncultuur, weinig alcohol tot zich. Zeker jongeren. Dronkenschap op straat is not done. Misschien leven ze zich daarom uit op de Istiklal Caddesi in Istanbul. Ver van huis. Ik hoorde daar verdomme tot 4 u 's nachts alleen maar Italianen brallen. Nee, Lehti, positief blijven!

Aldus. Het is een verademing om in een willekeurige Italiaanse stad 'fare le vasche', oftewel kijken en bekeken worden, op en neer te lopen zonder al dat bier dat bij dergelijke gelegenheden door Tedeschi wordt gehesen. Ook is de Italiaanse keuken verre te verkiezen boven de Nederlandse. Al gaan ze met dat koken soms wat spastisch om.
Geen brood op tafel? Dan wordt de sla niet aangeraakt. Onmogelijk. Linzensoep met vermicelli? Schande! daar horen van die kleine vlindertjes in. Desnoods 'ditalini' (vingertjes). Hoewel die toch eigenlijk bij de bonen passen.

Ok, basta. Ik woon er niet meer. Hoef me niet meer tig keer per dag om te kleden, mijn kinderen van kraakheldere kleding te voorzien en in gestreken uniform op school af te leveren. Waar ze de hele dag binnen zitten want de speeltuin is voor het gemak afgebroken. Ze zouden zich eens kunnen bezeren. Geen steekpenningen voor een werk- of verblijfsvergunning meer. Geen boerse carabinieri meer. Geen postkantoren en benzinestations waar één of ander bollo (zegel) moet worden gehaald voor één of ander reuze belangrijk formulier. Geen 'contacten' meer om onder de voortreffelijke Italiaanse wetgeving uit te komen, waar niemand iets van snapt en geen hond zich aan houdt.

Maar... zodra ik kan,.... deze zomer..... smeer ik 'm toch weer zuidwaarts.
Om weer te weten hoe de echte pizza bianca al taglio smaakt. Slechts voorzien van roosmarijn en grof zout. Want meer is niet nodig. Om, aan de kant een provinciale weg, een broodje 'porchetta' te eten (een heel varken vol venkel). Om op luide toon, druk gesticulerend, te discussiëren over om het even wat, bij een kop espresso, die nog een uur lang nagalmt op je palato. Wat nou capuccino?, dat is ontbijt voor watjes, man, streng verboden na tien uur!

Lees déze en andere voorschriften er maar op na in "Italiaanse buren". Het is met liefde geschreven. De auteur, Tim Parks, doet een geslaagde poging om de Italianen te begrijpen en laat tevens zien dat Noorderlingen, in de ogen van Italianen, al even vreemde wezens zijn. Vertaald door C.M.L. Kisling. Ook geschikt voor degene die het land dit jaar bezoeken.

Laat je niet afschrikken. Het is een heerlijk land. Vol strani Italiani.
Je moet dit lezen. En er dan heen gaan. Echt. Goditelo (geniet ervan).

donderdag 7 juli 2011

Seks op de steiger


Het vorige steigerblogje betrof de buren. Dit keer zoek ik het zelf hogerop. Schuren, plamuren, the usual stuff. Als alles netjes in de grondverf staat, en ik behoedzaam naar beneden klauter, krijgt de huiseigenaar bezoek. Een grijzende man in grijs pak staat voor de deur. Net iets langer haar, net iets meer twinkel in zijn ogen. Een bescheiden womanizer. Hij blijkt een doosje wijn te komen halen, mijn opdrachtgever is wijnhandelaar.

Als het gereedschap is opgeruimd groet ik beide heren.
Hun glimlach groeit, wordt ondeugender.
Man 1: 'Hij vindt het wel wat hoor, een vrouw op de steiger.'
Ik: 'Is dat positief of negatief bedoeld?'
Man 1: 'Ja, positief, al vind hij wel dat je eigenlijk een rokje aan zou moeten.'
*gegniffel van mannen op middelbare leeftijd*
ik: 'Hm, dat valt te overwegen. Dan verdubbel ik wel het uurtarief.'
Man 1: 'Maar dat ga ìk niet betalen hoor!'
ik: 'Ik stuur de helft van de rekening dan wel naar hem (man 2).'

Om het gesprek niet nog pikanter te maken, zeg ik de mannen gedag en taai af.

In de auto, onderweg naar huis, overdenk ik het gesprek.
Bouwvakkers behoren te fluiten naar langslopend wild (in minirok of in grijs pak, de verpakking verandert vast de smaak van het vlees niet). Had ik, om mijn vak goed te verstaan, wellicht ook moeten fluiten? Had ik hen moeten wenken? Vragen of ze bij me boven wilden komen?

Veel ongeschreven regels moet ik me als bouwvrouw nog eigen maken. Ik besluit mijn leven te beteren. De eerstvolgende man die door mijn schilderskloffie dreigt heen te kijken, zal ik actief gaan versieren. De jager in mij zal er van smullen. Maar ik vrees dat de man in kwestie zal reageren als een kat naar wie je een bal rolt. (Tenzij het een nerd is van middelbare leeftijd die, indien nog maagd, mijn kant niet eens op zal durven kijken. Flirten zal ik hem niet aandoen). Nee, het alfamannetje dat bejaagd wordt zal verward opspringen, angstig wegvluchten. Want een vrouw hoort prooi te zijn, geen jager. Maar mocht zo'n man in staat blijken om de veroveraar in hem te negeren. Als hij meerdere rollen in de liefde durft te vervullen, dan sluit ik een minnespel op grote hoogte niet uit.

vrijdag 1 juli 2011

Ode aan de juffen en klussende kleuters

'Ja hoor, dat wil ik wel.'

Had ik dat ècht gezegd?, een weekje terug, toen me werd gevraagd om bij het buurtfeest iets te doen? Een workshop of zo? Ja, ik had 'ja' gezegd. Maar ik had geen flauw idee wat voor workshop. En nu was het zo ver. Veel te weinig tijd. Werk, kind naar sport, omkleden. Snel nog even naar huis rennen om visitekaartjes op te halen. Maar om vijf uur was ik, een uur later dan afgesproken, ter plaatse.

Tafels en stoelen waren al voor me klaar gezet. De wethouder hield haar praatje, een Molukse band speelde reggaemuziek. Dorpsoudsten scharrelden rond, met hun handen op hun rug. Er was bier, kip en bakabana. Je kon er sjaals verven, zingen en aanmelden voor een wandelclub. Kortom, een buurtfeest zoals een buurtfeest hoort te zijn.
Net iets te koud,
Net iets te weinig volk op de been.

Ik groet wat mensen, deel kaartjes uit. Een beetje netwerken kan nooit kwaad. Maar ik zou dus ook iets léren aan mensen die dat wilden. Op mijn tafel ligt gereedschap. Er kan worden geknutseld met elektra en waterleiding. De mensen die interesse tonen blijken zelf al erg handig. Of zijn elektricien. Of loodgieter. Daar valt geen eer aan te behalen. Maar dan, net als ik denk dat het feest op zijn eind loopt, ik het koud ga krijgen en mijn boeltje wil gaan inpakken, komt de plaatselijke kinderbende kijken. In golven.

Het zijn vast lieve kinderen hoor, maar het lijken er zo véél. En zo drúk. 'Juf, mag ik dit?',  'Juf, wat is dat?', 'Juf, mag ik dit meenemen?', 'Juf ik wil ook....' God allemachtig. En dan te bedenken dat er mensen zijn die dit dagelijks doen. Ok, je hebt in het onderwijs natuurlijk zeven weken vakantie, maar die heb je ook hard nodig.

Ik maan de kinderen te gaan zitten, omstebeurt te praten, van mijn spullen af te blijven. Maar hun aandacht springt alle kanten op. Voordat ik er erg in heb, is er een tang kromgebogen en zit er de pijpensnijder klem. Nog een wonder dat er geen kindervingertjes zijn afgehakt.

Een Arabische vader dumpt zijn zoontjes bij mij. Vol verwachting kijken de jochies me schaapachtig aan. Met hun mooie zwarte pagekopjes. 'Hoe oud zijn jullie?', vraag ik. Vijf en zes. Juist ja, dat lijkt me wat jong om met elektriciteit aan de gang te gaan. Maar 'Nee' zeggen is niet mijn sterkste punt -anders was ik hier nu niet geweest- en de vader is al weg.

Als de kleintjes, met hun tong uit hun mond, eindelijk de minuscule schroefjes hebben losgedraaid en ik uitleg dat de draden altijd bij dezelfde kleur moeten, komt de vader ze alweer ophalen. Etenstijd. Ik kan ze nog net op het hart drukken om hetgeen ik ze heb geleerd vooral niet thuis te doen. Ik mag hopen dat mijn liefde voor techniek niet op hen is overgeslagen. Zijn ze thuis straks geëlektrocuteerd.

Er komen nieuwe kinderen naar mijn tafel. Ze zitten overal aan. Als er een steeksleutel als hamer wordt gebruikt, is de maat vol. Ik hoor mezelf zeggen: 'Nu ben ik echt pissig!'. Het komt over. Ze papegaaien nog wat, maar de grootste etters lopen weg. Ik kan dit niet. Echt niet. Zou het een kwelling vinden om voor de klas te moeten staan. Moet je ze iets leren en mag je ze niet eens naar huis sturen. En dan te bedenken dat ik ooit overwoog om de Pabo te gaan doen. Het lerarentekort verbaast me niks. Juist bijzonder dat er überhaupt nog mensen voor te porren zijn. De overheid wil de pensioenleeftijd verhogen, wil voor zware beroepen een uitzondering te maken? Wat mij betreft mag het onderwijs bovenaan.

Ik heb veel bewondering en respect voor de mensen die dit doen, elke dag opnieuw. Die geen dankjewel krijgen op hun loonstrook, alleen ouders op de stoep zien als iets ze niet zint. Geklooi met mobieltjes in de klas, propjes, grote bekken, door elkaar heen praten. Het is vast een mooi vak. En als ik deze workshop iets beter had voorbereid, was het mij vandaag vast ook beter vergaan. Maar juf?, Nee, da's niks voor mij.