Posts tonen met het label opvoeding. Alle posts tonen
Posts tonen met het label opvoeding. Alle posts tonen

maandag 25 april 2016

De jeugd van tegenwoordig heeft recht op meer bloot!

"Ik kijk nooit tv", zei ik stoer.
"Jawel, je kijkt elke avond tv", wierp Kees (11) tegen.
"Ik krijg vaak genoeg kijktips van je" deed zijn vader er nog een schepje bovenop.

Ik bond in. Ze hadden gelijk. Ik kijk eigenlijk best vaak. Naar 'langs de oevers van de Yangtze', of naar '3 op reis' en onlangs zelfs naar 'Het beste Brein' (waarbij ik bij het rekenonderdeel volledig door Kees werd weggeblazen). Maar het vaakst nog naar reclame. In eerste instantie omdat ik nog steeds geen afstandsbediening heb. Maar ook omdat commercials het niveau van de deskundige in de witte jas die het waspoeder aanprijst, al lang zijn ontstegen.

Bijna bloot doet het altijd goed. De suggestie van lekkere seks prikkelt onze koophormonen. Schaars geklede vrouwen worden gelinkt aan auto's en parfum. Gezichtscreme en chocola worden aangeprezen met geile voice-overs. Maar gister werd ik gefêteerd op een geheel blote man. Die met een gelukzalige grijns in slow motion van een helling af rolde. Hierna volgde een spotje met een andere bloterik die naar een rode Engelse telefooncel rende. Het ging hier respectievelijk om een bouwmarkt en, jawel, ontbijtkoek. Wat opviel was dat beide heren ontdaan leken van hun libido. Dat lag niet aan het buiten beeld houden van hun geslachtdelen maar meer aan het feit dat goed geklede kerels vaak sensueler ogen (koffie!) dan bloot.

Zou het voor onze opgroeiende jeugd niet goed zijn als het taboe op het tonen van -normale- geslachtdelen weer wordt doorbroken? Nu extreme preutsheid lijkt te zijn doorgedrongen tot bad- en kleedkamer. Ik meen me te herinneren dat er vroeger bij gym tot een jaar of tien gemengde kleedkamers waren en dat er ook gemengd werd gedoucht. (nee, ik keek natuurlijk niet. Ik was toen nog een bleu blond vlechtenmeisje). Inmiddels schijnt het bij gym en bij sport normaal om ook bij gescheiden douchen een onderbroek aan te houden. Als er al wordt gedoucht. Tot mijn verbazing wist een ervaren trainer mij onlangs te zeggen het vaak de ouders zélf zijn die hier voor gaan liggen. Misschien denkt men dat elke trainer die met jeugd werkt zich aan blote kindertjes vergrijpt? Of zijn we zelf bang voor bloot geworden omdat we dit automatisch aan seks linken?

Maar hoe komt de toekomstige generatie er nu achter hoe het andere geslacht er uit ziet? Of dat van zijn seksegenoten? Welk ander referentiekader rest hen dan het stiekem bezoeken van pornosites vol piemels van twintig centimeter en gemodelleerde kale kutten en vol- (of vooral onder-) gespoten borsten. (Ook het beeld dat spermaspuiterij iets fijns of verplichts zou zijn is hardnekkig. Niet alleen onder jongeren).

Ik wacht met smart op de eerste commercial waarbij een sportheld verschijnt met een kleine, onbesneden pik of een scheve grote kut. Ter inspiratie kunnen reclamejongens het British museum bezoeken. Waar blote rennende mannen als helden worden afgebeeld. 2500 jaar geleden was je met een klein pikkie gewoon cool!

zaterdag 31 oktober 2015

De narcissen op zijn graf kwamen van mij

Na drie rondjes om de flats heen te hebben gefietst, sta ik voor haar deur. Althans, dat denk ik, want ze heeft nog geen naambordje. Ook geen bel trouwens. Maar als ik haar huisnummer intyp, zwaait dan toch de deur naar de hal open.

Binnenin het gebouw, waar ik dagelijks langsloop, is een mooie, lichte patio. Ze leidt me rond in haar nieuwe appartement. Met deuren die twee keer haar lengte zijn. Ook de huur is hoger dan die ze eerder had. Maar ze wil voor geen goud meer terug. Ik wel. Ik wil haar graag weer terug. Als buurvrouw. Want een groot gezin met een voorliefde voor Hazes of een tachtigjarige die af en toe op het balkon de krant leest, scheelt qua geluidsniveau behoorlijk.

Terwijl zij thee zet, bekijk ik de foto's aan de muur en op het dressoir. Met gekleurde mensen er op, een vrouwenpaar, haar moeder in een zwarte trouwjurk. Vanachter mijn chocoladepunt luister ik naar de verhalen achter de gezichten.

Ze kon zelf op school goed meekomen, maar had er geen plezier in. Bij het uitbreken van de oorlog was ze elf jaar. Haar school werd gevorderd door de Duitsers. Na de oorlog ging ze werken. Toen ze trouwde, trok het jonge stel in bij haar ouders. Zij zorgde daar ook voor twee tantezeggers: een peuter en een baby van vijf maanden.

Nadat ze op zichzelf waren gaan wonen, legde ze geld opzij om de steeds groter wordende woning te kunnen stofferen en inrichten. Toen de buren in het gegoede Helpman meenden dat haar zestienjarige zwangere dochter beter naar een huis voor ongehuwde moeders kon, liep zij even later als trotse oma achter de kinderwagen. "Is het geen schatje? We zijn allemaal zo wijs met haar!"

En er is meer reden waardoor deze vrouw een pluim verdient. Toen ze rondliep met het idee dat haar andere dochter wellicht op vrouwen viel, heeft ze dit op zekere dag gewoon gevraagd. Er volgden tranen en "Nu moet ik zeker het huis uit?" Niets was minder waar. Let wel, we hebben het hier over de jaren zestig. Ook nu deinst ze er niet voor terug om mensen die snel oordelen van repliek te dienen. Als vriendinnen beweren dat homo's worden gekweekt door "moeders die hun zonen laten zorgen", is ze stellig: "Dat kán helemaal niet, dat is aangeboren!"

Toen ze op yoga ging had haar man gevraagd: "Maar wat moet ík dan?". Maar yoga bleek toch niks voor haar. "Dan hoor je die Oosterse muziek, iedereen slaapt en zelf denk je alleen aan wat nog moet". Ze verloor haar hart aan het dansen. Volksdansen. En hiermee herinnert niet alleen haar stem me aan mijn eigen oma. Wel spijtig dat míjn oma niet net zo veel begrip voor haar eigen lesbische dochter -mijn tante- kon opbrengen als zij.

Mijn vroegere buurvrouw kan ook goed alleen zijn. Of reizen. Vier keer zocht ze haar familie in Amerika op. Ze staat niet vroeg op. "Waarom zou ik?". Op tafel ligt een dikke pil van Stieg Larson. Soms leest ze door tot in de kleine uurtjes. Met computerspelletjes is net zo vaardig als met haar rollator. Maar op internet het adres van die ene Canadees achterhalen, is voor haar te moeilijk. Ze had wel al een brief geschreven.

In mei van dit jaar had ze in de krant gezien dat er een Canadees in Groningen was geweest. In het bevrijdingsbos. Dezelfde man die haar precies zeventig jaar eerder had gevraagd of hij wat van haar bloemen mocht. Voor op het graf van zijn broer. Die als eerste was gesneuveld tijdens de bevrijding en begraven aan de Paterswoldseweg. Ze had als zestienjarig meisje grote bossen narcissen geplukt in het Stadspark. Nu wist ze dat hij nog leefde. Ze had hem graag gesproken. Om hem te kunnen zeggen: "De narcissen op zijn graf, die kwamen van mij."

Mijn thee en de taart zijn op.

"Kom je gauw weer?", zegt ze.
"Dat doe ik. Zoek jij de brief?", vraag ik. (ze wil niet dat ik haar met u aanspreek)

Ik zoen haar gedag.
Ze zwaait me uit.

zondag 21 april 2013

Prut

(Lees de volgende zin met een zeer zoetgevooisd stemmetje) 'Nou, courgette enne... aubergine enne toma....' Kees (8) liet me niet uitpraten en vatte het antwoord op zijn vraag wat we zouden eten samen met , 'O, prút dus'. En hij wás al zo gefrustreerd omdat het tekenen van tags ('Eminem' en '50-cent'), niet liep zoals hij wilde. De dop van de stift was zoek en hij schoot uit. Er klonk gesmoord gemor uit de kamer en af en toe werd de pedaalemmer opengerukt om er iets in de smijten. De suspoging van broer Leo (12): 'Waarom téken je dan?', werkte als olie op het vuur.

Als mijn jongste zich iets in zijn hoofd haalt, dan zàl het gebeuren. Op zíjn manier. De hele tafel werd er door in beslag genomen, zodat Leo het tafeltje in de keuken maar dekte. De grote tafel ('buréau!' volgens Kees) was trouwens tòch van hem, ìk had hem ingepikt! 'En', zo zei hij van achter zijn bord, 'ik heb geen honger en ik lus géén couscous en óók geen prut en al helemáál niet als ik er van jou geen zout op mag!!'

Nog voordat mijn eigen bord leeg was, kwam -met een allerschattigst lachje- de vraag: 'Mag ik nog méér?' Ook broerlief zat te smullen, likte na zijn bord de samballepel af, en nu het potje toch bijna leeg was, ging hij dat ook maar te lijf. Zo had hij al gauw een mooie rode peperkring van zijn neus tot aan zijn kin.

Er welde een plotselinge opvoeddrang in mij op. Na de juiste greep voor de vork en waar hun ellebogen hoorden ("Dat weet ik héus wel!'), kwamen ook de reine en onreine hand aan bod.

Huh, onrein? Nee, mensen, vrees niet, ik heb me nergens toe bekeerd. Maar, ik dacht zo, als de kroonprins van Marokko verjaart en die nodigt mijn zoon uit op zijn feestje, misschien is het dan slim om hem te leren dat het in sommige landen niet wordt geapprecieerd dat je eerst het snot uit je neus haalt, met dezelfde linkerhand je eten op je vork schuift en dan de resten sambal door je haar smeert. Maar met je rechterhand mag dat vrees ik ook niet. 

'O ja, mám, jij was toch in Iran geweest? Daar eten ze toch van de grond.' Nog voor ik er erg in had, oefenden mijn twee jongens het zitten aan de sofre, in kleermakerszit, op de keukenvloer.  'Ik zou dat zó doen', zei Kees, en hij trok zijn bord met prut op schoot.

vrijdag 18 januari 2013

Wij helpen u wel, (deel 2 + hoe geluk groeit)

Waar was ik gebleven. O ja, ik ordende post en stopte die in ordners (de term 'postorderbedrijf' klinkt gelijk een stuk vriendelijker), gezeten op de bank, die van mijn zoon is, maar eigenlijk van de bank. Er zat ook een brief tussen van een echte schuldsaneerder -nee, niet gericht aan mijn zoon, want die laat zijn zaakjes liever door zijn moeder regelen, ìk gooi hem er immers niet zo snel uit- maar bestemd voor zijn voormalige huisgenoot. Bij wie de sores nog een tikkie erger bleek, maar met wie, zo stond er, geen afspraken te maken viel, dus werd hij er uitgegooid. Uit de schuldsanering. Tja, 'afspraken', wat is geld nog meer dan 'afspraken'.

Deze jongen versjouwt zijn inboedel nu misschien van hot naar her om te voorkomen dat er beslag op wordt gelegd. Verdient zwart bij, zodat geen bank of belastingdienst er ooit achterkomt waar hij van leeft. Verzekerd is hij vast ook niet. En als ook hij meer dan zes maanden achterloopt met het betalen van zijn zorgpremie, belandt hij automatisch bij het CVZ, het College voor zorgverzekeringen. Die int de premie dan rechtstreeks bij de werkgever -die onzichtbaar wordt gehouden- of de bank -waar hij vast standaard drie keer rood staat-. Hij heeft last van zijn knie, gaat niet naar de dokter, want ook als hij zijn premie betaalt, kan hij het eigen risico van €350 niet ophoesten. Misschien hééft ie dat geld wel, maar is druk doende om daar de economie mee draaiende te houden. Door het kopen van een bankstel. Of I-pod. Of breedbeeld-tv. Die hij nu overal heen sleept. Met zijn manke been.

En ga me nu niet vertellen dat de halve bouwwereld ook zo werkt. Met faillietverklaringen, kapitaal elders parkeren, schaduwboekhouding, mazen in de wet, onverzekerde werknemers en het belazeren van de belastingdienst als sport zien, want dan wordt dit log weer te lang. 

Die huisgenoot blijkt trouwens niet de enige. Het AD kopte vorige week (10-01-13): "Zorgpremie steeds lastiger te betalen."  "Achmea sluit dagelijks een paar honderd nieuwe betalingsregelingen met cliënten."
Huh? 'Régeling'? Die zorgpremie wòrdt toch al in termijnen betaald? Wat valt er dan nog te régelen?  En staat daar dágelijks?! Een paar honderd?!
Wie zin heeft in een leuk rekensommetje, be my guest. (x aantal dagen per jaar, 16 miljoen Nederlanders, x aantal gezinnen, marktaandeel van Achmea + andere verzekeraars). Ik beperk me voorlopig even tot het micro niveau. Door tweehonderd euro aan de Hogeschool over te maken. Of toch twee keer honderd aan energie- en waterbedrijf? Omdat anders het water wordt afgesloten. Zo staat er dreigend in een brief. (of dat híer gebeurt of in het huis waar hij niet meer woont is me niet duidelijk). Of misschien kan ik toch beter alles overmaken naar dat CVZ. Want zodra de betalingsachterstand is ingelopen, kan hij terug naar zijn eigen verzekeraar. Scheelt zo weer vijftig euro per maand.

Gek genoeg ligt het geld dat mijn zoon me net in de hand drukte nu naast de computer. Tòch is het al maanden geleden uitgegeven. Vreemd. We geven geld uit dat er niet is. Niet alleen omdat het geleend geld is. Maar het schijnt er feitelijk ook niet te zijn. Ik las ergens dat niemand ter wereld meer weet hoeveel geld er nu eigenlijk in omloop is. Als alles op afbetaling is, leven we van geld dat niet bestaat. Waar we spullen van kopen die we niet nodig hebben. En er dan beslag op laten leggen. Net als op ons laatste restje zelfbeschikking. Voor wie dacht daar nog wat van te hebben. Haha.

Gister was mijn jongste zoontje (8) zijn geld kwijt. Hij was ontroostbaar: "Waar heb ik mijn portemonnee nu neergelèhèhègd?" Toen het ding, met inhoud, weer boven water was, opperde ik om het geld op zijn rekening te storten. Dan kon hij het ook niet meer kwijtraken. Maar hij ontstak in woede: "De bank pakt je geld alleen maar af!"
Waar hij die wijsheid vandaan heeft weet ik niet, want ik geef hem -in tegenstelling tot de indruk die mijn laatste logjes misschien wekken- keurige voorlichting over ons economisch systeem. Over investeringen en rentes en al. Zodat hij straks mooi kan meedraaien in deze maatschappij.

Maar misschien heeft ie wel gelijk. "Nee zeggen tegen vijf keer je huidige salaris" is de titel van een column van Joris Luyendijk in het NRC (12-07-12). Over de financiële wereld in Londen. Er zouden in het Verenigd Koninkrijk een miljoen mensen in die sector werken. Luyendijk interviewt een gedesillusioneerd voormalig medewerker van een Britse bank, die nu werkt bij de FSA, the Financial Services Authority, toezichthouder van de wereld waar hij zelf uitstapte. Hij zegt over de aard van banken: "Moreel speelt simpelweg geen rol in het besluitvormingsproces. (....) In mijn tijd zagen ze je als buitenaards wezen wanneer je morele argumenten gebruikte." De paradox of contradictie van het kapitalisme, zegt hij, is dat het zichzelf opheft.' (Kijk voor actuelere, Engelstalige stukken op guardian.co.uk/bankingblog)

Ter afsluiting dan toch nog een vrolijke noot. Want we hoeven naast het gebukt gaan onder onze  schuldenlast, niet óók nog depressief te worden van weinig opbeurende stukjes over het naderend einde van ons economisch stelsel. Als we onze zelfbeschikking graag uit handen geven aan mensen die daar naar hartenlust mee gokken, stel ik voor dat we ons goede humeur dan toch tenminste bewaren!

De muziek is van de onvolprezen Lucio Dalla, die afgelopen maart in het harnas stierf na een concert in Zwitserland. Hij zingt, (en pianeert en saxofoneert) samen met Francesco de Gregori 'Cosa sarà?'
Het nummer is erg de moeite waard (klikkerdeklik), en actueler dan ooit:
"Cosa sarà,......... che ci fa comprare die tuttto, anche se niente che hai bisogno."
(Wat is het/wat zou het zijn, dat ons van alles doet kopen, ook al hebben we niks nodig?)
Maar mooier nog is de beginzin:
"Cosa sarà,....... che fa crescere gl'alberi e la felicità"; 
Wat is het/ wat zou het zijn.....
dat de bomen doet groeien......
en het geluk?

Aan de volledige vertaling wijd ik me misschien nog eens.
Maar nu ga ik eerst geld overmaken.
En werken.
Of andersom.

zondag 6 januari 2013

De school begint, maar leren doe je in je vrije tijd




Bijvoorbeeld in de branding bij Lido Conchiglie, of veilig achter de atlas met opa in Amsterdam. Door te luisteren naar de uitleg van stadshistoricus Beno Hofman over de verzuiling in Groningen. Of naar de opera die schuilt in de buurtbosjes.


Of door te kijken hoe grote broer pizzadeeg maakt, de muur af te breken tussen je ouders, aardappels te rooien, de zee te zien in Pieterburen of Puglia, voor Stampertje te spelen en naar de maan te staren of alle Europese kaarten van 1:200.000 in het bos op de grond te leggen, zodat inzichtelijk wordt hoe ver Denemarken van Carcassone is.






Een bootje leeg te scheppen in de Lot (of was het toch de Loire) waarmee je dan helaas niet weg kan varen omdat het ding aan een ketting ligt, maar gelukkig kun je er wel perziken in eten. Of door een zonnepanelenhuisje te bouwen op de maker fair, door het maken van servetkunst terwijl broerlief de pizza's bakt, een eigen basket in de tuin op te hangen of gewoon door op oudjaarsdag spelletjes te spelen.



(Nu moet ik alleen nog leren hoe op een overzichtelijke manier mijn plaatjes blogwaardig te krijgen) 








zondag 11 november 2012

De AOW, een dooie duif en wandelen in de woestijn*.

"Ken je ook iemand die beroemd is en géén popster is?", vraagt mijn achtjarige zoontje, terwijl hij naast me in bed kruipt. "Rutte" zeg ik na enige aarzeling. -Ja, hij mag best weten wie de leiding heeft in dit land- Maar de rol van juf kan ik deze ochtend achterwege laten, want zoonlief heeft een politicus van een ander kaliber in gedachten: "Drees", zegt hij.
Heb ik dat goed verstaan? Zei hij Drees?, Willem Drees? Slaperig peins ik waar hij deze wijsheid vandaan heeft. Het boek 'van Drees tot Bos' had ik toch al -ongelezen- naar de kringloop gebracht? Kees zet zijn zondagochtendcollege monter voort: "Ja, Drees is heel beroemd want die heeft alle wetten gemaakt".

Er ontspint zich een mooi gesprek over gelijkheid, vergrijzing, solidariteit, en wat dies meer zij. Dat hij zelf waarschijnlijk langer door moet werken, vind hij niet eerlijk, maar rekenen is leuk. "Daar zit een som in" zegt hij opgetogen en rekent uit hoe lang de oma van zijn klasgenootje al van haar AOW geniet. '40 jaar', zegt hij. Want ja, die oma, die is al honderd-en-vijf!

Dat wereldproblemen niet opgelost zouden kunnen worden is een misvatting van volwassenen. Want Kees zelf, die weet het wel: 'Er mag pas weer iemand geboren worden als er iemand is doodgegaan.' Misschien moet hij ook maar een plaats krijgen in mijn fictieve kabinet onder leiding van Midas Dekkers.

In Amsterdam, waar we vorige week bij Kees' eigen grootouders logeerden, had ik ook al les gehad. Het was bedtijd, zijn ogen vielen dicht, met steeds slaperiger wordende stem vertelde hij over een poot van een dooie duif, een schoorsteen, een verbouwing en tot slot, alsof alles daarmee helder werd, over een code die ontcijferd moest worden, uit de oorlog. Toen ik hier verbaasd verslag van deed aan mijn vader -die wèl alle dagbladen van die week had doorgenomen- zei die: 'Hij heeft het goed onthouden en vertelde precies zoals het was.' En die code, die hebben ze nog steeds niet gekraakt.


Vanmorgen, al keuvelend over politiek en economie, vouwde ik de was. Die ik, bij gebrek aan andere vrije horizontale vlakken (het verhaal van mijn leven) op mijn bed had gedumpt. Kees staart intussen naar mijn geliefde reliëfkaart, die, als gevolg van een chaotische verlopende interne verhuizing, helaas wat is beschadigd (grote zoon Frans trok onlangs weer bij moeders in huis. Het is een wonder dat Kees de weg naar mijn bed heeft kunnen vinden, er is overal net een looppad vrij). De kaart staat half verscholen achter mijn bed.

"Daar wil ik wel eens wandelen," en hij wijst naar een rivier boven Tunis. (Ja, daar ligt eigenlijk de zee, maar de kaart staat op zijn kop) "Daar lijkt het me mooi." Hij spelt- ondersteboven- 'A-T-L-A-S-M-O-U-N-T-A-I-N-S-.
"Ik weet waarom dat de hak heet, de hak van de laars is toch even groot als Nederland?" Voorzichtig schuif ik de kaart achter het bed vandaan en we komen tot de conclusie dat Nederland minder klein is dan gedacht. Hij leest de namen van de plaatsen in Apulië, waar we een half jaar geleden zijn verjaardag vierden. Dan spelt hij de onuitspreekbare namen van steden waar ik nog nooit van hoorde in Turkmenistan, Azerbeidjan en Armenië. Hij zoekt Tabriz in Iran op, waar ik vier jaar geleden zelf op vakantie was. Zijn vingertoppen glijden over de grillige bergen. 3D kaarten zijn zo mooi. Aan de rand staan vlaggen. Bij de Turkse rode maan zegt hij: "Maar dat is toch de vlag van Oman?". (Zijn klasgenootje was er op vakantie en zij sliep, dat vindt Kees nog steeds bijzonder, in de woestíjn!).

Het is tijd voor ontbijt. Een volgende keer hebben we het misschien over de maan als symbool voor de Islam of hoe dat zit met de meridianen en de platte weergave van de wereld of, waarom niet, over de huidige kabinetsplannen. Maar misschien heeft hij zelf wel een ander college in petto. Over Roosevelt, de bodemsamenstelling of, wie weet, de relativiteitstheorie van Einstein. Daar heb ik namelijk geen kaas van gegeten.
Ter voorbereiding van de les moet ik misschien de website van het Klokhuis in de gaten houden. Of gewoon eens samen kijken.

*met een knipoog naar bentenge, die zich in een reactie iets afvroeg over mijn parate kennis. ;-)

zaterdag 9 juli 2011

Strani Italiani


"Dit moét je lezen."

In het geval ik de persoon die dit zegt, èn diens boekensmaak mag, geef ik er, een enkel keertje, gehoor aan. Andersom gebeurt veel minder. Ben er de persoon ook niet naar om te veronderstellen dat mijn smaak strookt met die van een ander. Maar ook hierop maak ik, heel soms, een uitzondering. En hoewel ik op het punt sta om hier een dergelijk arrogante uitspraak te doen -alsof er niet nog een miljoen andere boeken op lezing wachten die vele malen mooier zijn-, volgt allereerst een kanttekening.

Over de stijl van de schrijver niets dan lof. Maar, ik vrees dat de inhoud, alleen voor gewezen (en deels genezen) Italofielen als ik, ècht leuk is (over arrogantie gesproken). Want een ieder die niet thuis is in de schizofrene houding t.a.v. giftige kersen, Communistische schranspartijen of gynaecologen 'di fiducia', zal wellicht slechts met groeiend ongeloof dit boekje doorlezen. Wel, voort hèn luidt de boodschap:

"Het is allemaal wáár."

Want Italiaanse kinderen wórden van de wieg tot het graf verzorgd.
Dat hóórt zo. Ze zíjn ziekelijk gepreoccupeerd met hun gezondheid (ook de alternativo's). Ze betálen zich scheel aan zwartwerkende (private) doktoren/loodgieters/stucadoors/ vul maar in*. En lopen hiermee te koop. Dat geeft status. (*Niets doorstrepen want het is allemaal van toepassing). Ze aanbidden ècht hun mamma's en willen het liefst tot hun zestigste bij hen in de buurt wonen. Op kamers wonen?, uitvliegen? Wat is dat voor modern gedoe.

Onnavolgbaar is ook hoe ze met bewondering en verachting op-/neerkijken tegen/op hen die een baantje bij de overheid hebben. Net als de wijze waarop deze betrekking is verkregen. En de uitgesproken manier, want dat zijn Italianen wèl vaak, uitgesproken, waarop wordt gepraat over
tomatensaus/ belastingpapieren/ gras/ bloeddruk/ de maan/ schoonmaken en alles wat zoal in het dagelijks leven voorbij komt en waar men zich maar enigszins een mening over zou kúnnen vormen.

Ok, ik hou op. Want èrgens hou ik toch wel van dat land. En haar inwoners. Veel zelfs. Aldus. Italianen nemen, ondanks een rijke wijncultuur, weinig alcohol tot zich. Zeker jongeren. Dronkenschap op straat is not done. Misschien leven ze zich daarom uit op de Istiklal Caddesi in Istanbul. Ver van huis. Ik hoorde daar verdomme tot 4 u 's nachts alleen maar Italianen brallen. Nee, Lehti, positief blijven!

Aldus. Het is een verademing om in een willekeurige Italiaanse stad 'fare le vasche', oftewel kijken en bekeken worden, op en neer te lopen zonder al dat bier dat bij dergelijke gelegenheden door Tedeschi wordt gehesen. Ook is de Italiaanse keuken verre te verkiezen boven de Nederlandse. Al gaan ze met dat koken soms wat spastisch om.
Geen brood op tafel? Dan wordt de sla niet aangeraakt. Onmogelijk. Linzensoep met vermicelli? Schande! daar horen van die kleine vlindertjes in. Desnoods 'ditalini' (vingertjes). Hoewel die toch eigenlijk bij de bonen passen.

Ok, basta. Ik woon er niet meer. Hoef me niet meer tig keer per dag om te kleden, mijn kinderen van kraakheldere kleding te voorzien en in gestreken uniform op school af te leveren. Waar ze de hele dag binnen zitten want de speeltuin is voor het gemak afgebroken. Ze zouden zich eens kunnen bezeren. Geen steekpenningen voor een werk- of verblijfsvergunning meer. Geen boerse carabinieri meer. Geen postkantoren en benzinestations waar één of ander bollo (zegel) moet worden gehaald voor één of ander reuze belangrijk formulier. Geen 'contacten' meer om onder de voortreffelijke Italiaanse wetgeving uit te komen, waar niemand iets van snapt en geen hond zich aan houdt.

Maar... zodra ik kan,.... deze zomer..... smeer ik 'm toch weer zuidwaarts.
Om weer te weten hoe de echte pizza bianca al taglio smaakt. Slechts voorzien van roosmarijn en grof zout. Want meer is niet nodig. Om, aan de kant een provinciale weg, een broodje 'porchetta' te eten (een heel varken vol venkel). Om op luide toon, druk gesticulerend, te discussiëren over om het even wat, bij een kop espresso, die nog een uur lang nagalmt op je palato. Wat nou capuccino?, dat is ontbijt voor watjes, man, streng verboden na tien uur!

Lees déze en andere voorschriften er maar op na in "Italiaanse buren". Het is met liefde geschreven. De auteur, Tim Parks, doet een geslaagde poging om de Italianen te begrijpen en laat tevens zien dat Noorderlingen, in de ogen van Italianen, al even vreemde wezens zijn. Vertaald door C.M.L. Kisling. Ook geschikt voor degene die het land dit jaar bezoeken.

Laat je niet afschrikken. Het is een heerlijk land. Vol strani Italiani.
Je moet dit lezen. En er dan heen gaan. Echt. Goditelo (geniet ervan).

maandag 14 april 2008

Schoolgang

Sommige gebeurtenissen luiden het einde van een tijdperk in. De dag waarop je jongste telg gaat wennen op de 'grote school' is zo'n markering, een mijlpaal. Aan kleine voorvallen kondigt zich deze dag zich al aan. Hij doet neerbuigend over het op de crèche aanwezige speelgoed: 'Da's alleen voor baby's'. Ook zelf kijk je rijkhalzend uit naar de dag waarop er geen drie cijferige bedragen meer op je bankafschriften prijken vanwege diezelfde crèche.

Toch is er van een jubelstemming geen sprake. Het is ook een afscheid, een episode die wordt afgesloten, een nieuw tijdperk dat zich aandient en schuldgevoel ligt op de loer. Wat deed ik al die uren samen?. De eendjes voerden we éénmaal. Koekjes bakken was erg zeldzaam en naar het strand gingen we nooit. Ze zijn maar één keer klein is waar, maar er naar handelen is moeilijk. Uitstapjes door de week zijn nu passé. Samen met de trein naar oma. De peuter en de dementerende die zo heerlijk konden kletsen. Communicatie om de nabijheid, om de blik, om de aandacht maar zonder inhoud. Of naar de wijdverspreide ooms en tantes, boten en vliegtuigen spotten of gewoon slenteren door het winkelcentrum en de speeltuin......

De grote dag is daar. Kees blijft in zijn bed en schreeuwt: 'Ik wil niet naar school'. Bij het aankleden zijn de kleren niet cool genoeg en kan hij zijn mooie medaille niet vinden: 'wèèèèh!'. Aan het ontbijt is het ook mis want hij wil worst en toch geen kaas en op de stoel van zijn broer zitten en.....

Eenmaal op school kruipt Kees in zijn schulp, zijn slakkehuis, dicht tegen me aan. Vertederd, soms lachend kijken medeouders naar het verlegen wurm. 'Ik wil niet naar school', klinkt het nu zachter. Kinderen kijken hem aan, bestoken hem met vragen. Na de voorleessessie worden ouders geacht te vertrekken, maar juf vind het prima als ik, zo'n eerste dag, wat langer blijf. Ik vraag of Kees naast Sjaak wil zitten, want die kent hij al. Kees knikt. Aan zijn andere kant neemt Boris plaats. Er moet flink worden ingeschikt, de klas is tjokkevol. Ik ga achter de volle bank op mijn knieen zitten. Kees' eerste appèl; braaf dreunen kleuters 'Ja juf' bij het horen van hun naam. Sjaak en Boris bieden tegen elkaar op: 'Ik woon vlak bij hem', 'Mijn moeder past op hem' en verderop in de kring klinkt er: 'Hij is het broertje van Leo, ik ben bij hem thuis geweest'. Het kennen van Kees geeft blijkbaar status. Kees zelf laat het over zich heen komen, zijn handen rusten op schoot.

Na een paar minuten keert hij zich om naar mij en vraagt: 'Waarom blijf je zo lang?'
'Wil je dat ik wegga?'
'Ja, ga maar weg'.
Ik sluip de klas uit en begeef me richting markt. Waar vroegtijdig schoolverlaters zich bekwamen in de verkoop van kip en noten. Kees loopt zijn kaas en krentjes mis. Misschien verkoopt hij ze over twaalf jaar zelf.