Posts tonen met het label geloof. Alle posts tonen
Posts tonen met het label geloof. Alle posts tonen

maandag 14 oktober 2019

Kokkels met kaas is heiligschennis

'Maar als de klant dat nou wil, jíj hoeft het toch niet te eten?' Werp ik tegen als de Italiaan uitlegt dat als klanten om geraspte Parmiggiano vragen, híj ze dat niet gaat brengen voor over hun 'pasta con le vongole'. Want, zo zegt hij met een stalen smoel, kokkels met kaas, neanche a pensarci (daar mag je niet eens aan denken). Ook op tonijn of cozze of welke vissoort ook, hoort geen kaas volgens de man die al dertig jaar als ober werkt. Ik glimlach schamper en vat het gesprek over de do's en don't in de Italiaanse keuken samen als 'Het is een religie'.

We zijn met zijn vieren. Een Italiaan, een halve Italiaan en naast mij nog een italofiel. Die tijdens het eten van zijn papardelle al la lepre een kogeltje uit zijn mond vist. Hetzelfde was mij gebeurd toen ik hier vorige keer ook haas at. De halve Italiaan was er toen ook en was enigszins gechoqueerd door dat lood in mijn mond. Maar de Italiaan oppert nu om er vooral niks van te  zeggen, omdat ze ons anders wellicht extra laten betalen. Want een haas met een kogel, dat betekent volgens hem  gegarandeerd vers vlees. De logica ontgaat me, want ook in een haas die drie maanden dood in de vriezer ligt blijft lood toch gewoon lood?

Na de dis gaan we in tweetallen naar buiten om te roken. De Italiaan steekt de loftrompet over hoe schoon Nederland is en dat alles zo goed werkt. Waarop ik mijn grijsgedraaide plaat opzet over solidariteit en de bereidheid tot het betalen van belasting. Om mijn betoog kracht bij te zetten vertel ik dat mijn ziektekostenpremie honderdtwintig euro per maand bedraagt en dat daar nog driehonderdtachtig euro eigen risico bij komt. Het zijn bedragen waar ook de oren van Belgen van gaan klapperen. Hij wijst om zich geen om te tonen hoe schoon het hier op straat is. Ja meneer, ook daar hebben we allemaal potjes voor in Nederland.  

Voordat we weer naar binnen gaan, deponeert hij zijn filterpeukje in een plantenbak voor de deur. Ik houd me net als bij het loodverhaal stil. Maar als we na het afrekenen opnieuw buiten staan en afscheid van elkaar nemen, kan de opvoeder in mij zich toch niet inhouden. De heren nemen de hele stoep in beslag, ik maan ze wat aan de kant te gaan zodat de aftaaiende viermijl-lopers er langs kunnen. De hele en halve Italiaan zoenen elkaar ten afscheid. Ook ik krijg als enige dame van het gezelschap negen keer mannenlippen op mijn wang. De Hollanders schudden elkaar de hand.

Voordat ik wegloop, vis ik nog snel even het peukje uit de bloempot met de woorden: 'Even een Italiaan opvoeden'

woensdag 11 februari 2015

De perfecte huisvrouw en over hoe dat moet met vrome mannen (2)

Na het eten ontvlucht ik de chaos en geniet buiten, lurkend aan mijn peukje, met een pijpje pils en vingerend met lettertjes, van mijn nieuwste verslaving wordfeud. Met onder meer mijn nichtje in India. Intussen bouwen drie jongens in mijn woonkamer verder aan hun hut a la Khadaffi. Dat de boekenkast die ik nog steeds niet aan de muur heb verankerd hierbij als tentstok fungeert, baart me enige zorgen. Maar het grut is per slot geen kleuter meer, dus ik speel vrolijk verder. 'Hoeren', verschijnt er op mijn aaischermpje. Zelf leg ik 'zeden'.

Drank, roken, seks en spel. Zoveel onreinheid is natuurlijk de goden verzoeken!


Binnen klinkt een harde klap en wat gerommel. Ik ren naar binnen en daar ligt het kroost bedolven onder een berg doeken. Er bovenop losse planken en massa's verhalen. De bescheiden 'Borst' van Philip Roth, 'Vermaledijde vaders' van Monica van Paemel en een vuistdikke Koran. Gemixt met non-fictie als 'Wie luidt de noodklok over de Arabieren' en het inmiddels wat achterhaalde 'De gesluierde Eva'. 'Russisch Blauw' van Rasha Peper, Gunter Gras, Peter Hog, Junichiro Tanizaki en ook mijn eigen dagboeken die ik vanaf mijn elfde bijhield liggen er tussen. Bovenop pronkt 'De gifhouten bijbel' van Barbara Kingsolver, over wat godsdienstfanatisme met een gezin doet. De hele heilige en heidense wereld is bovenop hen gedonderd.

Primo Levi verloor helaas zijn kaft, Farah Diba's biografie mankeert niks maar internet ligt er wel uit. De jongetjes zelf zijn gelukkig ongedeerd. Boos ben ik niet. Wel deel ik, als een commandant aan het front, bevelen uit (er komt nog bezoek). Het speelvriendje vraagt, al bladerend in het oude testament: "Ging jij vroeger naar de kerk, Lehti?" en "Waarom ligt hier dan een bijbel?"

Als alle boeken op stapels in de vensterbank liggen, de hutkoffer weer vol is en de nu lege kast weer op zijn pootjes staat, wordt het vriendje opgehaald. Ik breng mijn eigen jongens naar bed. Dan komt mijn logee: een moslima in minirok. Haar dochter is vandaag jarig en ze ontvlucht thuis de herrie. Gelukkig is het bij mij rustig. We zagen elkaar niet voor een jaar en we kletsen bij met sterke thee. Over familie: Ze is inmiddels oma en haar schoonzonen zijn blanke Nederlands. Over inburgeren: Met al die onbedekte ramen heb je toch nooit privacy? Ik waag haar maar niet te vragen of schoonheidsspecialistes voor hun inkomsten nog steeds afhankelijk zijn van dames van lichte zeden.

Om middernacht maak ik voor haar een bedje op de bank. Mijn muur van boeken fungeert als tijdelijk gordijn. Voor haar privacy. En zo worden mannen, die morgen op de dag des Heres naar de kerk lopen, niet afgeleid door haar mooie slapende gezicht. Maar misschien loeren ze wel liever door een opgelichte sluier naar mijn literatuur. Naar de boeken die me heilig zijn.
Omdat ze mijn horizon verbreedden.

Ze mogen ze hebben.
Mijn blik richt ik graag naar buiten.






maandag 9 februari 2015

De perfecte huisvrouw en over hoe dat moet met vrome mannen


De kamer toont een stilleven van een accuboor op de bank, gebroederlijk naast nog te herstellen kleren. Op de grond vervangt een stapel oude kranten de ontbrekende poot van een trampoline. Hier weer bovenop dansen twee pingpongballetjes tussen zes springende jongensbenen.

Vier van deze benen liepen eerder naar dit huis vanuit de nabijgelegen wijk. Ik deed, in de stilte voor de storm, een dutje op de andere, nog lege bank. Dan komt Kees binnen met zijn speelvriendje, dat hier inmiddels kind aan huis is. Hij zegt, met een blik op deze bedekte moeder: 'Ik dacht dat jij altijd fit was.' Leo zingt al springend mee met het deuntje van mijn wekker.

Half slapend vraag ik hen om de maaltijd voor vanavond uit de vriezer te halen. Niet dat de lust om te koken mij ontbreekt, maar de vriezer bevat dikke plakken ijs. Hoog tijd om de voorraad kliekjes van het afgelopen half jaar te verorberen teneinde het ding te kunnen ontdooien. Er volgen verrukte kreten uit de keuken: "Oh, we hebben een menu! Kip met boontjes, pindasaus en knoflook, pasta of bonen, courgette of pompoensoep.... "

Als het springen stopt, daalt de rust heel even neer. En ook het zand. Tevergeefs zoekt zoon Leo naar het stoffer en blik (die gingen de deur uit, mee met grote zoon Frans, evenals zijn gordijnen die ik hier braaf van de haakjes haalde. Resultaat: een doorzonwoning avant-la-lettre). Uit arren moede pakt Leo de stofzuiger.  Maar dit ding stoot bij het aanzetten zo'n ongelooflijke stofwolk uit zijn achterste, dat je je afvraagt of mijn hoesten door roken wordt veroorzaakt of dat de mooie Miele de boosdoener is.


'Mam, moge we nu een hut bouwen?'
'Ja wel, dat mag, in mijn slaapkamer staat een hutkoffer vol kleden.'
-rennende kindervoeten-
'Mam, is dat dat bruine ding waar al je kleren op liggen?'
'Ja schat, gooi mijn kleren maar op het bed.'
'Maham, heb je touw?'
'Ja, kijk maar daar onder die friteuse op de kinderstoel, onder de oud-papier bak.'
'Wow, wat een dik touw! We zijn schippers!'


Even later serveer ik de opgewarmde kliekjes door het gat, pardon 'raam', van de enorme hut. Kees is verdiept in een boek. Leo nodigt me tevergeefs uit om te komen kijken hoe prachtig hun bouwsel er van binnen uitziet: "Het is ook een vrouwenhut hoor! Kijk, er zijn ook kapstokjes".



Die heren uit Gouda moesten hier maar eens op excursie komen. Om te zien hoe mannen zich gedragen die van kinds af aan gewend zijn aan vrouwen. En dat de termen 'vrijdaggebed' en 'werkende vrouwen' heus een betere combinatie is dan 'touw' en 'boekenkast'. Hoewel zelfs dit laatste handvaten kan bieden voor manvolk dat vrees heeft te worden afgeleid door de aanblik van het andere geslacht. Maar dat kon ik tijdens het schrijven van dit logje nog niet bevroeden.


Hoe het afliep kunt u woensdag lezen.

zondag 12 oktober 2014

Ora et labora









Bellende schilders op de steiger van het Sint Pieterplein en het kinderziekenhuis van 'kindje Jezus'. Twee nonnen in de sinaasappeltuin van Santa Sabina, in een sereen moment van intimiteit, hoog boven de Tiber. Restaurateurs op de Trevifontein of lachend achter de tralies van de Santa Lucia kerk te Todi. Noord-Afrikaanse marktmannen met handkarren op Rome's Campo de'fiori, onder het toeziend oog van Giordano Bruno. Die misschien te weinig bad, want hij ging wegens ketterij op de brandstapel.


In dezelfde tijd -de hoogtijdagen van de Italiaanse renaissance- werd voor de vierde keer een begin gemaakt met de bouw van de nieuwe Sint Pieter basiliek. Eerdere ontwerpen en funderingen werden tot drie keer ontmanteld. Wat ben ik blij in deze tijd tijd te leven, waarin uit de hand lopende bouwkosten niet meer worden gefinancierd door het verkopen van aflaten.


Een dame die de wacht houdt bij de ingang van de Valdese kerk, staart gebiologeerd naar haar heilige roze Iphone. Op een enorm affiche achter haar valt nog net te lezen dat Christus zegt dat iets ons vrijheid brengt. Om te weten wat die vrijheid brengt, wordt er vast entree gevraagd. Even verderop, tussen de witte koppen van Caesar en zijn rivalen, schikken Pakistani hun 'Imperial fruit'. Bij de ingang van het tweeduizend jaar oude Forum Romanum, ziet de motorpolitie op zondag toe op de doorstroming van toeristen. Intussen schrapen archeologes met scalpelmesjes over de bodem van het enorme Circus Massimus.




Tweehonderd kilometer Noordwaarts, in de uitgestrekte bossen van Umbrië, het groene hart van Italië, worden eiken gerooid door Moldaviërs. Ze houden het bos gezond. Zeven dagen per week klinkt het gebrom van hun kettingzagen. Onze gastvrouw had geen oude kleren meer die wij aankonden om haar te helpen bij een klus; haar oude overalls waren de Moldaviërs goed van pas gekomen. Wel was er nog een witte slagersjas, die ik aandeed om te helpen bij het afdekken van het zwembad. 's Avonds stak ik mijn kop in hun stortbak. Omdat die zo irritant zoemde, al jaren. Ik bad, met beide benen aan een kant van de toiletpot. Ik vrees dat dit grenst aan heiligschennis. Maar op mysterieuze wijze stopte het zoemen wel. (en dat kon volgens onze gastheer niet aan het slangetje liggen waar ik wat aan prutste)










Maar niet alleen in Italië wordt gewerkt en gebeden. Hier om de hoek, in Garnwerd, is de kerk na een lange restauratie, sinds drie weken weer open voor publiek. Vrijdag bewonderde ik er fresco's met mijn jongste zoontje. Op de vloer lagen prachtige, groen geglazuurde, tegels. Onder alle zittingen van de kerkbanken liepen cv buizen. Dan zit je er warmpjes bij als je je tot de Here wendt. We hadden geluk want de zijdeur was open. Daar had de bebaarde man voor gezorgd die later in zijn rolstoel door de voordeur werd geduwd. Maar dat wisten wij niet. Hij gaf gratis uitleg over het orgel dat haar oorspronkelijke donkere houtkleur terug had en over de keuze voor de moderne lampen die volgens Kees de vorm hadden van 'dat wat engeltjes boven hun hoofd hebben'. Keesje mocht de enorme aureolen bedienen met de dimmers.

Er was ook een gigantische grafsteen van ene Sebastiani. Deze man had meer geluk dan zijn tijdgenoot Bruno, Nee, pastor Sebastiani was vast een gelovig man. Hij bereikte een gezegende leeftijd van vijfennegentig jaar en was toen weliswaar 'kout en styf', maar, zo stond ook in steen gebeiteld, 'ick bracht 't aen't 6 wyf'. (En 'hier onder leght mijn lyf'... en nu weet ik ook waar Dick Bruna zijn inspiratie vandaan heeft).

Ik zou daarvan hier graag ook plaatjes laten zien. Maar wiste net per ongeluk tienduizenden foto's  van mijn Mac. Dat krijg je er van, als je koppig blijft vasthouden aan je eigen oude sok en geen vertrouwen hebt in 'the cloud', waar iedereen tegenwoordig zijn kiekjes parkeert. En als ik al even halstarrig blijft vasthouden aan het gedateerde 'blogspot', zal ik ook geen volgelingen kunnen krijgen van de meer wereldse wordpressers. Maar ja, ik ben ook Jezus niet. Verder dan het met vereende krachten redden van een kat uit een put, heb ik het deze vakantie niet geschopt.

Toen Kees in Garnwerd het gastenboek tekende, met zijn zwarte capuchon over zijn hoofd en zijn blik naar beneden, lijkt hij precies Giordano Bruno.

Deze zondagmorgen sprak op de radio een zoetgevooisde vrouwenstem over het lot van Lot. Om daaraan toe te voegen dat er ook nu nog veel erge dingen gebeuren. En dat de reden dat God daar nog niet ingrijpt is dat er misschien "nog mensen bekeerd moeten worden. Misschien jij wel"

Amen.




















maandag 29 april 2013

Identiteit van andijvie, cola en schapen

Hindoestaanse jongetjes versieren de straat met vlaggetjes. Ik breng ze limonade met koekjes.

Een sms: Salam Lehti gub hasti ma bad nistim, staat er op mijn display. Ik kan niet alles lezen, maar de afzender zit tien minuten later bij me aan de thee. We fietsen samen op richting de stad en nemen afscheid op een bomvolle Vismarkt. Ze zegt dat ik voor mijn vertrek nog wel even mijn wenkbrauwen moet laten doen, en 'àls je dan een Marokkaan versiert, neem dan een rijke!'

De groenteman is verbaasd als ik om andijvie vraag, vroeger verkocht hij drie kratten per dag, nu slechts één in drie dagen. 'Die meisjes zien van hun moeder dat andijvie uit een zakje van Albert Heijn komt. Ze weten niet meer dat je die moet snijden.' Ik vraag voorzichtig of hij ook zuurkool uit het vat heeft. Nee, díe koop je voorgekookt in een zakje bij Albert Heijn, zegt hij. Lekker makkelijk.

Op zoek naar Arabisch brood, zie ik twee oude bekenden op de stoep staan: een meisje en haar pleegmoeder. Beiden lurken aan een blikje cola. Als ik het meisje van onder haar hoofddoek herken, roep ik onnozel: 'Waar zijn je mooie haren?' Intussen vraag ik me af wat haar eigen, vermoorde moeder hier van zou vinden. 'We zijn hier wel in Nederland, hè!' zeg ik betweterig, als ik hoor dat het meisje tot haar trouwen thuisblijft. De moeder ziet me even later weer naar buiten komen met bossen munt, dille en een emmertje yoghurt. Ze lacht: 'Je bent Arabische vrouw!'. We zoenen elkaar drie keer op de wang.

Achter de toonbank zegt de Turkse slager tegen zijn collega: 'Ga 's opzij met je dikke reet'. Aan mij vraagt hij of ik van het filodeeg dat ik bij me heb, baklava ga maken. 'Nee, dit wordt spanakopita', zeg ik, 'da's Grieks, met spinazie en feta.' Een tasje is niet nodig, het gaat zo wel mee.
'Tutsi', zegt hij ten afscheid.
'Tutsíe', zegt hij nog nadrukkelijker.
Als ik hem na drie keer nog steeds vragend aankijk, keert hij zich naar zijn collega:
'Tutsí, tutsí,... da's toch gewoon Nederlands?'
'Oooh, tot zíens, zeg ik dan opgelucht. (en ik denk aan Remco Camperts 'Tot zoens'

Bij de kinderboekwinkel blader ik even in 'Het boek over alles wat leeft (hoe maak je een gipsafdruk van spuug?). Een vader bladert ook. Jazeker, het is een elf plus boek, maar zijn zevenjarige zoontje, pocht hij, leest de ondertitels van Discovery Chanel al mee! Ik pareer zijn opschepperij met mijn achtjarige die colleges over Drees geeft. Ja, daar had hij wel eens van gehoord, van vadertje Drees.

Bij de super op de hoek maakt een schele Roemeen muziek. Hij bedankt voor het kleingeld dat hij van een lachende, waggelende bierbuik krijgt. Onderweg naar huis passeer ik Spaans en Portugees sprekende studenten. Ik zwaai naar een Bulgaars meisje. Op het sportveld zijn Chinezen aan het basketballen.

Vijf jaar geleden repte de Argentijnse prinses, Maxima aller Nederlanders, over de niet bestaande Nederlandse identiteit. Vanavond belde ik haar land- en leeftijdgenote. Die ook met een Europese vent trouwde. We kletsten over politiek, topsport, watermeloenen en 'la donnola'. In Argentinie 'la comedreja' genoemd. Wat dat precies betekent wist ik niet. Maar daar gaat het volgend logje over.

Nu eerst wat plaatjes van Hollandse wezens die ik zaterdag ook zag.











donderdag 11 april 2013

Vertrouwen in baksteen of een tilapiavis

Bij Nieuwsuur interviewen Twan Huys en consorten allerlei deskundigen (grijze heren) over het net verschenen onderzoek dat is gedaan naar de huizenmarkt, de prijsexplosie en wat de overheid had kunnen, zelfs had móeten doen om de ellende waarin veel mensen nu zitten, te voorkomen. De conclusie van het onderzoek, dat een half jaar heeft geduurd luidt: De overheid had als regulerende marktmeester -eerder- moeten optreden. Of zoiets.

Nou, poe, daar zullen de mensen die met een schuld van drie ton zitten voor een huis dat nog niet de helft 'waard' is, blij mee zijn. Het onderzoek betrof de tijd van 1995 tot nu. Lekker lang. Zo heeft iedereen schuld. En tegelijk niemand. Dat de huizenbezitter zich rijk rekende en gehoor gaf aan het 'advies' van hypotheekverstrekkers om vooral te gaan gokken met het -geleende- geld, kan hem of haar toch niet kwalijk worden genomen? Nee, de overheid had bij zo'n prijsexplosie de mogelijkheid voor leningen moeten beperken. Gelijk hebben ze. Ordnung musst sein!

Ik heb het rapport niet gelezen, maar moet nu toch echt even lachen. De meest verrassende uitspraak van vanavond (was dat niet Nout Wellink?) was iets met 'het dumpen van een put', 'een kalf' en 'de angst voor de kiezer'. Ach gos, je meent het, met een beetje cameratraining kan ik zo ook hele wijze woorden zeggen. Maar laat ik voor de grap dat huis van steen nu eens vervangen door vis (diamant, oud ijzer of tulpenbollen had ook gekund). 

Vis dus. Om op te eten. Een tilapiavis of zo. Schijnt volgens wiki weinig eisen te stellen aan de waterkwaliteit. Ideaal. Kan je bij wijze van spreken zo in de plastic soep kweken. Stel, die vis levert veel op. Erg veel. Ik doe marktonderzoek, maak een bedrijfsplan, ga naar de bank en vraag een lening om ergens een Tilapiakwekerij te beginnen. Maar de bank zegt 'Nee mevrouw, want (de geadviseerde 'regulerende maatregelen' zijn inmiddels door de overheid getroffen) dat mag niet van Kok/ Balkenende/ Rutte. Terwijl alles er op wijst dat de verkoopprijs van die vis twee en een half keer over de kop gaat. Dat klinkt alsof je zegt: 'U heeft met dit lot uit de loterij een kans van 250 % op winst, maar de regering vindt dat niet verantwoord, dus dat mag niet.' De tegenstrijdigheid zit 'm er in dat diezelfde overheid dol is op winstdenken. Dus dat botst.

Het ligt vast iets ingewikkelder door hypotheekrenteaftrek (belastinggeld cadeau doen aan mensen die het niet nodig hebben) en grondspeculatie (overal werken mensen die wel eens hebberig zijn), maar als je het versimpelt, vind ik de roep om ingrijpen toch lachwekkend.

Te meer omdat nu juist gemor klinkt dat banken te veel garanties zouden willen voor een lening. Is het niet de taak van de bank om geld in waarde te laten stijgen door het uit te lenen? Ik lette bij economieles vroeger niet goed op (behalve op de knappe leraar), maar ik dacht dat dat zo'n beetje de essentie was. Als je weet (of denk te weten) dat de vraag naar iets toeneemt, dan ben je een rund als je daar geen geld voor (uit) leent. En als je die lening niet krijgt, ga je naar de buurbank, DSB, Ice-save of, waarom niet, naar Lehman brothers. Da's goed voor de concurrentie, maar ook erg goed voor de hebzucht. En dan wordt er gegokt. So we did. Wie gokt heeft kans om te winnen òf te verliezen. Dat is het risico van dit systeem.

Maar er is hoop. In Groningen schijnt het schreeuwend tekort aan tijdelijke woonruimte voor (buitenlands) personeel dat aan de Rug (universiteit) of het Umcg (ziekenhuis) werkt, als sneeuw voor de zon te verdwijnen. Veel huizen die niet verkocht kunnen worden (laat die prijzen eerst maar eens dalen tot een normaal niveau) worden nu verhuurd aan deze expats.

Mooi hè? Dat soort oplossingen. Maar dat is kennelijk geen nieuws.

dinsdag 26 juni 2012

Mijn dominoom

Station Zwolle. Stromende regen. Mijn nicht, zijn voormalige schoondochter, haalt me op. We drinken koffie en praten bij. Over ouders en kinderen, over ziekte, zoeken en sterven. Samen wachten we op mijn vader. Zijn trein uit Amsterdam heeft vertraging. Het is zomer. Het is koud.

Even later rijden we met zijn drieën door een lommerrijk, maar drijfnat landschap. Hier preekte hij, vlak na zijn pensioen. Nu ligt hij er zelf. Hij wil niet meer, zegt hij, bij monde van zijn zoons. Want als ik naast hem zit, en zijn hand vasthoud, zwijgt mijn oom. Hij slaapt.

'Ik ben het', zeg ik zacht en noem mijn naam. Dezelfde naam als die van zijn eerste vrouw, die doodging toen ik nog klein was. Mijn tante was dolblij toen ze via de telefoon hoorde dat ze werd vernoemd. Mijn nicht met wie ik hier nu ben, stond toen naast haar. Dat verhaal kende ik niet. Net als andere verhalen die ik hoor. Dat mijn oom op zaterdag 'onder hoogspanning' zou staan, omdat het schrijven van de zondagspreek soms stress gaf naar het schijnt.

Mijn vader logeerde als jongetje wel eens in de pastorie. Bij zijn zus, die al het huis uit was en was getrouwd. Met een dominee. Dat gaf wel status, zij was 'de mevrouw' en mijn vader dus 'het broertje van mevrouw', maar er was vaak weinig geld. Soms kregen ze een dode haas of een levende kip. Loon in natura. Mijn oom en tante wisten er geen raad mee. Schijnen zelfs een keer een tapijt te hebben uitgerold om de kippen terug in het hok te krijgen. Het was vaak koud. In dat grote huis naast de kerk. Een tafeltennistafel bood soms soelaas. Ik weet er allemaal maar weinig van. Maar mijn oom kon goed vertellen. En had een goed geheugen. Daar dacht ik zondag aan, toen ik zijn hand vasthield en afwisselend keek naar zijn slapende gezicht en de foto op de vensterbank. Waarop de lachende vrouw stond naar wie ik ben vernoemd.

Zou hij ook vaak zelf zo hebben gezeten? Aan een ziekbed of sterfbed? Bij mensen uit zijn gemeente in Surhuisterveen, Arnhem of IJmuiden? Of hier vlak om de hoek, op de plek waar hij als jonge dominee als eerste werd beroepen, in het Ommelanderwijk van de jaren vijftig?

In de trein terug naar Groningen lees ik 'Millemorti' uit. Na een zwaarbewolkte, donkere dag klaart het 's avonds toch nog op. Een gouden gloed valt over de stad.

Mijn oom werd zondag, eergister, wonderwel nog even wakker. 'Hij zei niets verstaanbaars meer maar begreep alles knikte met zijn hoofd.' Zo lees ik in de sms van mijn zus. Die even was overgekomen uit Berlijn, voor een laatste groet aan onze laatste oom.


Vanmiddag oom twee uur is de dominee gestorven. Hij wordt maandag begraven. Niet naast mijn naamgenoot, die ligt op Texel. Want, zo zou zij gezegd hebben, je wordt begraven in de gemeente waar je sterft.
Het is goed zo.
Rust zacht oom.
Tot maandag. 

zaterdag 9 juli 2011

Strani Italiani


"Dit moét je lezen."

In het geval ik de persoon die dit zegt, èn diens boekensmaak mag, geef ik er, een enkel keertje, gehoor aan. Andersom gebeurt veel minder. Ben er de persoon ook niet naar om te veronderstellen dat mijn smaak strookt met die van een ander. Maar ook hierop maak ik, heel soms, een uitzondering. En hoewel ik op het punt sta om hier een dergelijk arrogante uitspraak te doen -alsof er niet nog een miljoen andere boeken op lezing wachten die vele malen mooier zijn-, volgt allereerst een kanttekening.

Over de stijl van de schrijver niets dan lof. Maar, ik vrees dat de inhoud, alleen voor gewezen (en deels genezen) Italofielen als ik, ècht leuk is (over arrogantie gesproken). Want een ieder die niet thuis is in de schizofrene houding t.a.v. giftige kersen, Communistische schranspartijen of gynaecologen 'di fiducia', zal wellicht slechts met groeiend ongeloof dit boekje doorlezen. Wel, voort hèn luidt de boodschap:

"Het is allemaal wáár."

Want Italiaanse kinderen wórden van de wieg tot het graf verzorgd.
Dat hóórt zo. Ze zíjn ziekelijk gepreoccupeerd met hun gezondheid (ook de alternativo's). Ze betálen zich scheel aan zwartwerkende (private) doktoren/loodgieters/stucadoors/ vul maar in*. En lopen hiermee te koop. Dat geeft status. (*Niets doorstrepen want het is allemaal van toepassing). Ze aanbidden ècht hun mamma's en willen het liefst tot hun zestigste bij hen in de buurt wonen. Op kamers wonen?, uitvliegen? Wat is dat voor modern gedoe.

Onnavolgbaar is ook hoe ze met bewondering en verachting op-/neerkijken tegen/op hen die een baantje bij de overheid hebben. Net als de wijze waarop deze betrekking is verkregen. En de uitgesproken manier, want dat zijn Italianen wèl vaak, uitgesproken, waarop wordt gepraat over
tomatensaus/ belastingpapieren/ gras/ bloeddruk/ de maan/ schoonmaken en alles wat zoal in het dagelijks leven voorbij komt en waar men zich maar enigszins een mening over zou kúnnen vormen.

Ok, ik hou op. Want èrgens hou ik toch wel van dat land. En haar inwoners. Veel zelfs. Aldus. Italianen nemen, ondanks een rijke wijncultuur, weinig alcohol tot zich. Zeker jongeren. Dronkenschap op straat is not done. Misschien leven ze zich daarom uit op de Istiklal Caddesi in Istanbul. Ver van huis. Ik hoorde daar verdomme tot 4 u 's nachts alleen maar Italianen brallen. Nee, Lehti, positief blijven!

Aldus. Het is een verademing om in een willekeurige Italiaanse stad 'fare le vasche', oftewel kijken en bekeken worden, op en neer te lopen zonder al dat bier dat bij dergelijke gelegenheden door Tedeschi wordt gehesen. Ook is de Italiaanse keuken verre te verkiezen boven de Nederlandse. Al gaan ze met dat koken soms wat spastisch om.
Geen brood op tafel? Dan wordt de sla niet aangeraakt. Onmogelijk. Linzensoep met vermicelli? Schande! daar horen van die kleine vlindertjes in. Desnoods 'ditalini' (vingertjes). Hoewel die toch eigenlijk bij de bonen passen.

Ok, basta. Ik woon er niet meer. Hoef me niet meer tig keer per dag om te kleden, mijn kinderen van kraakheldere kleding te voorzien en in gestreken uniform op school af te leveren. Waar ze de hele dag binnen zitten want de speeltuin is voor het gemak afgebroken. Ze zouden zich eens kunnen bezeren. Geen steekpenningen voor een werk- of verblijfsvergunning meer. Geen boerse carabinieri meer. Geen postkantoren en benzinestations waar één of ander bollo (zegel) moet worden gehaald voor één of ander reuze belangrijk formulier. Geen 'contacten' meer om onder de voortreffelijke Italiaanse wetgeving uit te komen, waar niemand iets van snapt en geen hond zich aan houdt.

Maar... zodra ik kan,.... deze zomer..... smeer ik 'm toch weer zuidwaarts.
Om weer te weten hoe de echte pizza bianca al taglio smaakt. Slechts voorzien van roosmarijn en grof zout. Want meer is niet nodig. Om, aan de kant een provinciale weg, een broodje 'porchetta' te eten (een heel varken vol venkel). Om op luide toon, druk gesticulerend, te discussiëren over om het even wat, bij een kop espresso, die nog een uur lang nagalmt op je palato. Wat nou capuccino?, dat is ontbijt voor watjes, man, streng verboden na tien uur!

Lees déze en andere voorschriften er maar op na in "Italiaanse buren". Het is met liefde geschreven. De auteur, Tim Parks, doet een geslaagde poging om de Italianen te begrijpen en laat tevens zien dat Noorderlingen, in de ogen van Italianen, al even vreemde wezens zijn. Vertaald door C.M.L. Kisling. Ook geschikt voor degene die het land dit jaar bezoeken.

Laat je niet afschrikken. Het is een heerlijk land. Vol strani Italiani.
Je moet dit lezen. En er dan heen gaan. Echt. Goditelo (geniet ervan).