Laat ik die zin maar niet afmaken. Ik ben niet zo bekend met de auteursrechten in blogland. Pochen dat je kind op
een filmster lijkt mag misschien nog nèt, maar dit riekt vast te veel naar misbruik. Heel Nederland weet intussen wel waar die vrouw kwam.
Ook ik moet misschien maar 's naar een dokter. Voor mezelf. Niet voor 'n ander, zoals ik vorige week deed bij de bloedbank, waar de dienstdoende arts me er op wees dat niet alleen mijn ijzergehalte maar ook mijn bloeddruk te laag was. Iets beter voor mezelf zorgen dus. Mijn eigen huisarts sprak ik trouwens ook al. Maar dat ging dan weer over hypotheken, Afrika, drugs en de klassenverdeling. Dat heb je zo, met een dokter die kinders heeft op dezelfde school als je eigen kroost.
Ok, prima, geen dokter dus. Dan gaat die vrouw toch gewoon naar de markt. En niet naar de gewone markt. Nee, dit was een heuse
een-uur-voordat-het-Nederlands-elftal-moet-spelen-markt. Da's net zo zeldzaam als die Venus die eerder deze week voor de zon langs ging. Ik zag het niet, want ik was niet op Ameland. En in de rest van het land was Venus afgeschermd door een dik wolkendek.
De aardappelman wist me bij het volscheppen van een zak
muizen nog vrij relaxed te melden dat je die lekker in de schil kunt koken (vast geen voetballiefhebber). Ook de kaasvrouw was in voor een babbel. Ze vroeg hoe het met de vriendin van de vriendin was, die al twee keer was geopereerd aan een hersentumor. En toen ze vorige week kennis had genomen van mijn status van gescheidene (
Goh, jee, echt wáár meid?) gaf ze me, met invoelende blik, een stuk kaas kado. Ik nam me voor om me dit keer ook
vol overgave in het roddelcircuit te storten van de sociale kant te laten zien. Maar ik sloeg de plank mis. Want
de man naar wie ik beleefd informeerde bleek al drie jaar dood te zijn. Kanker. Moest ik haar nu condoleren? Me excuseren? Ik mompelde iets vaags over het door elkaar halen van namen, betaalde en liep verder. Gelukkig had ze het druk met een kudde Duitsers die na mij kwam.
Nu ging het er om spannen. De fruitman had zijn appels al onderop de kar gezet. 'Doe maar tien kiwi's', het eerste dat ik zag, 'en een doos aardbeien' en weg was ik. De A-kerk wees vijf uur aan. De poelier was zijn kar al van het plein af aan het manoeuvreren. Oranje leeuwen fietsten, laverend met sixpacks bungelend aan het stuur, tussen de marktkarren door. De groenteman maakte er geen geheim van en zei, meer geïrriteerd dan verontschuldigend: 'Ja, hoor 's, ik wil de wedstrijd zien' en drapeerde zijn zeil over de broccoli. Geen groente dus.
Het leek alsof op elk moment een onweersbui kon losbarsten (gister, vrijdag, was ècht de bliksem ingeslagen in de
Herestraat). De bloemenboer reed zich klem en stond met zijn neus bijna tegen de SUV van de Belg die zijn friettent wegsleepte. Achteruit rijden was onmogelijk. Ze blokkeerden beiden het fietspad voor de Korenbeurs, dat toch al volstond met barrels omdat iedereen nog gauw iets lekkers wilde scoren bij de AH. Er stonden welgeteld nog zes pijpjes pils van mijn favoriete merk in het allerlaatste krat. Voetbal op de buis betekent bier in je kruis.
Het was leuk geweest om de tijdstippen te noteren waarop de oerkreten opstegen uit de stad. En dan de toonhoogte of lengte van het gebrul te verbinden met doelpunten of gemiste kansen. Vergelijkend onderzoek doen. Met hoe apenkreten klinken of wat het met seks van doen heeft. Want soms leek het alsof heel Groningen tegelijkertijd (bijna) tot een hoogtepunt kwam. Na afloop hoorde ik dat Nederland met 1-0 verloor tegen de Denen. Arme Denen. Kunnen ze voorlopig niet rustig over hun markt struinen. Misschien hadden ze seks gehad voor de wedstrijd. Of juist niet. Ik las deze week een artikel over onderzoeken (meer het gebrek hieraan) die aantoonden dat dit voor sporters prestatieverhogend (of juist verlagend) zou werken. Over spieren, aandacht en het 'knuffelhormoon' oxytocine. Misschien moest ik maar 's onderzoeken of er nog dansgrage gedesillusioneerde
manspersonen in de stad zijn.
Ik stuur een sms. Of hij nog gaat dansen. 'Als je me vraagt', luidt het antwoord. Tja. Het is laat. Nachtrust is een goed medicijn voor je weerstand. Hij vraagt of ik bij hem kom. Maar ik ga slapen. Ik hoef geen wedstrijd te winnen.
Zondagochtend eet ik verse radijsjes uit de kindertuin.
Die zijn rijk aan ijzer naar het schijnt.
Un ravanello al giorno, toglie il medico di torno
(a radish a day keeps the doctor away).
Er komt geen vrouw bij de dokter.
En ook niet bij de groenteboer.
Een gezonde zondag allemaal!