vrijdag 25 januari 2013

Sa'absi, sinaasappels, sib en Jelle

Sa'absi, daar had Jelle Brandt Corstius het over. In zijn prachtige tv-serie 'van Bihar tot Bangalore'. Waarvan afgelopen zondag de laatste aflevering werd uitgezonden. Jammer. Maar die Jelle dus, broer (of broertje?) van Aaf Brandt Corstius, die sprak toen hij 'van Moskou tot Moermansk' maakte, Russisch, en nu hij in India is, spreekt hij daar dus Indiaas. Pardon, dat moet vast Urdu zijn.* Knap vind ik dat. Hem ook wel trouwens.

De vrachtwagenchauffeur met wie hij meereisde at, zo hoorde ik Jelle zeggen: panir en sa'absi. Jawel, ik las natuurlijk de ondertitels, maar ik verstónd het dus ook. Niet omdat ik Urdu ken, maar omdat die woorden ook voorkomen in de taal die ik zelf sinds een jaartje of vijf onder de knie probeer te krijgen. Het farsi, beter bekend als Perzisch. Als volkomen zinloos tijdverdrijf. Want ik werk niet als reisverslaggever, tolk of iets wat daar op lijkt.

Hobbelend achterin de Indiase vrachtwagen, zei Jelle dat het fijne aan reizen vooral het onderweg zijn is. Met welk vervoermiddel dan ook. Vaak nog leuker dan de bestemming.
Mee eens.

Intussen is hij al in Kenia onderweg geweest, in Napels en nu zit hij weer in Athene. Van waar vandaan hij twittert of iemand nog een leuk recept met citroenen heeft, waar hij er massa's van heeft (zou hij wellicht aan zus Aaf kunnen vragen, die onlangs een kookblog begon).

Maar Perzisch dus. Aan het schrift ben ik nooit (serieus) begonnen, het spreken en verstaan is al lastig genoeg. Hoewel het farsi, net als het Nederlands, tot de indo europese taalfamilie schijnt te behoren. Maar van taal en hun oorsprong, logica en grammatica heb ik geen kaas gegeten. Zelfs geen panir. Da's meer Selma's cup of tea. Die op haar blog onlangs de beginselen van het Fins uiteenzette. Met een Somalische en soep. Van sa'absi. Wat groen betekent. Of groente.

Waar ik net weer veel van insloeg en probeerde in mijn minikoelkast in mijn minikeuken te persen. Het fruit drapeerde ik sierlijk op een schaal. Terwijl ik het fruitnetje openscheurde (au), zei ik hardop denkend: 'Heb ik nu hand- of perssinaasappels gekocht?' Kees (8) zei toen wijs, 'Dan komen ze vast uit Perzië'. Van dit niet eerder door mij opgemerkte verband, glom mijn trotse moederhart. En na de bewondering volgde de les (want ik blijf tenslotte een politiek geëngageerde moeder). Over dat we hier geen Perzische sinaasappels kúnnen kopen vanwege een boycot en een gevreesde bom. Kees vond het maar dom, zo konden we zelf ook geen lekkere spullen kopen uit Iran. Zoals sinaasappels. Of sa'absi. Of sib.

Of die lekker was, mijn sib, vroeg mijn Afghaanse vriendin me vanavond, toen ik,  op een klokhuis kluivend de tribune opliep bij de sporttraining van de jongens. Ze moest lachen om mijn uitspraak, die ze 'schattig' vond. Schattig.
Hm, ik werd geloof ik vooral uitgelachen. Toen ik haar vertelde over de saa'bsi en panir zei ze dat als ik eenmaal Farsi kon, ik ook makkelijk het Urdu kon leren, want die zijn verwant. Zij kent beide talen.
Ze zag ook mijn vuile handen, en prees me dat ik weer werk had. Maar, voegde ze er goedbedoeld aan toe, ik kon nu maar beter niet meer zo veel op reis gaan. Eén keer per jaar leek haar meer dan genoeg.


Misschien moest ik maar eens aan mijn Iraanse reisverhaal gaan schaven. Dat vooral gaat over onderweg zijn. En het dan dit keer niet opsturen naar Prometheus of Athene, maar de gereviseerde versie aan Jelle laten lezen. Wie weet.
Of misschien kan ik hem beter een liefdesbrief schrijven, in het Urdu wellicht. Ze vonden hem in India maar zielig, zo alleen. (hij bladerde er de contactadvertenties door)
Mij lijkt het wel wat, zo'n reizende vent. Die je niet dagelijks voor de voeten loopt, maar wel af en toe een tijdje thuiskomt om te proeven van mijn overheerlijke ghormeh sa'abzi. Waar zowaar ook veel (gedroogde) citroen in moet. Is ie daar ook meteen van af. Maar een Hollands broodje panir kan natuurlijk ook.


Nemidunè chekadr gosh mazasht (hij weet niet hoe lekker dat is)
(Moet ik het alleen nog wel even leren koken).


*Oeps, het was Hindi dat Jelle leerde ter voorbereiding op zijn reis door India. Vast ook familie.


vrijdag 18 januari 2013

Wij helpen u wel, (deel 2 + hoe geluk groeit)

Waar was ik gebleven. O ja, ik ordende post en stopte die in ordners (de term 'postorderbedrijf' klinkt gelijk een stuk vriendelijker), gezeten op de bank, die van mijn zoon is, maar eigenlijk van de bank. Er zat ook een brief tussen van een echte schuldsaneerder -nee, niet gericht aan mijn zoon, want die laat zijn zaakjes liever door zijn moeder regelen, ìk gooi hem er immers niet zo snel uit- maar bestemd voor zijn voormalige huisgenoot. Bij wie de sores nog een tikkie erger bleek, maar met wie, zo stond er, geen afspraken te maken viel, dus werd hij er uitgegooid. Uit de schuldsanering. Tja, 'afspraken', wat is geld nog meer dan 'afspraken'.

Deze jongen versjouwt zijn inboedel nu misschien van hot naar her om te voorkomen dat er beslag op wordt gelegd. Verdient zwart bij, zodat geen bank of belastingdienst er ooit achterkomt waar hij van leeft. Verzekerd is hij vast ook niet. En als ook hij meer dan zes maanden achterloopt met het betalen van zijn zorgpremie, belandt hij automatisch bij het CVZ, het College voor zorgverzekeringen. Die int de premie dan rechtstreeks bij de werkgever -die onzichtbaar wordt gehouden- of de bank -waar hij vast standaard drie keer rood staat-. Hij heeft last van zijn knie, gaat niet naar de dokter, want ook als hij zijn premie betaalt, kan hij het eigen risico van €350 niet ophoesten. Misschien hééft ie dat geld wel, maar is druk doende om daar de economie mee draaiende te houden. Door het kopen van een bankstel. Of I-pod. Of breedbeeld-tv. Die hij nu overal heen sleept. Met zijn manke been.

En ga me nu niet vertellen dat de halve bouwwereld ook zo werkt. Met faillietverklaringen, kapitaal elders parkeren, schaduwboekhouding, mazen in de wet, onverzekerde werknemers en het belazeren van de belastingdienst als sport zien, want dan wordt dit log weer te lang. 

Die huisgenoot blijkt trouwens niet de enige. Het AD kopte vorige week (10-01-13): "Zorgpremie steeds lastiger te betalen."  "Achmea sluit dagelijks een paar honderd nieuwe betalingsregelingen met cliënten."
Huh? 'Régeling'? Die zorgpremie wòrdt toch al in termijnen betaald? Wat valt er dan nog te régelen?  En staat daar dágelijks?! Een paar honderd?!
Wie zin heeft in een leuk rekensommetje, be my guest. (x aantal dagen per jaar, 16 miljoen Nederlanders, x aantal gezinnen, marktaandeel van Achmea + andere verzekeraars). Ik beperk me voorlopig even tot het micro niveau. Door tweehonderd euro aan de Hogeschool over te maken. Of toch twee keer honderd aan energie- en waterbedrijf? Omdat anders het water wordt afgesloten. Zo staat er dreigend in een brief. (of dat híer gebeurt of in het huis waar hij niet meer woont is me niet duidelijk). Of misschien kan ik toch beter alles overmaken naar dat CVZ. Want zodra de betalingsachterstand is ingelopen, kan hij terug naar zijn eigen verzekeraar. Scheelt zo weer vijftig euro per maand.

Gek genoeg ligt het geld dat mijn zoon me net in de hand drukte nu naast de computer. Tòch is het al maanden geleden uitgegeven. Vreemd. We geven geld uit dat er niet is. Niet alleen omdat het geleend geld is. Maar het schijnt er feitelijk ook niet te zijn. Ik las ergens dat niemand ter wereld meer weet hoeveel geld er nu eigenlijk in omloop is. Als alles op afbetaling is, leven we van geld dat niet bestaat. Waar we spullen van kopen die we niet nodig hebben. En er dan beslag op laten leggen. Net als op ons laatste restje zelfbeschikking. Voor wie dacht daar nog wat van te hebben. Haha.

Gister was mijn jongste zoontje (8) zijn geld kwijt. Hij was ontroostbaar: "Waar heb ik mijn portemonnee nu neergelèhèhègd?" Toen het ding, met inhoud, weer boven water was, opperde ik om het geld op zijn rekening te storten. Dan kon hij het ook niet meer kwijtraken. Maar hij ontstak in woede: "De bank pakt je geld alleen maar af!"
Waar hij die wijsheid vandaan heeft weet ik niet, want ik geef hem -in tegenstelling tot de indruk die mijn laatste logjes misschien wekken- keurige voorlichting over ons economisch systeem. Over investeringen en rentes en al. Zodat hij straks mooi kan meedraaien in deze maatschappij.

Maar misschien heeft ie wel gelijk. "Nee zeggen tegen vijf keer je huidige salaris" is de titel van een column van Joris Luyendijk in het NRC (12-07-12). Over de financiële wereld in Londen. Er zouden in het Verenigd Koninkrijk een miljoen mensen in die sector werken. Luyendijk interviewt een gedesillusioneerd voormalig medewerker van een Britse bank, die nu werkt bij de FSA, the Financial Services Authority, toezichthouder van de wereld waar hij zelf uitstapte. Hij zegt over de aard van banken: "Moreel speelt simpelweg geen rol in het besluitvormingsproces. (....) In mijn tijd zagen ze je als buitenaards wezen wanneer je morele argumenten gebruikte." De paradox of contradictie van het kapitalisme, zegt hij, is dat het zichzelf opheft.' (Kijk voor actuelere, Engelstalige stukken op guardian.co.uk/bankingblog)

Ter afsluiting dan toch nog een vrolijke noot. Want we hoeven naast het gebukt gaan onder onze  schuldenlast, niet óók nog depressief te worden van weinig opbeurende stukjes over het naderend einde van ons economisch stelsel. Als we onze zelfbeschikking graag uit handen geven aan mensen die daar naar hartenlust mee gokken, stel ik voor dat we ons goede humeur dan toch tenminste bewaren!

De muziek is van de onvolprezen Lucio Dalla, die afgelopen maart in het harnas stierf na een concert in Zwitserland. Hij zingt, (en pianeert en saxofoneert) samen met Francesco de Gregori 'Cosa sarà?'
Het nummer is erg de moeite waard (klikkerdeklik), en actueler dan ooit:
"Cosa sarà,......... che ci fa comprare die tuttto, anche se niente che hai bisogno."
(Wat is het/wat zou het zijn, dat ons van alles doet kopen, ook al hebben we niks nodig?)
Maar mooier nog is de beginzin:
"Cosa sarà,....... che fa crescere gl'alberi e la felicità"; 
Wat is het/ wat zou het zijn.....
dat de bomen doet groeien......
en het geluk?

Aan de volledige vertaling wijd ik me misschien nog eens.
Maar nu ga ik eerst geld overmaken.
En werken.
Of andersom.

zondag 13 januari 2013

Wij helpen u wel. De hufters.

"Geen lening door de BKR.
Wij helpen u wel
Let op, Geld lenen kost geld."


Zo staat er schreeuwerig in de rechterkolom naast mijn mailbox. Ja, ook iets met 'stijlvolle lingerie''passie voor techniek' en nog meer vaags, zodat ik me afvraag hoe gmail eigenlijk mijn post scant. Maar dus ook reclame voor het krijgen van leningen buiten 'Tiel' om, alwaar het Bureau Kredietregistratie (BKR) is gevestigd. Voor de goede orde; wie dáár éénmaal als wanbetaler te boek staat, krijgt geen lening meer. Geloof ik. 

En daar wordt ik dus enorm pissig van. Van dat soort reclame. Ja, ik ben ouderwets. En daar schaam ik me niet voor. Want als je vandaag geen geld hebt voor een nieuw bankstel of de laatste I-pod, heb je dat morgen óók niet. Sterker nog, voor dat bankstel of die I-pod betaal je op afbetaling het dubbele. Als het niet meer is. Dom, onnodig, maar ook reuze lucratief. Althans, voor degene die daar leningen voor verstrekt. En dat vind ik dus hufterig. Het verstrekken van -lees: geld verdienen met- leningen die mensen niet kunnen aflossen.

Want dat bankstel krijgt geen babybankstelletjes die je kunt doorverkopen. Het mijne niet althans. Nu is het verhaal van mijn bankstel ook wel wat apart, want dat is niet van mij, noch van de bank van lening, maar van mijn oudste zoon. Die de complete inrichting van zijn driekamerflat, na twee jaar op zichzelf te hebben gewoond, hier heeft geparkeerd. Met hemzelf erbij. Reuze gezellig hoor, daar niet van. Maar wel een beetje inschikken.

Sinds drie maanden leven we hier al klauterend over de dozen. Een goede les in het leren weggooien van oude meuk. Maar ondanks de tochten naar de stort en de kringloop, het bijtimmeren van planken aan elke muur die dat toelaat, is het hier nog steeds behoorlijk vol. Tot overmaat van ramp kwam ondergetekende deze zomer ook nog op het lumineuze plan om aan elk van haar drie zoons een poezenbeest kado te doen en zie daar: Villa Kakelbont is compleet. Er ontbreken alleen nog een aap en een paard.

Met de teruggekeerde zoon en zijn huisraad, kwam er ook een brief van de gemeente. Of ik soms wist waar meneer uithing. Het adres dat bij hen bekend was, werd onbewoond aangetroffen.
Hoe slim!, dacht ik stiekem. Want hij wéét dat het mij niet lukt om me te laten inschrijven op het adres waar ik feitelijk woon. Door bij mij in te trekken, lost hij gewoon op in het niets. Maar da's gemeen gedacht van mij, want hij kon geen kant op. Dus als rechtgeaarde burger noteerde ik keurig het adres, postte dit in de bijgeleverde retourenvelop en ziedaar, opeens wisten de zorgverzekeraar, telefoonaanbieder, het waterschap, de hogeschool en al die andere mensen die hem diensten hadden geleverd dit 'spookhuis' wonderwel te vinden. Nú wel. Want ze wilden geld zien. Veel geld.

Daar kwam ik achter doordat ik mijn kont hier inmiddels weer enigszins kon keren, en zo stuitte op zijn stapels ongeopende post. Die ik ongevraagd opende (Nee, niks 'foei!', soms móet dat gewoon). Niet fijn. Zulke oude lijken in huis.

En hoewel ik van mijn eigen administratie soms een behoorlijke puinhoop maak en ook de term 'financiële planning' als een prachtig buitenaards wezen zie, kan ik met een gerust hart zeggen dat ik tenminste geen schulden (meer) heb. Met uitzondering van het blok aan mijn been van dit huis dat niet bestaat. Maar intussen ben ik volledig ingewijd in het domein der dwangbevelen, deurwaarders en dagvaardingen. Want, zo moge duidelijk zijn, ik liet het niet bij het openen van zijn post alleen. Wat hij er zelf van vond? Ach, na wat initieel gesputter, liet hij het dankbaar gebeuren. Het geld dat hij verdient met het koken voor allerlei bobo's ("Mam, weet je wie er vandáág in de zaak kwam eten?") levert hij wekelijks bij me in en ik maak het geld keurig over, overeenkomstig de betalingsregelingen die ik trof met zijn schuldeisers. 

So far so good. Maar ik was dus boos. Want tussen die post en óók als je inlogt op de site van je bank en dus óók als ik mijn digitale postvak open, tref ik daar lekkermakende reclame voor allerlei leningen. 'Wij helpen u wel'.
Me reet!

Vooral jongeren kunnen zonder slag of stoot duizenden euro's lenen of in de min staan. Best handig. Ze gaan niet zo snel dood, geven geld uit als water (in politieke termen: 'hebben vertrouwen in de economie') en als het echt te gortig wordt, springen de -vermogende- (groot-) ouders wel bij. Die laatsten zijn meestal zelf grootgebracht met het spáren voor dat bankstel, en hebben dus wat achter de hand. Kortom, jongeren zijn een feest voor iedere zichzelf respecterende geldverstrekker. Prachtige melkkoeien. Want zo'n 'zakgeldspel' voor 'het besef van geld' is natuurlijk goed bedoeld en ook het Nibud probeert heroïsch iets aan budgetvoorlichting te doen, maar we hóren helemaal niet te sparen. We moeten geld úitgeven. En wel nu. Dat is goed voor de economie (whatever that might be).

Dus 'Wij helpen u wel'. Met de mogelijkheid om de nieuwste gadgets te kopen, waar u gelukkig van denkt te worden. Of om de buren mee af te troeven. Of beide. Maar waarvoor u geen middelen heeft. Maar wij helpen u wel. Helaas zijn we genoodzaakt u het dubbele te laten betalen. Maar nu kunt u fijn vanaf uw bankstel op uw nieuwste I-pod stemmen op uw favoriete Idols-Soyouthinkyoucandance-X Factor-ThevoiceofHolland. Welnee, dat zijn géén belspelletjes, die zijn immers verboden. Want mensen moeten natuurlijk níet denken dat ze als domme melkkoe worden gezien.  
Wij helpen u graag.
Uit zuivere naastenliefde.
De hufters.

(wordt vervolgd)

zondag 6 januari 2013

De school begint, maar leren doe je in je vrije tijd




Bijvoorbeeld in de branding bij Lido Conchiglie, of veilig achter de atlas met opa in Amsterdam. Door te luisteren naar de uitleg van stadshistoricus Beno Hofman over de verzuiling in Groningen. Of naar de opera die schuilt in de buurtbosjes.


Of door te kijken hoe grote broer pizzadeeg maakt, de muur af te breken tussen je ouders, aardappels te rooien, de zee te zien in Pieterburen of Puglia, voor Stampertje te spelen en naar de maan te staren of alle Europese kaarten van 1:200.000 in het bos op de grond te leggen, zodat inzichtelijk wordt hoe ver Denemarken van Carcassone is.






Een bootje leeg te scheppen in de Lot (of was het toch de Loire) waarmee je dan helaas niet weg kan varen omdat het ding aan een ketting ligt, maar gelukkig kun je er wel perziken in eten. Of door een zonnepanelenhuisje te bouwen op de maker fair, door het maken van servetkunst terwijl broerlief de pizza's bakt, een eigen basket in de tuin op te hangen of gewoon door op oudjaarsdag spelletjes te spelen.



(Nu moet ik alleen nog leren hoe op een overzichtelijke manier mijn plaatjes blogwaardig te krijgen) 








vrijdag 4 januari 2013

Het Panamacollege

"Nee, nee, niet in de stiltecoupé!" zeiden Leo en Kees tegen elkaar op het perron in Duivendrecht.  Nu had het voor henzelf weinig uitgemaakt, want in de ruim twee uur durende reis sukkelden ze om beurten in slaap. Maar in de coupé tegenover ons zat een onlangs uit Zuid-Amerika teruggekeerd gezin. Althans, ouders en broer (?) waren hun dochter/zus er gaan opzoeken en ophalen. Zo leek het. Het meisje was er vol van. Ze hield een betoog over de familieverbanden tussen M en M en W en K, wie wie wel of niet mocht, waar ze waren opgegroeid, naar welke school en welke kerk ze gingen, wie er lesbisch was, wie er geen foto's op facebook wilde, welke tattoo's bij wie wel of niet werden gewaardeerd, wie wie met de nek aankeek, wie sociaal goed bedeeld was, van wandelen hield. Wie oma had belazerd, gescheiden was, wie mooi en wie lelijk was....

Het was of ik er zelf bij was geweest. Haar ouders probeerden heel respectvol -Ja, zij hadden het heus ook erg naar hun zin gehad- vanuit het Nederlands standpunt enige kritische vragen te stellen. Over de tweedeling aldaar, en de wat bizarre gewoonte van de bovenklasse om hun kinderen in de VS of elders naar school te sturen en hoe het toch kwam dat er schijnbaar geen noemenswaardig schoolsysteem voor de locals was. Iets dat, zo beweerden zij, in landen als Singapore toch zeker wel met enig succes was opgezet. Dochterlief zei veel zinnigs en kwam met valide argumenten als vergelijkingspercentages over mensen die hier de mavo bezoeken. En dat in een willekeurig Afrikaans land ook de middenklasse ontbreekt. Maar moeders zat de cultuur- en vooral de enorme inkomens-verschillen tussen de ruim drie miljoen koppige bevolking dwars: "Toch snap ik het niet". Vader (hij zag zijn dochter al voorgoed emigreren) wierp tegen dat er ook niet zo héél veel te beleven viel. Ok, hij ging zelf nu ook niet zo vaak naar theater... maar toch. En het bevreemdde hem dat er geen fatsoenlijke universiteit was. Zouden ze toch eens iets aan moeten doen.

Toen we Assen naderden was broerlief in slaap gesukkeld, vader had de krant gepakt en dochter troosttte zich met het idee dat het toch ook wel weer leuk was om oma hier in Nederland te zien. Maar, zo wierp ze tegen, dat reizen van haar, dat was absoluut geen verslaving. Echt niet.

"Huh, zijn we al bij Haren? Broer: "Ja, zie je, je bent er zo. Je kunt ook wel in Panama gaan wonen."

Thuis dronken we hete thee en warme chocomel met slagrooom. Ik bracht Leo naar zijn slaapfeestje. Later aten Keesje en ik, na ruim een week in gezelschap van zes tot elf mensen te hebben vertoefd, tagliatelle met boontjes. Op de bank voor de buis. We wachtten op "Het Klokhuis". Met Dolores Leeuwin. Kees eet normaal graag en snel. Maar nu niet. Sprakeloos luisterde hij naar Nieuwsuur, waar uitvoerig verslag werd gedaan van weer een frauduleuze bestuurder bij een woningcorporatie.

"Dat is toch èrg!", riep Kees uit, "dat die man het geld voor huizen, zomaar in zijn eigen zak steekt." Ja Kees, dat is erg. En er dan dure huizen voor zichzelf van bouwen. Op Curacao bijvoorbeeld. Kees vond het vreselijk. Het zou niet mogen. Later, na zijn tweede hazeslaapje, toen Klokhuis was afgelopen, vond hij het toch ook wel slim gedaan. Door toch te doen alsof, en toch wat huizen te bouwen.

Nee, Curacao is geen Panama. Maar wat scheelt het. Bananen doen het op beide plekken vast goed. Misschien moest Kees later maar eens doen waar het treingezin van vandaag mee afsloot: een goede universiteit opzetten in Panama. Of een woningbouwvereniging op Curacao. Of een eigen bureau, met locals. Hij wil per slot van rekening architect worden.

Mocht het reislustige Groningse gezin dit lezen: dank jullie wel voor het boeiende college.