Eerst lag ik vroom op mijn knieën bij de afvoer in een studentenhuis, daarna zocht ik het hogerop en timmerde een drie meter hoge kast in een oude pastorie, maar vandaag, op de dag des Heren, lag ik plat op mijn buik, op de grond.
Bij de prijsvechter.
Tien voor vijf was het. In het tochtportaal, dat onlangs was aangelegd, niet voor tochtvrije werkplekken voor de caissières maar om te voorkomen dat overvallers ten derde male zouden toeslaan, stonden een stepje en een roze peuterfietsje. De kinderen waren binnen, aan het winkelen met hun moeder. Er was ook nog een derde klant. Hij leek niet naar iets speciaals op zoek. IJsbeerde voor de lege broodkarren en zei in zijn telefoon: "Ze is twintig. De oudste."
"Mevrouw" hoorde ik, toen ik net besloot om geen gevulde koeken maar stroopwafels als alternatief rookwaar in mijn doos te gooien, "Mevrouw, kunt u daarbij?" Gedwee ging ik naast het jongetje op de grond liggen, schatte mijn armlengte in ten opzichte van het voorwerp dat het kind aanwees en viste toen een niet nader te definiëren stuk speeltuig
onder de pallet met vruchtensap vandaan. "Dankuwel", riep het jongetje, huppelde weg, draaide zich om, lachte opnieuw een welgemeend dankuwel en verdween toen achter de schappen.
Peinzend over mijn verdere boodschappen, mijn boodschappenbriefje liet ik waarschijnlijk thuis op tafel liggen, kreeg zijn moeder mij in het oog. Een bijna verwijtende blik mijn kant op. Oei, dacht ik. Nu heb ik vast haar gezag ondermijnd. Ze had misschien even tevoren haar zoontje toegesproken met: "Dat krijg je er nu van, Delano/ Surrenderley" (of hoe heten al die mooie halfbloedjes die deze wijk bevolken), toen zijn speelding wegrolde onder de sappakken. Nu zei ze: "Heb jij effe geluk. Heb je wel dankjewel gezegd tegen die mevrouw?" Ik praatte voor mijn beurt: "Jawel. Hij zei het wel twee keer". Mij negerend sprak ze haar kind nogmaals toe: "Met twee woorden? Zei je 'Dankuwel MEVROUW?'" (Het valt niet mee om consequent te blijven met al die import-intellectuelen in de wijk). Braaf herhaalde het jongetje haar woorden. Reflexmatig zei ook ik beleefd: "Graag gedaan, meneer", en liep toen naar de kratten Schultenbrau.
Na drie pijpjes pils te hebben gepakt, liep ik langzaam terug richting vis, om het gesprek van de derde klant zo onopvallend mogelijk te volgen. De NSA is er niks bij. Want wat kletst die vent nou over meisjesleeftijden? Maar nadat hij het over "bloed onder je nagels" heeft, sluit ik een mogelijke handel in tienerhoertjes uit en druip af.
Bij de dooie beestenbak loop ik drie keer langs de weinig appetijtelijk ogende dooie kippen en varkens. In mijn gedachten galmt de tweet van Eetschrijver 'Geen volk eist zijn eten zo goedkoop als het onze'. Toch schuif ik het deurtje van de stoffelijke resten open en kies een pakje gemalen koeienkadaver. "Weg van de supermarkt", heet het boek van GJ Groothedde alias Eetschrijver. Maar ja, dit is de enige winkel die vandaag open is. En lekkerder dan mijn eigen vlees is toch nergens te koop.
De caissière kucht. De peuters rennen heen en weer. Moeders roept
hen iets achterna. Dat mama haar bankpas nodig heeft of zo. Ik sta
tussen haar en de bellende man bij de kassa. Er komen er twee pubers
binnen. Ze gaan overleggen voor de schappen met chips.
Bij Proefkonijnen
legde Bas Haring onlangs de stelling 'Geld maakt niet gelukkig' uit.
Hij maakte het inzichtelijk door Valerio Zeno een bord met het hoofd van
Leonardo di Caprio voor te laten houden. En zijn buurmannen borden van
andere knapperds. Waarmee werd bewezen dat niet schoonheid of rijkdom an
sich (on)gelukkig maakt, maar het verschil hierin met je buren.
Thuis voel ik me de koning te rijk. Met een grote krop paksoi, een worst met onduidelijke herkomst en basmatirijst en bier van de Aldi.
Proost!
zondag 22 februari 2015
dinsdag 17 februari 2015
De afvoer en de Arabier
Op mijn knieën in de badkamer. Nee, niks vunzigs hoor, maar toch wel wat smerig. Althans, dat vonden de meisjes die me gadesloegen bij mijn werk. Met zijn drieën keken ze licht walgend naar mijn handen.
Eigenlijk kwam ik niet voor hun verstopping, maar voor twee deuren. Waar iets mee was. Dat bleek bij deur één nogal mee te vallen en deur twee zat op slot. De dame die er woonde was weg. Op skivakantie. Dat doen blonde studentes nu eenmaal graag. Tevergeefs zochten haar huisgenoten naar de reservesleutel van haar kamer. En ik stond te wachten.
"Ja, er was nog wel een klusje, in de badkamer, en ook één in de keuken." "Maar", zo zeiden de dames, "dat is eigenlijk meer mannenwerk". Nee, ja, nou ja, ze hadden zelf wel eens een sifon losgedraaid, antwoordden ze op mijn vraag, maar daarna was het niet meer gelukt om de boel dicht te krijgen. (Een paar jaar terug kwam ik in ditzelfde huis voor een schijnbaar kapotte CV. En toen ik, -op Koninginnedag, halve binnenstad afgezet- naar hun ketel ging kijken, stond daar, met rode knipperletters BIJVULLEN! Dus ik was voorbereid op mogelijk ontbrekende kennis van regulier onderhoud).
Wat nu volgde was geen bijvulles maar ontstoppings-les. Terwijl hun derrie van jaren her voorbij kwam, vertelde ik intussen over de functie van de zwanenhals. 'Iiieeuw!', zei het meisje met de sterretjesspyama, toen ze voorzichtig met haar slanke vinger aan de opgehoopte haren, zeepresten en ander lekkers kwam, 'Nu heb ik het AAN-geraakt.'
Maar hoor 's Lehti, al die betweterigheid die hier doorschemert is natuurlijk volkomen misplaatst! Alsof je zelf op hun leeftijd iets wist van ontstoppingsveren en stankafsluiters! Dacht het toch niet. Ook jij hebt die vunzigheid door ervaring geleerd!
Het bewijs viel me gister voor de voeten: Een 'note' van Miss White, met het verzoek om mijn earring niet meer in the bathroom aan te doen. En dat 'Graham' mijn oorbel net uit de sink had gevist. Kon ik kennelijk niet zelf. Of ik had het te druk met andere zaken.
Want waarom een briefje? Kon het gastgezin waar ik tijdens mijn talenreis logeerde, het me niet gewoon zeggen? Hoe het precies zat staat vast in het dagboek van dertig jaar terug, waar het briefje uitviel, maar waarschijnlijk was ik gewoon weg, de hort op. De bedoeling was dat ik me daar in Torquay in Engels zou bekwamen. Maar ik krikte er vooral mijn Italiaans op. Rommelde zelfs wat met een rijke Arabier. Al die aandacht vond ik prachtig en liefde had ik in overvloed. Wel een beetje lastig dat ze mij vervolgens als 'de ware' zagen. De Italiaan reisde me achterna in Italië, en de Arabier stond korte tijd later voor mijn ouderlijk huis in Pijnacker (Jazeker, in dat oord woonden wel meer rare figuren dan alleen Tarik), hij gaf me het mierzoete singletje 'Against all odds' (hij rook ook zo, allemachtig wat had die jongen veel parfum op) en bleef me nog lang hartjes sturen uit Saoedi-Arabië.
Dit verhaaltje is niet in het Arabisch, dus met meneer Eau de Cologne ben ik niet mee gegaan. Nog steeds begrijp ik maar matig waarom mannen het alleenrecht op mijn liefde willen. Gelukkig heb ik meer verstand van verstoppingen. En de studentes nu ook. Ik vergat ze alleen te zeggen dat je beter een stop in de afvoer kunt doen als je je wilt optutten. Dat scheelt achteraf een hoop gedoe.
Bij deze.
Eigenlijk kwam ik niet voor hun verstopping, maar voor twee deuren. Waar iets mee was. Dat bleek bij deur één nogal mee te vallen en deur twee zat op slot. De dame die er woonde was weg. Op skivakantie. Dat doen blonde studentes nu eenmaal graag. Tevergeefs zochten haar huisgenoten naar de reservesleutel van haar kamer. En ik stond te wachten.
"Ja, er was nog wel een klusje, in de badkamer, en ook één in de keuken." "Maar", zo zeiden de dames, "dat is eigenlijk meer mannenwerk". Nee, ja, nou ja, ze hadden zelf wel eens een sifon losgedraaid, antwoordden ze op mijn vraag, maar daarna was het niet meer gelukt om de boel dicht te krijgen. (Een paar jaar terug kwam ik in ditzelfde huis voor een schijnbaar kapotte CV. En toen ik, -op Koninginnedag, halve binnenstad afgezet- naar hun ketel ging kijken, stond daar, met rode knipperletters BIJVULLEN! Dus ik was voorbereid op mogelijk ontbrekende kennis van regulier onderhoud).
Wat nu volgde was geen bijvulles maar ontstoppings-les. Terwijl hun derrie van jaren her voorbij kwam, vertelde ik intussen over de functie van de zwanenhals. 'Iiieeuw!', zei het meisje met de sterretjesspyama, toen ze voorzichtig met haar slanke vinger aan de opgehoopte haren, zeepresten en ander lekkers kwam, 'Nu heb ik het AAN-geraakt.'
Maar hoor 's Lehti, al die betweterigheid die hier doorschemert is natuurlijk volkomen misplaatst! Alsof je zelf op hun leeftijd iets wist van ontstoppingsveren en stankafsluiters! Dacht het toch niet. Ook jij hebt die vunzigheid door ervaring geleerd!
Het bewijs viel me gister voor de voeten: Een 'note' van Miss White, met het verzoek om mijn earring niet meer in the bathroom aan te doen. En dat 'Graham' mijn oorbel net uit de sink had gevist. Kon ik kennelijk niet zelf. Of ik had het te druk met andere zaken.
Want waarom een briefje? Kon het gastgezin waar ik tijdens mijn talenreis logeerde, het me niet gewoon zeggen? Hoe het precies zat staat vast in het dagboek van dertig jaar terug, waar het briefje uitviel, maar waarschijnlijk was ik gewoon weg, de hort op. De bedoeling was dat ik me daar in Torquay in Engels zou bekwamen. Maar ik krikte er vooral mijn Italiaans op. Rommelde zelfs wat met een rijke Arabier. Al die aandacht vond ik prachtig en liefde had ik in overvloed. Wel een beetje lastig dat ze mij vervolgens als 'de ware' zagen. De Italiaan reisde me achterna in Italië, en de Arabier stond korte tijd later voor mijn ouderlijk huis in Pijnacker (Jazeker, in dat oord woonden wel meer rare figuren dan alleen Tarik), hij gaf me het mierzoete singletje 'Against all odds' (hij rook ook zo, allemachtig wat had die jongen veel parfum op) en bleef me nog lang hartjes sturen uit Saoedi-Arabië.
Dit verhaaltje is niet in het Arabisch, dus met meneer Eau de Cologne ben ik niet mee gegaan. Nog steeds begrijp ik maar matig waarom mannen het alleenrecht op mijn liefde willen. Gelukkig heb ik meer verstand van verstoppingen. En de studentes nu ook. Ik vergat ze alleen te zeggen dat je beter een stop in de afvoer kunt doen als je je wilt optutten. Dat scheelt achteraf een hoop gedoe.
Bij deze.
woensdag 11 februari 2015
De perfecte huisvrouw en over hoe dat moet met vrome mannen (2)
Na het eten ontvlucht ik de chaos en geniet buiten, lurkend aan mijn peukje, met een pijpje pils en vingerend met lettertjes, van mijn nieuwste verslaving wordfeud. Met onder meer mijn nichtje in India. Intussen bouwen drie jongens in mijn woonkamer verder aan hun hut a la Khadaffi. Dat de boekenkast die ik nog steeds niet aan de muur heb verankerd hierbij als tentstok fungeert, baart me enige zorgen. Maar het grut is per slot
geen kleuter meer, dus ik speel vrolijk verder. 'Hoeren', verschijnt er op mijn aaischermpje. Zelf leg ik 'zeden'.
Drank, roken, seks en spel. Zoveel onreinheid is natuurlijk de goden verzoeken!
Binnen klinkt een harde klap en wat gerommel. Ik ren naar binnen en daar ligt het kroost bedolven onder een berg doeken. Er bovenop losse planken en massa's verhalen. De bescheiden 'Borst' van Philip Roth, 'Vermaledijde vaders' van Monica van Paemel en een vuistdikke Koran. Gemixt met non-fictie als 'Wie luidt de noodklok over de Arabieren' en het inmiddels wat achterhaalde 'De gesluierde Eva'. 'Russisch Blauw' van Rasha Peper, Gunter Gras, Peter Hog, Junichiro Tanizaki en ook mijn eigen dagboeken die ik vanaf mijn elfde bijhield liggen er tussen. Bovenop pronkt 'De gifhouten bijbel' van Barbara Kingsolver, over wat godsdienstfanatisme met een gezin doet. De hele heilige en heidense wereld is bovenop hen gedonderd.
Primo Levi verloor helaas zijn kaft, Farah Diba's biografie mankeert niks maar internet ligt er wel uit. De jongetjes zelf zijn gelukkig ongedeerd. Boos ben ik niet. Wel deel ik, als een commandant aan het front, bevelen uit (er komt nog bezoek). Het speelvriendje vraagt, al bladerend in het oude testament: "Ging jij vroeger naar de kerk, Lehti?" en "Waarom ligt hier dan een bijbel?"
Als alle boeken op stapels in de vensterbank liggen, de hutkoffer weer vol is en de nu lege kast weer op zijn pootjes staat, wordt het vriendje opgehaald. Ik breng mijn eigen jongens naar bed. Dan komt mijn logee: een moslima in minirok. Haar dochter is vandaag jarig en ze ontvlucht thuis de herrie. Gelukkig is het bij mij rustig. We zagen elkaar niet voor een jaar en we kletsen bij met sterke thee. Over familie: Ze is inmiddels oma en haar schoonzonen zijn blanke Nederlands. Over inburgeren: Met al die onbedekte ramen heb je toch nooit privacy? Ik waag haar maar niet te vragen of schoonheidsspecialistes voor hun inkomsten nog steeds afhankelijk zijn van dames van lichte zeden.
Om middernacht maak ik voor haar een bedje op de bank. Mijn muur van boeken fungeert als tijdelijk gordijn. Voor haar privacy. En zo worden mannen, die morgen op de dag des Heres naar de kerk lopen, niet afgeleid door haar mooie slapende gezicht. Maar misschien loeren ze wel liever door een opgelichte sluier naar mijn literatuur. Naar de boeken die me heilig zijn.
Omdat ze mijn horizon verbreedden.
Ze mogen ze hebben.
Mijn blik richt ik graag naar buiten.
Drank, roken, seks en spel. Zoveel onreinheid is natuurlijk de goden verzoeken!
Binnen klinkt een harde klap en wat gerommel. Ik ren naar binnen en daar ligt het kroost bedolven onder een berg doeken. Er bovenop losse planken en massa's verhalen. De bescheiden 'Borst' van Philip Roth, 'Vermaledijde vaders' van Monica van Paemel en een vuistdikke Koran. Gemixt met non-fictie als 'Wie luidt de noodklok over de Arabieren' en het inmiddels wat achterhaalde 'De gesluierde Eva'. 'Russisch Blauw' van Rasha Peper, Gunter Gras, Peter Hog, Junichiro Tanizaki en ook mijn eigen dagboeken die ik vanaf mijn elfde bijhield liggen er tussen. Bovenop pronkt 'De gifhouten bijbel' van Barbara Kingsolver, over wat godsdienstfanatisme met een gezin doet. De hele heilige en heidense wereld is bovenop hen gedonderd.
Primo Levi verloor helaas zijn kaft, Farah Diba's biografie mankeert niks maar internet ligt er wel uit. De jongetjes zelf zijn gelukkig ongedeerd. Boos ben ik niet. Wel deel ik, als een commandant aan het front, bevelen uit (er komt nog bezoek). Het speelvriendje vraagt, al bladerend in het oude testament: "Ging jij vroeger naar de kerk, Lehti?" en "Waarom ligt hier dan een bijbel?"
Als alle boeken op stapels in de vensterbank liggen, de hutkoffer weer vol is en de nu lege kast weer op zijn pootjes staat, wordt het vriendje opgehaald. Ik breng mijn eigen jongens naar bed. Dan komt mijn logee: een moslima in minirok. Haar dochter is vandaag jarig en ze ontvlucht thuis de herrie. Gelukkig is het bij mij rustig. We zagen elkaar niet voor een jaar en we kletsen bij met sterke thee. Over familie: Ze is inmiddels oma en haar schoonzonen zijn blanke Nederlands. Over inburgeren: Met al die onbedekte ramen heb je toch nooit privacy? Ik waag haar maar niet te vragen of schoonheidsspecialistes voor hun inkomsten nog steeds afhankelijk zijn van dames van lichte zeden.
Om middernacht maak ik voor haar een bedje op de bank. Mijn muur van boeken fungeert als tijdelijk gordijn. Voor haar privacy. En zo worden mannen, die morgen op de dag des Heres naar de kerk lopen, niet afgeleid door haar mooie slapende gezicht. Maar misschien loeren ze wel liever door een opgelichte sluier naar mijn literatuur. Naar de boeken die me heilig zijn.
Omdat ze mijn horizon verbreedden.
Ze mogen ze hebben.
Mijn blik richt ik graag naar buiten.
maandag 9 februari 2015
De perfecte huisvrouw en over hoe dat moet met vrome mannen
De kamer toont een stilleven van een accuboor op de bank, gebroederlijk naast nog te herstellen kleren. Op de grond vervangt een stapel oude kranten de ontbrekende poot van een trampoline. Hier weer bovenop dansen twee pingpongballetjes tussen zes springende jongensbenen.
Vier van deze benen liepen eerder naar dit huis vanuit de nabijgelegen wijk. Ik deed, in de stilte voor de storm, een dutje op de andere, nog lege bank. Dan komt Kees binnen met zijn speelvriendje, dat hier inmiddels kind aan huis is. Hij zegt, met een blik op deze bedekte moeder: 'Ik dacht dat jij altijd fit was.' Leo zingt al springend mee met het deuntje van mijn wekker.
Half slapend vraag ik hen om de maaltijd voor vanavond uit de vriezer te halen. Niet dat de lust om te koken mij ontbreekt, maar de vriezer bevat dikke plakken ijs. Hoog tijd om de voorraad kliekjes van het afgelopen half jaar te verorberen teneinde het ding te kunnen ontdooien. Er volgen verrukte kreten uit de keuken: "Oh, we hebben een menu! Kip met boontjes, pindasaus en knoflook, pasta of bonen, courgette of pompoensoep.... "
Als het springen stopt, daalt de rust heel even neer. En ook het zand. Tevergeefs zoekt zoon Leo naar het stoffer en blik (die gingen de deur uit, mee met grote zoon Frans, evenals zijn gordijnen die ik hier braaf van de haakjes haalde. Resultaat: een doorzonwoning avant-la-lettre). Uit arren moede pakt Leo de stofzuiger. Maar dit ding stoot bij het aanzetten zo'n ongelooflijke stofwolk uit zijn achterste, dat je je afvraagt of mijn hoesten door roken wordt veroorzaakt of dat de mooie Miele de boosdoener is.
'Mam, moge we nu een hut bouwen?'
'Ja wel, dat mag, in mijn slaapkamer staat een hutkoffer vol kleden.'
-rennende kindervoeten-
'Mam, is dat dat bruine ding waar al je kleren op liggen?''Ja schat, gooi mijn kleren maar op het bed.'
'Maham, heb je touw?'
'Ja, kijk maar daar onder die friteuse op de kinderstoel, onder de oud-papier bak.'
'Wow, wat een dik touw! We zijn schippers!'
Even later serveer ik de opgewarmde kliekjes door het gat, pardon 'raam', van de enorme hut. Kees is verdiept in een boek. Leo nodigt me tevergeefs uit om te komen kijken hoe prachtig hun bouwsel er van binnen uitziet: "Het is ook een vrouwenhut hoor! Kijk, er zijn ook kapstokjes".
Die heren uit Gouda moesten hier maar eens op excursie komen. Om te zien hoe mannen zich gedragen die van kinds af aan gewend zijn aan vrouwen. En dat de termen 'vrijdaggebed' en 'werkende vrouwen' heus een betere combinatie is dan 'touw' en 'boekenkast'. Hoewel zelfs dit laatste handvaten kan bieden voor manvolk dat vrees heeft te worden afgeleid door de aanblik van het andere geslacht. Maar dat kon ik tijdens het schrijven van dit logje nog niet bevroeden.
Hoe het afliep kunt u woensdag lezen.
woensdag 4 februari 2015
Domweg gelukkig in Groningen
Dat allitereert toch een stuk lekkerder dan die Dapperstraat van Bloem? Maar het verwarrende is, dat ik, op vijf minuten fietsen van die beroemde Dapperstraat, toch zomaar in Groningen belandde. Nu had ik al eerder beweerd dat Amsterdam in de achtertuin van Groningen ligt, maar om hier het Boter-, Reit- en Hoendiep te zien, was toch een verrassing. Prachtige huizen trouwens. Daar in de rivierenbuurt van plan Berlage. Waar ik gister doorheen fietste. Om nieuwe schilden voor een deurkruk te kopen (Waarom daar??) en ik de weg vroeg naar de Praxis aan twee studenten die de overblijfselen van hun weekend (en wellicht nog die van oud & nieuw) in de glasbak probeerden te krijgen.
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Iets verder weg, in het Amsterdams Lyceum aan het Valeriusplein, zag ik een dag eerder de bijzondere opera, 'Lali's vlucht'. Die niet alleen over Lali's vlucht uit Iran ging, maar ook over zijn ontvangst in Amsterdam. Aan de Apollolaan. Sadhu zong Griekse muziek, Frans speelde klarinet en Aad speelde Lali. Onder de voorstelling at het publiek Spaanse gazpacho en granaatappel. Na afloop bood ik de echte Lali, die eigenlijk Mohamed heet, mijn manuscript aan, over mijn eigen reis naar Iran. Hoog tijd voor de zoveelste redigeersessie.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Maar lieve Lehti, zou dit niet een lofzang op dat schone Groningen worden? Waar je zelf na wat omzwervingen werd omarmd door grachten, fietsendieven en het dansen van Salsa. Waar je zelfs nog even voor student speelde? Waar ik de stadszwerver ken ("Past u wel op, het is glad hoor, Fijne dag nog. Ja daag") en de parkeerboeteschrijvers. De stad waar ik afvoeren ontstopte, tegeltjes plakte en kozijnen strak in de lak zette. Waar groenteman Jan en de Kaasdame me kennen op de markt. Waar ik vol bewondering kijk naar hoe de stad oprukt naar het ommeland.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Nou vooruit dan. Nog twee laatste plaatjes uit Mokum. Omdat dat beter past bij de laatste strofe van Bloem's gedicht. Hoewel daar de zon niet scheen te schijnen. Tussen de buien door.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.
Iets verder weg, in het Amsterdams Lyceum aan het Valeriusplein, zag ik een dag eerder de bijzondere opera, 'Lali's vlucht'. Die niet alleen over Lali's vlucht uit Iran ging, maar ook over zijn ontvangst in Amsterdam. Aan de Apollolaan. Sadhu zong Griekse muziek, Frans speelde klarinet en Aad speelde Lali. Onder de voorstelling at het publiek Spaanse gazpacho en granaatappel. Na afloop bood ik de echte Lali, die eigenlijk Mohamed heet, mijn manuscript aan, over mijn eigen reis naar Iran. Hoog tijd voor de zoveelste redigeersessie.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Maar lieve Lehti, zou dit niet een lofzang op dat schone Groningen worden? Waar je zelf na wat omzwervingen werd omarmd door grachten, fietsendieven en het dansen van Salsa. Waar je zelfs nog even voor student speelde? Waar ik de stadszwerver ken ("Past u wel op, het is glad hoor, Fijne dag nog. Ja daag") en de parkeerboeteschrijvers. De stad waar ik afvoeren ontstopte, tegeltjes plakte en kozijnen strak in de lak zette. Waar groenteman Jan en de Kaasdame me kennen op de markt. Waar ik vol bewondering kijk naar hoe de stad oprukt naar het ommeland.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Nou vooruit dan. Nog twee laatste plaatjes uit Mokum. Omdat dat beter past bij de laatste strofe van Bloem's gedicht. Hoewel daar de zon niet scheen te schijnen. Tussen de buien door.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
Labels:
Amsterdam,
Bloem,
gedicht,
Groningen,
Iran,
Lali's vlucht,
rivierenbuurt
Abonneren op:
Posts (Atom)