dinsdag 28 februari 2017

Het feest dat aan half Nederland voorbij gaat

Indianen, zwervers, zebra's, muizen, vliegeniers, clowns, presidenten, giraffen, BFI agenten, Robin Hoods, Rastafari's, bijen, bakkers, militairen, bejaarden met rollators, generaals, dracula's, supermannen en zelfs een wortel. Die liep ik dit weekend allemaal tegen het lijf. Ze groetten en zongen en maakten muziek. Toen het ging stortregenen trokken ze vrolijk een regenpak over hun kostuums aan en gaven geen krimp. Ze bleven gewoon doorfeesten en zingen en lachen.
    
Ik wist het niet meer. Was totaal vergeten dat het bestond. Wat zeg ik? 'Bestaan' is toch echt wat zacht uitgedrukt voor dit jaarlijks terugkerende feest, waar elke peuter en grootouder bezuiden de rivieren aan lijkt mee te doen. Waar geen ontsnappen aan is, niet in de trein, niet in de bus, niet op de scooter en zelfs niet als je gaat fietsen van Nijmegen naar het Duitse Zyfflich. Alwaar je je koffie slechts kunt nuttigen tussen de cowboys, monniken en prinsessen. Het is wel even wennen, maar zo'n onderdompeling in een onbekende cultuur vol vrolijke mensen maakt wel dat ik me meteen minder druk maakte om de spaken van mijn fiets. Waarvan er één, oh nee twee, eh... zes braken.

Achteraf bedacht ik ook hoe fijn het was dat ik zonder identiteitscheck de grens over kon steken. Net als prins carnaval. Ik merkte zelf nauwelijks dat ik in een ander land was. Niemand maakte zich daar druk om. Geen volksmenner zal het lukken om mensen bang te maken met 'Wees op uw hoede voor de caranavalsvierders die de Nederlandse cultuur bedreigen'. Ook niet nu er, van Australië tot de VS, en zelfs in ons eigen Almere 'horrorclowns' opduiken die met messen zwaaien en erger. Maar misschien komt er ook nog eens een politicus die daarom de Cliniclowns op een lijst van terroristische organisaties wil plaatsen.  

Toen onze koningin, toen ze nog verkleed was als prinses, tien jaar geleden zei dat 'dé' Nederlandse cultuur' niet bestond, was het land te klein. Maar wie een beetje nieuwsgierig om zich heen kijkt, zal aangenaam verrast zijn. Nederland kent veel kleurrijke feesten. Naast Carnaval hebben we ook nog het offerfeest en het suikerfeest. Daarbij kleden de mensen zich niet alleen op hun paasbest, ze serveren ook nog eens heerlijke gerechten. Met de voorbereidingen is men net zo lang zoet als de Limburger met zijn outfit.

Verkleed je eens als indiaan, prinses of hijs je eens in een toga. Zodat je een dagje voor rechter kunt spelen. Maar hou het dan liever wel bij spelen. En ga vooral niet denken dat je een land kunt besturen door mensen bang te maken voor iedereen die 'anders' is. Daar bouw je geen feestje mee. 
En zeker geen land.








(Zou Wilders dit jaar nog verkleed de straat op gaan in zijn eigen Venlo? Een boerka-outfit zou ik hem toch ontraden. Zou sneu zijn als hij zich moet beveiligen tegen zijn eigen aanhangers.)

maandag 20 februari 2017

De liegende vluchteling

Er was eens een meisje van zes. Ze heette Gerda de Vries en woonde aan de Rijnkade vijftien in Arnhem. Maar gek genoeg had deze Gerda geen flauw idee hoe het er daar op de Rijnkade uitzag. Of ooit had uitgezien. Ze was in heel Arnhem zelfs nog nooit geweest. Ze heette eigenlijk ook geen Gerda. En 'de Vries' was niet de achternaam die ze van haar vader had meegekregen. Maar hoewel er niks klopte aan haar papieren, was ze er wel. Het was een meisje van vlees en bloed met bruine ogen en een grote strik in het haar. Dat knikkerde en leerde schrijven en schaatsen. Ze bestond echt. Sterker nog, ze bestaat nog steeds.

Het enige dat correct op de papieren stond, was haar geboortedatum, 1 april. Maar aan alle verzinsels rond de rest van haar identiteit, was verder weinig grappigs. De Rijnkade vijftien was namelijk gebombardeerd. Een vergissingsaanval, geallieerden hadden de stad aangezien voor het Duitse Kleef. Er vielen zestig doden. Ook dat had Gerda weliswaar niet meegemaakt, maar het was wel de reden om juist dit adres te verzinnen. Want wie wil zich nou niet ontfermen over een 'evacueetje' uit 'geteisterd gebied'? Daar is weinig verdachts aan. Wat dat betreft is er niets veranderd. Ook anno 2017 willen we eigenlijk alleen 'echte' vluchtelingen helpen. Mensen wiens huis is platgegooid spreekt tot ieders verbeelding. Maar wie liegt over zijn of haar identiteit, kan op weinig compassie rekenen.

Maar laat nu juist de afkomst van dit meisje de reden zijn geweest om te liegen. Het maakte dat zelfs haar geboortehuis in Friesland niet meer veilig was en ze moest onderduiken, samen met haar moeder en zus. Waar vader was wisten ze niet. Naar later bleek probeerde hij, vermomd als vrouw, de controles te omzeilen.

De vader van het meisje was zelf twintig jaar voor Gerda's valse papieren ook vluchteling geweest. Of mag je een jongen van twaalf, die zich zonder ouders verstopt in een volle trein, op zoek naar een beter bestaan in een ander land, zo niet noemen? Feit was wel dat toen hij inmiddels was getrouwd met een Friese boerendochter, zij twee dochters hadden en een bloeiende eigen zaak runden, hij nog niet was genaturaliseerd als Nederlander. Het wrede toeval wilde dat Nazi-Duitsland zijn geboorteland toen annexeerde en zo werd hij, als Duitser, opgeroepen voor militaire dienst. Hij wist het lang te ontduiken maar moest uiteindelijk toch het nazi-leger in. Gerda's oudere zus werd geacht naar de Duitse school te gaan. Hoe te laveren tussen wat verplicht was in oorlogstijd, de blikken van de buren en je eigen geweten?

Vader wist te ontsnappen uit het medisch, militair kantoor van de nazi's waar hij werkte in het toen nog Duitse Stettin (het huidige Szczecin, wat nu in Polen ligt. 'Landsgrenzen' blijven een vreemd fenomeen). En zo werd het meisje met de strik de dochter van een gedeserteerde Duitser en daardoor noodgedwongen Gerda. Vader dook onder en zijn gezin hield zich elders schuil. Soms waren dat fijne plekken, die toch niet veilig bleken, soms was het eten vies (maar daar mogen vluchtelingen niet over klagen). Soms waren het plekken waar het meisje en haar zus de straat op werden geschopt -kinderen maken het huis maar vies- of waar je koffer stiekem werd nageplozen door de gastvrouw. In een oorlog is het overleven. Maar het echte overleven begon voor Gerda pas na de oorlog.

Op de dag dat Friesland werd bevrijd, een maand voor 5 mei 1945, stak het inmiddels zevenjarige meisje zonder uitkijken de weg over, en werd ze aangereden door een Canadese jeep. Wekenlang lag ze doodstil in de bedstee van het onderduikadres. Men wist niet of ze het zou redden. Maar ze overleefde de klap.

Vijfenzestig jaar later maakte ik met dit meisje een driedaagse fietstocht. Van Arnhem naar Zwolle. De tocht begon daar waar ze volgens haar vluchtelingenverklaring zou hebben gewoond. Lachend poseerde ze voor de deur van de inmiddels herbouwde Rijnkade vijftien.

Het is mijn eigen moeder.







zondag 12 februari 2017

De merel zingt weer, maar het schrijfseizoen is nooit voorbij.

Onderweg naar een schilderklus zag ik vorige week de opkomende zon als een grote oranje bal boven de nog benevelde velden hangen. 's Avonds was ik tot na zonsondergang bezig met het afhangen van een zelfgemaakt tuinhek aan twee solide duimhengen (wat een mooi woord is dat toch: hengen). Er wachtten verder nog een verstopte keukenafvoer, het afkitten van een badkamer en in het weekend was ik in de weer met het op maat schaven van klemmende deuren en ramen. Een heel leger therapeuten zat tijdens hun sessies namelijk op de tocht. Sommige psychologen hadden het ergste leed proberen te verhelpen met wat plakband en een opgerolde theedoek.

Het verhelpen van tocht en verstoppingen blijft soms wat ondankbaar of in elk geval onzichtbaar werk. Er kunnen geen mooie plaatjes van op mijn website worden gezet. Het enige dat kan aantonen of ik mijn vak versta, is het uitdoven van klachten over de kou.

Als de dagen lengen stroomt mijn agenda weer vol. Mensen lijken te ontwaken uit hun winterslaap, willen iets veranderen aan hun woonst, aan hun nestje. Er moet opeens iets worden verbouwd of hersteld waar men in de winter minder last van scheen te hebben. Ze bellen mij en ik rij er heen. Voor het negende jaar op rij. De lente is voelbaar, zichtbaar en zelfs hoorbaar. Merels zingen als de avond valt.

Ik mag niet klagen maar eigenlijk wil ik schrijven. Elke dag, elk uur, altijd. Ik sta op met verhalen en val ermee in slaap. Daar krijg ik geen kramp van in mijn handen zoals bij het schilderen vaak gebeurt. Op mijn mobiel staan vele interviews en er liggen vol gekrabbelde schriftjes naast de laptop te wachten om te worden getransformeerd tot een roman. Aantekeningen met beelden, met geuren en ontroering.

Het is een verhaal dat verteld moet worden. Dat van alle tijden is. En er altijd zal zijn. Het is een verhaal over Ierse, Baskische en Franse voorouders. Maar ook dat van mijn Weense opa die als wees zijn heil zocht in Friesland. En ook van Syriers en Marokkanen van nu. Het gaat over gelukszoekers, avonturiers, over mensen die een beter leven willen. En voor wie het verminderen van kou en tocht niet meer volstaat. Die er altijd al zijn geweest. Maar zo lang er ook mensen zijn die de verbetering van hun leefomstandigheden zoeken in kleinere veranderingen. Zo lang er tuinhekken omwaaien, keukens verstoppen en ramen kieren, zal het nog minstens een jaar gaan duren voordat er een lezenswaardige roman is.

Het is fijn dat er weer werk is en dat mijn inmiddels trouwe klantenkring daar ook keurig voor betaalt. Maar hoe mooi zou het zijn als die erkenning er ook kwam voor mijn geploeter met woorden, met zinnen, met verhalen die er ik zo graag vertel. Jammer genoeg levert dat niet alleen geen beleg op, maar zelfs geen boterham.

Wie weet. Wie weet zal er, als de merels over een jaar opnieuw gaan zingen, iemand zijn die me vraagt om te schrijven. Een boek, een verhaal, een column. Het maakt me niet uit. Als ik maar mag schrijven.

Inmiddels is het een week later. Er trekt een nieuw koudefront over ons land. Misschien moest ik me vandaag maar richten op het verbeteren van mijn eigen leefwereld. Mijn tuinhek klemt en er is nog een bed dat gemonteerd moet worden. Maar voorlopig verschans ik me bij de kachel achter mijn toetsenbord. Waar ik woorden laat stromen, zinnen verzin, zinnen verzet en geniet.

Buiten fluiten de vogels en schijnt de zon.