Geïnspireerd door de invriesmania van Olijf en het dansende stokje van Novy, heb ik een roadmovie gemaakt met dansende tomaatjes. Althans, daar kunnen ze best voor doorgaan. Van die heerlijke kerstomaatjes, weet je wel. Maar het zijn dus besjes. Afkomstig van de boom waar mijn auto onder stond. Tot mijn verbazing bleven die besjes gewoon op mijn auto liggen bij 120 kilometer per uur. Ze gingen alleen een beetje dansen. De lezer zal het misschien meer verbazen dat ik met die snelheid filmde.
Maar, laten we wel wezen, rijdend bellen is verboden, filmen toch niet?
O, gaat het om veiligheid? Nou, ik kan zelfs breien achter het stuur, hoor! (kan alleen niet breien). Heb al 23 jaar mijn rijbewijs en nog nooit een auto in de prak gereden. Of het moet die keer zijn geweest dat ik met mijn viesgele Fiat 128 een broodje porchetta stond te kopen te Marsciano. En niet zag -want met mijn rug naar de weg-, dat mijn gele bolide er uit zichzelf vandoor ging. "Signora, signora!", probeerde de verkoper me te waarschuwen. Maar het was te laat. Mijn auto stond tegen de achterbumper van de auto vóór me. Bleek die van een veehandelaar te zijn. Met wie ik mot had gehad. 200.000 lire kostte die klotebumper. Nee, hij was niet van plan coulant te zijn. Maar ik zat toen dus niet ìn de auto, dus dat telt niet. Was ik de handrem vergeten? Vast. Kan gebeuren. Het broodje varken met venkel was trouwens heerlijk.
Of die keer in Montalcino. Zelfde land, twintig jaar later. Ik ging met vier kindjes op stap. Het was snikheet. Er was veel toerisme en weinig parkeerplek. Ik liet (en laat) me er op voorstaan goed te kunnen inparkeren. Kindjes stapten uit en seinden me vanaf de stoep hoeveel millimeter ik nog had tot aan de bumper van voor- en achterbuur. Na tien keer zwetend heen en weer steken stond ik keurig in het gelid. Dacht ik. Maar dit deukje had ik dus niet gezien (daar waar het stof is weggeveegd, zie je?). Het was zo'n dikke Duitse SUV ('Suf', noem ik ze).
Nadat we het kasteel hadden verkend, waar peperdure wijn klaarstond om naar de VS te worden verscheept, de kinderen de roddeltantes in het park hadden natgespetterd met de fontein en we hadden geprobeerd om tijdens siësta wat eten te bemachtigen (alles potdicht), vond ik een Duits briefje onder mijn ruitenwisser. Of ik naar het nabijgelen Buoncovento wilde komen.
Nee, dat wilde ik dus eigenlijk helemaal níet.
Ik wilde in een riviertje poedelen en dammen bouwen en iets te eten.
Maar, dacht ik, ze hadden mijn kenteken, dus ik had geen keus. Anders wachtte me vast allemaal juridisch gedoe.
Om kort te gaan. Ik reed naar de Duitse Suf, aanschouwde het deukje, we vulden de schadepapieren in en nu moet ik drie jaar schadevrij rijden om mijn no-claim niet kwijt te raken.
Het ongeplande uitstapje naar Buonconvento leverde wel mooie plaatjes op (die wereldberoemde wijn wordt zeker van zonnebloemen gemaakt). Toscane, Umbrië, het groene hart van Italië. Waar ik ooit ook eens, toegegeven, een ongelukje met mijn Renaultviertje had. Maar ook tóen zat ik niet in de auto. Althans niet méér. En ik reed ook niet. De ruzie die ik met mijn vriend had liep toen zo hoog op, dat ik uit de auto sprong en ook de bestuurder (vriend) stapte uit. Niet echt handig, maar ja. Ik vreesde erger letsel als ik met hem mee zou rijden naar huis. De weg was niet al te steil. Het Renaultje sukkelde ever door en kwam tegen een paaltje tot stilstand. Klein deukje. Ik was er zelf erger aan toe. Barvrouw T. (ook al met blauw oog), haar man N., de takkenvrouw en alle andere gekken van het dorp dromden samen om te zien of er wat sensationeels te zien viel. Ze zagen alleen mijn bloedneus. Pech voor hen. Toen ik weer instapte (niet bepaald uit vrije wil), belden ze de carabinieri. En die kwam bij mij thuis kijken. Ze keken omhoog, naar mij, die vrolijk lachend uit het raam leunde. Met mijn vriendje achter me, die ook al zo blij en relaxed oogde. Maar in zijn lieftallige hand, die zorgzaam op mijn rug leunde, en vanaf buiten niet te zien, omklemde hij een keukenmes. Lugubere versie van de balkonscène. Ik moest (alwéér?) van de dienders naar beneden komen (Au!, soepel traplopen was geen feest) en me, voor hun neus, om mijn as draaien. Die agenten zagen dat vast niet dagelijks, zo'n jong blondje dat ze mochten inspecteren. Hadden zij ook een verzetje. Het leek op een koeienkeuring. En ik oefende in de schone schijn. "Ja hoor", zegde ik hen toe, "als er iets is, zal ik u bellen" (Ja hóe dan?, er wàs daar toch helegaar geen telefoon! Die was in het café van T. en N., twee kilometer terugrijden). Aan mijn vriend maakte ik even later mijn excuses voor mijn roekeloze sprong uit de auto.
Oja, dáár had ik het over, over áuto's en veilig rijden. Niet over veilige vriendjes.
Aldus. Dat blauwe Renaultje plantte ik in de winter van 1990 alsnog tegen een boom. Op slechts honderd meter van het eerdere drama. Vast een onheilsplek. Ik was inmiddels met mijn hond, geit, kippen en konijnen naar Fanciulata, bij Deruta verkast. En zwanger. Ik reed naar Orvieto, waar de vader woonde. Hij zou forellen maken (Ok, hij had losse handjes maar leerde me de taal perfect spreken en hij kon lekker koken. Was wel een beetje harde leerschool. Gordon Ramsay's Hell's kitchen is vleierij vergeleken bij de kritiek die ik kreeg als mijn pasta naar zijn smaak te gaar/te rauw/te plakkerig/te nat/te droog was.) "Maar", had hij gezegd, "Neem niet de superstrada, die is te gevaarlijk." Had hij geen ongelijk in. De enige zoon van de timmerman uit Collelungo had zich er enkele jaren eerder doodgereden. "Neem de weg over de bergen, dat is veiliger", voegde hij er aan toe. Had hij verstand van. Van veiligheid.
Ik reed die avond van Deruta naar Orvieto, over Prodo en Marsciano, over de berg met de antenne, (knap hè, bezwangerd worden met een berg er tussen). Het was glad. Het kan zó koud zijn in Italië (de pis bevroor in de pot onder mijn bed). In een bocht tikte ik, heel even maar, de rem aan. De auto ging dwars op de weg staan, reed tergend traag naar de afgrond. Uitstappen ging niet, het portier kon alleen van buiten open. Een seconde later stond mijn auto verticaal tegen een boom. Een kersenboom. De takkenvrouw zei me dat ik er jaarlijks een kruiwagen mest heen moest brengen. Zo ver kwam het niet. De boom ging dood. Maar ik leefde nog. En het prille leven dat in mij groeide gelukkig ook. Ik schoof voorzichtig het raampje open, deed het portier open en klom naar buiten. Toen ik het nabijgelegen café van T. en N. binnenstapte zei T: "Is er iets, Lehti, je ziet zo bleek?"
Uren later dan gepland aten we die nacht met vijftien man forel in Orvieto.
Een tractor trok mijn auto de volgende dag uit de afgrond. Helaas waren er toen nog geen digitale foto's. Maar ìk was er al wel. Dus maakte ik foto's. Ook waren er nog geen mobieltjes. Bellen deed ik in de kroeg (had ik tenminste een excuus om de deur uit te mogen).
Het R4tje heeft later nog dienst gedaan als konijnenhok (wielen waren er af, het ding stond op blokken, maar de radio deed het nog járen) en als tomatenkas. Maar helaas, toen hij in zijn vrij naar lager gelegen stallen werd 'gereden', werd dat even vergeten en zo lagen er honderden tomatenstekjes door de auto gestrooid. Typisch geval van jammer.
Vorig jaar, na het kasteel-suf-botsauto-zonnebloem-uitstapje, maakte ik een tochtje naar mijn vorige leven en dronk een kopje koffie bij dezelfde bar als toen. Ik trof er nog altijd barvrouw T. Zonder blauw oog nu. Ze wist niet meer wie ik was. Of deed alsof. De takkenvrouw was dood (dus nu mag ik haar wel bij naam noemen: Assuntina heette dat heerlijke mens. Ze heeft nooit in een auto willen zitten), het postkantoor (waar ik de elektriciteitsrekening betaalde en mijn telegrammen uit Nederland ophaalde) was al jaren gesloten en T. werd oma. Haar dikke dochter wist zich nog wel veel van mij herinneren. Hoe ons paard er uitzag bijvoorbeeld. Ze zat bij mijn toenmalige stiefzoon in de klas. Terwijl ik toen zelf nog een kind was. Maar daarover later wellicht meer. Of niet. Anders wordt alles ingewikkeld.
Ik tuurde over het balkon van de bar en zag in de verte een berg. Die ik jaren achtereen had gezien. Toen ik hier woonde. Toen Frans werd geboren. En hier, vanaf deze bar, de verloskundige werd gebeld. Die niet kwam. Zodat ik alleen beviel. Met hem er bij. En mijn moeder. En een meisje uit Poeldijk. "Wat is dat eigenlijk voor berg", mijmerde ik, terwijl ik die hectische jaren herkauwde. "De monte Amiata", zei de zwangere dochter. Die toen acht was.
Nou ja zeg, dat had ik dus nooit geweten, dat die berg, waarachter de zon zich elk avond verstopte, de famosa Amiata was! Waar ik, na een tweede kopje koffie, naar terugkeerde, naar een veilige tent, op een camping achter die berg. Via de klok van Arcidosso. Die nooit stilstaat. Waar lekkere wijn is, waar mooie kastelen zijn. Ook luchtkastelen.
Ongelukken, daar doe ik niet meer aan. Ook de rest van mijn leven is inmiddels in een wat rustiger vaarwater. Al denken sommigen daar anders over. Alles is relatief. Wat hierboven staat is waar. Maar het meeste is gelukkig lang geleden. En ver weg. Zodat ik er nu over kan schrijven. En de lezer hopelijk een niet al te ongemakkelijk gevoel geef.
Zal ik maar even luchtig afsluiten als ik begon?
Met die besjes op mijn auto?
Dat was op een gewone maandagmorgen, op weg naar mijn werk.
Het is nu vrijdag, de week is voorbij.
Morgen ga ik met de kinderen naar het strand.
Hier komen de besjes (tromgeroffel). Ze zijn met z'n tienen, negenen....o nee... toch niet.
Ik zal niet meer filmen in de auto. Straks eindig ik zelf als besje.
Je verleden ... toen... slik...
BeantwoordenVerwijderenNeen, geen ongemakkelijk gevoel. Wèl semplicemente "slik, joh".
En je bokkensprongen... die niemand volgen kan tenzij hij/zij je kent, maar die wel beklijvend boeiend zijn.
En de besjes. Gefilmd in de auto. Toch niet iemands slecht voorbeeld gevolgd, hoop ik? ;)
Waarom, oh waaróm zette je die ruitenwisser aan???
:)
Mooie muziek op de radio/cd trouwens. Wie?
Waarom? Ach, er hoeft toch niet overal een reden voor te zijn ;-)
BeantwoordenVerwijderen'goede raad is duur, een slecht voorbeeld is onbetaalbaar' ;-)
Het is 'No pretendo' van Gloria Estefan.
groet van de geit