Posts tonen met het label buren. Alle posts tonen
Posts tonen met het label buren. Alle posts tonen

dinsdag 26 november 2019

Over een juf uit Jordanië en nazaten van hongerkinderen

Op een bankstel, een tv-meubel en salontafel na is de kamer leeg. Aan de muur hangt een klok met gouden Romeinse cijfers. Als de deur naar de keuken opengaat, zie ik daar een kooitje met een vogel. De vogel is stil.

Ze zet dadels op tafel. En thee met melk. Er verschijnt al gauw een vel op de thee en als ik een slok neem, hecht zich een vetlaagje aan mijn gehemelte. Er plopt een passage omhoog over een kokhalzend kind in oorlogstijd, maar ik drink dapper door. Ik had deze kinderthee per slot zelf gewild. 'Van boer... melk van boederij' zegt ze verlegen lachend. 'Lekker', lieg ik. Wel zeg ik naar waarheid dat ik haar niet meteen herkende, nu ze geen hoofddoek draagt. 

We vervolgen onze lessen. Ze moet oefenen in schrijven. Een mail sturen naar collega Farida met de vraag of zij een dag kan ruilen. Jij kant, jij kun, ik wilt, maag ik oe vraagen. Na het schrijven van elk woord draait ze haar hoofd vragend mijn kant op. 'Daar moet nog iets tussen' en 'Het is ú, niet oe', verbeter ik. Dan galmt haar ringtone door de lege kamer. 

Het is haar zus uit Amman. Na het uitwisselen van beleefdheidsgroeten wordt het scherm van de smartphone naar mij gedraaid. De zus wil weten hoe ik heet en ik oefen mijn net geleerde Arabische zinnetjes  'Tahle mni el Arabiè' en 'Anna betacilem lo(h)a Olandía'  Nu ben ik degene die vanuit Jordanië word verbeterd. Ik geef les in het 'Hollands', niet in het 'Ollands'. Best logisch.

De vorige keer ging onze Nederlands-Arabische les niet door. Mijn buurvrouw bezocht haar broer in Sudan en ik bezocht een lezing in de Stefanuskerk over 'Vergeten kindertreinen'. Waarmee precies een eeuw geleden vijfenzestigduizend kinderen in Nederland kwamen aansterken. Toentertijd was de kans dat je in Wenen voor je tiende het leven liet bijna zeventig procent. Er was geen gezag, er waren geen kolen en er was bijna nergens melk voor handen. De oogst van 1918 mislukte, er heerste TBC en de Spaanse griep die volgde eiste nog meer slachtoffers dan er in de WOI waren gevallen.

In Londen deed een dappere vrouw een oproep om niet langer toe te kijken bij die humanitaire ramp: 'Er sterven kinderen door onze blokkade'.  Dat hielp. Er ontstond een heuse wedloop tussen Joodse, protestantse, katholieke en later ook sociaal democratische organisaties om zoveel mogelijk kinderen te kunnen helpen. Er ging zelfs een delegatie naar Wenen om een door een andere organisatie geselecteerde groep kinderen 'weg te kapen'. Ook veertigduizend Duitse en dertigduizend Hongaarse kinderen kwamen naar Nederland, waar toen ruim zes miljoen mensen woonden. 

Sommigen bleven. Zo was er Miep Gies, die te ziek was om terug te gaan en die later  het dagboek vond van een meisje dat ook eens uit Duitsland vluchtte, Anne Frank. En ook mijn eigen opa kwam per trein naar Nederland en bleef. Hij was wees en had niemand om naar terug te keren. Maar daar in de Stefanuskerk ontdekte ik dat er nog meer Weense vluchtelingen waren gebleven. In de kerkbanken zaten hun nazaten. 

Terwijl ik vanavond door de telefoon mijn Arabische woordjes hakkel naar een land waar zeshonderdduizend geregistreerde vluchtelingen wonen op een bevolking van zes miljoen, wordt in Nederland intussen een poging gedaan een omroep op te richten 'voor de ongehoorden'. Om vrijuit te kunnen praten over de bedreigingen van migratie. 

Ik drink mijn laatste slok thee op en bedank voor de dadels. 

De gekooide vogel is nog steeds stil. 



donderdag 31 oktober 2019

Er klinkt weer muziek op het feestje

Als er bij het ontbijt geen brood meer is om je lunchpakketje mee klaar te maken.
Als je het ijs weer van je voorruit moet krabben en de krabber kwijt is.
Als je autoradio al drie maanden stuk is en je muziekloos op klus gaat.
Als die klus van een simpel dichten van een kleine lekkage uitmondt in het afbreken van een gehele balkonvloer en dat dan blijkt dat er ook twee stalen draagbalken van het huis zelf zijn doorgeroest. En dat die dan doorlopen in het huis van de buurvrouw die het huis net voor een topprijs kocht.
Als je, in afwachting van een constructeur, naar een andere klus rijdt en ter plaatse ontdekt de benodigde ladder niet te hebben meegenomen.
Als er bij een door jou strak geschilderd huis na een half jaar weer lekkageplekken verschijnen.
Als je bij de stort de postcode van je werkadres vergat en vervolgens twintig euro moet betalen voor drie emmers gipsafval.
Als de prijs van een liter diesel de grens van één euro veertig is gepasseerd.
Als je bij thuiskomst aanbelt bij de Antilliaanse buurman die beloofde jouw radio te fiksen en dat die niet thuis is.
Als je daarbij een andere bovenbuurman tegen het lijf loopt die voor de zoveelste keer naar je briest dat hij door mijn afdak zijn was niet meer kan ophangen, dat er inbrekers op zullen klimmen en dat de kat van de buurvrouw bij hem naar binnen loopt. En dat ik nooit meer over hem mag klagen! Nooit meer!
Als je hem dan antwoordt dat je dat toch al niet deed en je waardering uitspreekt dat het de laatste jaren weer fijn rustig is, dat hij dan dreigt met 'De zomer komt er weer aan!'  (Lees: als jij je afdak niet afbreekt, ga ik bij mooi weer lekker Hazes meeblèren op mijn balkon en jij houdt je bek!')
Als je dan moedeloos op funda en woningnet rondsurft om te kijken of je elders heen kan vluchten.
Als je dan concludeert dat de woningmarkt oververhit en tegelijk potdicht zit.
Als de kat op het tapijt kotst.
Als je moe bent.


Dan rest je niks anders dan met je hoofd onder de dekens op bed gaan liggen. Met je bestofte werkkleding nog aan. Op het bed van je zoon uiteraard. Want op je eigen bed liggen nog twee wassen die gevouwen moeten worden. En dan, als je weer wakker wordt, gewoon te gaan wandelen. Weg van huis. Weg van lekkages en boze buurmannen, weg van kutklussen en kattenkots. Weg van de was, een volgestouwde auto en een bed vol bouwgruis. 

En dan blijken er opeens goudsbloemen te bloeien. En bramen. En zelfs rozen.  Dan tuur je naar roofvogels, hazen en fazanten. Bewondert de gouden haan op de torenspits die licht geeft in de avondzon. Dan zie je geiten die hun eigen sores hebben, zoals gras dat bij de buurwei groener is.







En bij thuiskomst belt dan de Antilliaanse buurman bij jou aan. Die dan in tien minuten je autoradio fikst. Gratis. Dan blijkt het gist dat al twee weken in de koelkast ligt nog goed te zijn en kneed je zelf twee volkorenbroden. Als die staan te rijzen lach je om het appje van je zus die vijftig bananen, zeven komkommers en een appel uit het afval viste en daar een feestje mee bouwt. En je kijkt vrolijk uit naar de volgende zomer. Zonder ijs te hoeven krabben en met 's avonds de deur open. Zodat alle buurkatten bij je binnenlopen en je lekker kunt meeblèren met 'de glimlach van een kind'. die door de straat galmt.













zaterdag 26 oktober 2019

Gelauwerd visitekaartje

Mijmerend of ik de biologische wortels of de goedkopere variant zou nemen. Of ik mijn portemonnee of mijn geweten (en de vaak genoeg gepropageerde 'eerlijke prijs voor je eten') zou laten spreken. En wellicht ook wat weifelend omdat ik tot voor kort bijna uitsluitend eigen geteelde groentes at, stond ik wat verloren tussen de sinaasappels uit Argentinië en de boontjes uit Kenia bij de versafdeling.

Toen riep een mevrouw achter me. Of ik iets voor haar kon pakken, want ze kon er niet bij. Natuurlijk kon ik dat. Maar voordat ik het zakje met de door haar gewenste laurier van de bovenste plank uit het kruidenschap pakte, zei ik haar dat ze van mij ook wel wat kon krijgen. Veel zelfs. Want hoewel mijn vader niet geloofde dat dat kruid de Nederlandse winter kon doorstaan, groeit en bloeit mijn lauwerboom in mijn tuin als een malle.

De mevrouw zou zeker langskomen. Of ik bij haar. Maar voorlopig deed ze het met dit zakje van Verstegen à €66, 50 de kilo -je hebt er gelukkig maar weinig nodig-. Want ze ging die avond snert maken. En daar hoorde beslist een blaadje in.

Nadat ik thuis met mijn jas nog aan de wortels, melk en ander lekkers in de koelkast had gestald, knipte ik direct een paar takjes laurier af en snelde er mee naar het adres van de vrouw. Twee staten verderop. Kweken en weggeven is, zeker als je weet dat de ontvanger hetgeen je geeft ook ècht gebruikt (en niet piept dat het schoonmaken van de boerenkoolbladeren zo veel werk is), zo mogelijk nog fijner dan je eigen teelt zelf opeten. Maar de vrouw was niet thuis. Zij stond op haar beurt voor mijn deur. Ik stopte de takjes in de brievenbus. Hoewel ze me had gezegd dat vooral niet te doen omdat ze altijd thuis was. En altijd open deed.

Later op de avond twijfelde ik. Was het niet wat lomp geweest? Of opdringerig? Om die blaadjes in haar brievenbus proppen? Als om te zeggen: "Leuk hoor, zo'n uitnodiging om langs te komen voor een praatje, maar ik ga echt niet aanbellen, straks zit ik uren aan dat oude mens vast."  Of misschien, dat was ook een mogelijkheid, zou ze de blaadjes niet eens vinden, haar brievenbus kwam uit in een donkere schuur.

Na het eten sprong ik nogmaals op mijn fiets. Dit keer nam ik ook wat roosmarijn, basilicum en appels mee. Ze had de lauriertakken inderdaad niet gevonden, want het licht in de schuur was kapot. Staand voor haar deur kletsten we honderduit. Over tuinieren en inmaken. Iets wat ze tot zes jaar geleden met overgave deed. Net als fotograferen. Maar sinds het overlijden van haar man niet meer. Alleen zijn, zei ze, went niet echt, je kunt er alleen mee leren leven. Haar man hield van koken en kluste vaak. En toen, toen kon ik niet nalaten om onbedoeld reclame te maken voor mijn klusbedrijf. Ze was aangenaam verrast.

Ik schaamde me een beetje. Daar was het me helemaal niet om te doen geweest. Ik wilde met haar slechts delen in mijn oogst. Die nu bijna voorbij was. Tussen alle gevallen blaadjes stond nog wel wat snijbiet, de spruiten waren bijna klaar om geoogst te worden en door het zachte weer hing er ook weer een handjevol snijbonen aan de stokken. Zelfs twee meloenen die hun best deden om te rijpen tussen de slakken en de modder waren nog niet weggerot.

Eigenlijk best gek, wel trots zijn op mijn stadsmoestuin, en ietwat beschaamd om mijn kunnen als klusser te promoten. Ik gaf haar zelfs geen visitekaartje, maar alleen de naam waarmee ze mijn bedrijf online kon vinden. Mocht ze die vergeten, dan breng ik haar gewoon opnieuw wat blaadjes.

En als ze het licht in haar schuur dan wil repareren, of de brievenbus naar haar voordeur wil verplaatsen, dan hoor het wel.

dinsdag 27 september 2016

Listen to me

Er belt iemand. Niet met mij. Iemand die Engels spreekt. Een man. Geen Engelsman. Ik kan hem niet zien. Maar hoor wel wat hij verdient. Hij zegt vierhonderd euro per maand op te sturen, een kwart van zijn maandsalaris.  'Listen... listen to me, I'm not finished yet....'

Aan het geluid te horen ijsbeert hij op en neer in een tuin verderop. De mensen aan wie hij het geld stuurt zouden een huis bouwen. Waarin ze al zijn gaan wonen. Wat hij onverstandig vindt. Want er is iets met de eerste verdieping. Die ook nog niet 'finished yet' is. And did they told you that he will get een kamer helemaal for himself? Waar hij kan gamen?

Kennelijk is het opsturen van geld voor het bouwen van het huis ook een investering in zijn eigen toekomst. Maar het is 'Not enough', Not en-nough!!!.... I told you!!! Listen to me!! 

Probeert hij de ander nu te vermurwen om óók geld te sturen? Is het zijn zus? of broer? Dat laatste lijkt me onwaarschijnlijk. Veel mannen vinden het onverteerbaar om 'luister naar me' te horen te krijgen. Ze zullen het vast ook niet snel zelf tegen een andere man gebruiken.

Intussen meet en zaag ik nieuwe stukken hout voor de verrotte dorpel en zijstijlen van een kozijn. Op mijn knieën. Een oudere man uit een andere tuin kijkt op me neer. "Je hebt er wel mooi gereedschap bij." Hij leunt met zijn armen over elkaar over de lage schutting. Ik begin een babbeltje met hem over de Engelsman die niet Engels is. En boos blijft. Over 'Honey Listen', zoals zijn gesprekspartner nu wordt aangeduid. De oude buurman zegt niks terug. Hij laat wel veel scheten. En een boer. 

Ik lijm de stijlen vast en zet er klemmen op.
De Engelsman is uitgepraat.
Of het huis in Marokko, op Sumatra of in Etten-Leur wordt gebouwd weet ik niet. 
Wel weet ik dat de oude buurman doof is.
Zo hoor ik later van de mensen voor wie ik werk.

zaterdag 31 oktober 2015

De narcissen op zijn graf kwamen van mij

Na drie rondjes om de flats heen te hebben gefietst, sta ik voor haar deur. Althans, dat denk ik, want ze heeft nog geen naambordje. Ook geen bel trouwens. Maar als ik haar huisnummer intyp, zwaait dan toch de deur naar de hal open.

Binnenin het gebouw, waar ik dagelijks langsloop, is een mooie, lichte patio. Ze leidt me rond in haar nieuwe appartement. Met deuren die twee keer haar lengte zijn. Ook de huur is hoger dan die ze eerder had. Maar ze wil voor geen goud meer terug. Ik wel. Ik wil haar graag weer terug. Als buurvrouw. Want een groot gezin met een voorliefde voor Hazes of een tachtigjarige die af en toe op het balkon de krant leest, scheelt qua geluidsniveau behoorlijk.

Terwijl zij thee zet, bekijk ik de foto's aan de muur en op het dressoir. Met gekleurde mensen er op, een vrouwenpaar, haar moeder in een zwarte trouwjurk. Vanachter mijn chocoladepunt luister ik naar de verhalen achter de gezichten.

Ze kon zelf op school goed meekomen, maar had er geen plezier in. Bij het uitbreken van de oorlog was ze elf jaar. Haar school werd gevorderd door de Duitsers. Na de oorlog ging ze werken. Toen ze trouwde, trok het jonge stel in bij haar ouders. Zij zorgde daar ook voor twee tantezeggers: een peuter en een baby van vijf maanden.

Nadat ze op zichzelf waren gaan wonen, legde ze geld opzij om de steeds groter wordende woning te kunnen stofferen en inrichten. Toen de buren in het gegoede Helpman meenden dat haar zestienjarige zwangere dochter beter naar een huis voor ongehuwde moeders kon, liep zij even later als trotse oma achter de kinderwagen. "Is het geen schatje? We zijn allemaal zo wijs met haar!"

En er is meer reden waardoor deze vrouw een pluim verdient. Toen ze rondliep met het idee dat haar andere dochter wellicht op vrouwen viel, heeft ze dit op zekere dag gewoon gevraagd. Er volgden tranen en "Nu moet ik zeker het huis uit?" Niets was minder waar. Let wel, we hebben het hier over de jaren zestig. Ook nu deinst ze er niet voor terug om mensen die snel oordelen van repliek te dienen. Als vriendinnen beweren dat homo's worden gekweekt door "moeders die hun zonen laten zorgen", is ze stellig: "Dat kán helemaal niet, dat is aangeboren!"

Toen ze op yoga ging had haar man gevraagd: "Maar wat moet ík dan?". Maar yoga bleek toch niks voor haar. "Dan hoor je die Oosterse muziek, iedereen slaapt en zelf denk je alleen aan wat nog moet". Ze verloor haar hart aan het dansen. Volksdansen. En hiermee herinnert niet alleen haar stem me aan mijn eigen oma. Wel spijtig dat míjn oma niet net zo veel begrip voor haar eigen lesbische dochter -mijn tante- kon opbrengen als zij.

Mijn vroegere buurvrouw kan ook goed alleen zijn. Of reizen. Vier keer zocht ze haar familie in Amerika op. Ze staat niet vroeg op. "Waarom zou ik?". Op tafel ligt een dikke pil van Stieg Larson. Soms leest ze door tot in de kleine uurtjes. Met computerspelletjes is net zo vaardig als met haar rollator. Maar op internet het adres van die ene Canadees achterhalen, is voor haar te moeilijk. Ze had wel al een brief geschreven.

In mei van dit jaar had ze in de krant gezien dat er een Canadees in Groningen was geweest. In het bevrijdingsbos. Dezelfde man die haar precies zeventig jaar eerder had gevraagd of hij wat van haar bloemen mocht. Voor op het graf van zijn broer. Die als eerste was gesneuveld tijdens de bevrijding en begraven aan de Paterswoldseweg. Ze had als zestienjarig meisje grote bossen narcissen geplukt in het Stadspark. Nu wist ze dat hij nog leefde. Ze had hem graag gesproken. Om hem te kunnen zeggen: "De narcissen op zijn graf, die kwamen van mij."

Mijn thee en de taart zijn op.

"Kom je gauw weer?", zegt ze.
"Dat doe ik. Zoek jij de brief?", vraag ik. (ze wil niet dat ik haar met u aanspreek)

Ik zoen haar gedag.
Ze zwaait me uit.