zaterdag 22 november 2014

Kleurig bedelen in november

De Oost-Europese straatkrantverkoopster naast de schuifdeuren lacht me nog breder toe dan de man op de cover in haar handen. Ze draagt een paarse muts, sjaal en dikke wanten. De uitheemsen die in het winkelcentrum rondhopsen dragen mutsjes van dezelfde kleur. Na mijn nederige 'Dat is zeker alleen voor kleine kinderen?', krijg ik van hen een paar pepernoten in mijn opgehouden hand. In de Hema zijn nog meer Pieten. Niet in het schap, maar pardoes in het gangpad, voor mijn neus. Het is er niet druk.

Hoe anders is het bij de Action. Rijen dik graaien mensen in schappen met schoenen, schroeven, schoonmaakmiddelen en chips. Het is de week waarin de kinder-, huur-, zorg- en andere soorten toeslag worden uitgekeerd. Wie er straks op één december de huur en zorgverzekering betaalt weet niemand. Via de intercom wordt gevraagd een vierde kassa te openen. Een jonge vrouw zegt verveeld tegen haar gekleurde vriendin in haar kielzog: "Ik vinnut hier niet meer zo leuk, heb nooit geld op mijn rekening".

Schuldbewust koop ik een rol kaftpapier voor mijn zuinige zoon Leo. Leo is erg van de hergebruik, tweedehands, zonne-energie, bio. Eten mag nog minder weggegooid dan ik nu doe, zijn huiswerk doet hij bij voorkeur op de achterkant van gebruikte A-4tjes en zijn wekelijkse promotie over zonnepanelen roep ik een halt toe door te zeggen dat daarmee ook de huur stijgt. De documentaire waarin wordt gepleit voor een duurzaamheidsoffensief vanuit Europa zal ik hem maar niet laten zien. (Kan het ook niet meer vinden op het net. Dit dossier economie wel). Te meer omdat ik een jas en broek voor hem koop die gezien de prijs onmogelijk een eerlijk loon aan de naaister gunnen. Hij heeft het niet van een vreemde. Ook ik stond op die leeftijd in een tweedehands jas te trommelen op het Binnenhof voor een betere wereld. Maar mijn idealisme is onderweg een beetje verdwaald.

In de documentaire hoorde ik voor het eerst over 'koopblogs'. Filmpjes van dames die online hun aankopen tonen. Genre: "Had eigenlijk niks nodig maar deze kaarsjes stonden zo mooi bij mijn kussens (of andersom) dus toch vier van gekocht". De koopmeisjes in kwestie zouden volgens de econoom (man) hun eigen graf graven. Juist zij zijn degenen die in de maakindustrie of boetiekjes werken die de concurrentie met 'Made in China' niet meer aankunnen. Die gaan dan failliet en zetten dezelfde dames aan de kant. We zouden in Europa, ook als consument, het tij moeten keren en vaker voor kwaliteit moeten kiezen. De koopblogs worden medegefinancierd door de prijsvechters zelf.  

Wachtend bij de derde kassa raak ik beklemd tussen twee 'Goh-lang-niet-gezien-hoe-istie?' dames. De vrouw achter me vertelt over haar plotselinge ontslag, net nadat ze terug was van vakantie. Ze was boos geweest, verdrietig. Had een tijdje in de flexpool gezeten maar deed nu werk op een buitenschoolse opvang, niet meer met die hele kleintjes. Ze vindt het leuk werk.

Het gaat weliswaar niet over aambeien, maar ik piep toch maar tussen hen uit naar kassa vier, ga achter een jong stel staan dat kinderchocolaatjes koopt. Echte en nep. Misschien stoppen ze de neppe wel in het 'echte' doosje als dat leeg is. Om hun kinders te foppen. Het is ten slotte bijna vijf december. 

De gekleurde bewaker maakt een praatje met de blanke bakker. Het gaat over ingangen die goed dicht moeten. Bij de ingang van de Aldi -na twee overvallen voorzien van dubbele schuifdeuren- ontmoet ik de kleuterjuf van mijn jongens. Ze heeft een mooi kleurtje. Nadat ze bijna veertig jaar voor de klas heeft gestaan, geniet ze nu van haar pensioen. Ze trekken veel rond en hebben het, op hun manier, best druk. Ze komen net terug van twee maanden Spanje. 

Huppelende Pieten passeren de plaatselijke Antilliaanse hangouderen. Aan tegemoet komende chocaladekindjes wordt gevraagd of ze 'niks lekkers lussen'. Braaf openen de peuters hun knuistjes. Zo lijken ze een beetje op Pakistaanse jongetjes in een madrassa.

Toch een beetje hypocriet. Vertellen we onze kindjes het hele jaar om vooral geen snoep aan te nemen van vreemde mannen, moeten ze in december juist wel hun hand ophouden!
En na ontvangst van het lekkers ook nog dankjewel zeggen tegen die meneer met pruik en pofbroek. 
Maar het is dan ook een zwarte meneer.
Met schoorsteenvegersoorbellen.
Dat scheelt.

dinsdag 18 november 2014

Narcolepsie? Niet lachen!

Vorige week haalde narcolepsie het landelijk nieuws. Na de inenting tegen de Mexicaanse griep met het Pandemrix vaccin, hebben enkele tientallen kinderen slaperitis gekregen. Zo noemen we het hier thuis soms. Maar narcolepsie, zo zei Kees vandaag zelf, waarom klinkt dat eigenlijk als dyslexie?

Kees kreeg dat prikje niet. Maar zakte in 2010 wel om onverklaarbare redenen door zijn benen. In het winkelcentrum, waar we net pizza hadden gehaald bij zijn grote broer. Nadat hij weer was opgestaan keek hij verbaasd achterom. Er lag geen stoeptegel los. In de weken er na viel hij soms in slaap. Achter de tv, in de auto en toen ook bijna, heel vreemd, achterop de fiets, in Amsterdam.

We waren met opa en oma op weg naar Artzuid aan de Apollolaan. Op de Jozef Israëlkade voelde ik Kees' koppie zwaar tegen me aanhangen. Best gezellig. Maar hij werd ook steeds stiller. Toen vroeg  hij: 'Mag ik lopen, ik haat mijn ogen'. We liepen nog een paar honderd meter. Kees vocht tegen zijn slaap en loodzware oogleden. Met de eerste kunstwerken in zicht, gingen we toch zitten. Er was plek zat op het bankje onder de bomen. Het miezerde. Kees weigerde te gaan liggen, maar hing al gauw slapend tegen me aan. Toen de regen aanhield, hees ik hem half slapend weer achterop, en zocht dekking bij de eerste de beste horecatent. 

Terwijl Leo zich met zijn grootouders vergaapte aan de kunst van Tinguely, zat ik om de hoek met een slapend kind aan de koffie en de cola. Het enige vermaak dat ik had was de naastgelegen open keuken. Daar werd druk Italiaans gebabbeld. Altijd leuk, stiekem afluisteren. Mijn benen sliepen. Kees ook. Om drie uur 's middags. Mysterie.

De huisarts kwam al gauw met een diagnose. Hoewel hij niet veel verder kwam dan het tonen van 'Je zal het maar hebben' van BNN en, zo bleek later, hij er ook geen idee van had dat deze aandoening chronisch was. De kinderarts wist er nog minder van. Hij zei zelfs resoluut dat narcolepsie bij kinderen nooit voorkwam, dat het in slaap vallen vast psychologisch was en door de scheiding kwam. MRI-scan, CT-scan, hartfilmpje, de hele rimram. Geen narcolepsie te zien. Nee, meneer dokter professor, dat kun je zo ook niet zien! (het verbaast me niks dat een juiste diagnose gemiddeld zo'n zeven jaar duurt). Geluk bij een ongeluk: door de gesprekken en tests bij de psycholoog bleek Kees tevens behept met een hoog IQ. Altijd handig, een slapende slimmerik.

Nadat de kinderarts op google en wikipedia had gekeken wat de aandoening inhield, en er bij de afdeling neurologie toch narcolepsie werd vastgesteld, bood de kinderarts zijn excuses aan. Hij stuurde ons door naar een ander ziekenhuis, want, zo luidde zijn conclusie, de kans dat hij nog eens een kind met deze ziekte te zien kreeg, was nagenoeg nihil (maar dat valt na het inenten van een half miljoen kleuters dus te betwijfelen). Hij hoefde dan ook geen moeite te doen zich hierin te verdiepen.

Nu zijn we vier jaar verder. Na de ontkenning ('Ik wordt juist moe van dutjes doen!) en wanhoop (ik kom liever onder een auto) is er nu een soort verzoening. En we kunnen gelukkig lachen. Zoals vanavond onder het eten bij de 'geschiedenislessen'. Kees had het over Philips de vijfde (of was het de derde?), dat het niet slim van hem was dat hij mensen met een ander geloof doodmaakte. Zijn broer gaf boven de rookworst een college middeleeuwen waar ik eerst geen touw aan vast kon knopen. 'Over stukken papier om korter in de hel te hoeven branden (aflaten) en over de reformatie en Marten Luther King. O nee, ik bedoel Luther en Calvijn en....' Nou ja, zware kost. Kees vond het vooral erg grappig. Zijn hoofd viel om beurten links en rechts van zijn bord andijviestamppot op tafel. Hij is de enige die ik ken die letterlijk de slappe lach kan krijgen.

Eigenlijk wilde ik iets schrijven over vanmiddag, over hoe je zes kilometer fietst als je drie nachten niet hebt geslapen. Want dat is, stel ik me zo voor, hoe het voelt om een aanval van slaperitis te hebben. Volgende keer volgt hiervoor het recept. Misschien handig voor als u eens dronken terugkeert uit de binnenstad.

Voor nu:

Slaap lekker

donderdag 13 november 2014

Eén worden met het gevaarte tussen je benen

Nerveus zat ik naast hem. Naast de kale vent. Links van mij zat een andere man. Met een oorbel in. Die lachte me bemoedigend toe. De kale vertelde over de verschillende onderdelen. En dat ik na elk onderdeel bij de mannen terug moest komen. Het werkte niet echt ontspannend. De zon scheen wel.

Ik deed mijn helm op, leren handschoenen aan, klemde mijn benen om de tank en zette mijn achterwerk stevig op het gevaarte van bijna tweehonderd kilo onder mij. Gelukkig was het gevoel in mijn handen weer terug. De weg was nat.

Langzaam rolde ik met slippende koppeling naar het begin van het parcours. Toen moest ie alweer uit. Om lopend in te parkeren. Gelukkig had deze motor geen bok, want daar had ik 'm met mijn bevende handjes vast niet op gekregen. Hij stond niet symetrisch in het vak, maar er wel binnen. Naast ons scheurden ambulancebusjes in colonne door sproeiende waterkanonnen. 

Mijn been zwaaide over de motor en na nog een verkennend rondje, knakte mijn rechter pols naar het asfalt en stoof ik weg. Links ontkoppelen, tweede, derde versnelling intikken en toen..... stonden er verdomme twee andere mannen in de weg. Op de weg. De oefening moest over. Het ging te langzaam. Het zweet stond in mijn handen.

Nu haalde ik de vijftig kilometer wel. Na de poort het gas los, links en rechts in de bocht hangen, de vrachtauto in de vorm van oranje pionnen ontwijken. Ook de kleine slalom ging goed en werd beloond met een duim omhoog van mijn instructeur. Toen volgde -helaas- de precisiestop. Ik ben meer van het flexibele soort, heb altijd al weinig feeling gehad met planning vooraf. Een noodstop was beter geweest. De motor kwam te vroeg tot stilstand, ik had de remweg niet mooi uitgesmeerd. Mijn koppie ging hangen, en mijn voet daarna ook. Hetgeen een onvergeeflijk strafpunt was bij het achtjes draaien. Ik voelde me niet één met het brullend monster.

Na het zakken mocht ik weer de snelweg op. Terug naar huis. Voor een laatste keer ervaren hoe dat voelde; een achtbaan op twee wielen. De naald van de snelheidsmeter zwabberde als een seismograaf bij schaal acht op de schaal van Richter. Het voelde sneller dan Rosetta, maar mijn collega's met hun klusbussen haalden me met bosjes in. De wind beukte op mijn kop.

Na de afslag gaf ik na elke rotonde vol gas. Bij de Suikerunie in Hoogkerk ontweek ik vakkundig het blubberspoor van de denderende vrachtauto's vol bieten (en wij maar denken dat de gaswinning van de NAM de aarde in Groningen doet beven). Na afloop gaf de man met de oorbel me een bakkie troost en vroeg naar mijn verdere plannen.

Kut, zei de tiepmiep bij het hoofdkantoor, toen ze hoorde dat ik gezakt was.
O wat kut, zei ook de vrouw die me een groot glas warme chocolademelk met slagroom kado gaf. Ja, zwaar kut, zei ik zelf die middag ook nog een keer.  


's Avonds zongen we driestemmig de stottersong.
Dat klonk gelukkig wel synchroon.
Misschien moest ik eens proberen te zingen op de motor.
Yamaha heeft per slot ook drie stemvorkjes als logo. yamaha logo photo yamaha_logo.jpg

dinsdag 11 november 2014

Meine Mutter arbeitet im Baugewerbe Grüße

Daar zat ik dan weer. In de goot. Maar ik heb niks te klagen hoor. Er scheen een heerlijk zonnetje en de radio was afgestemd op NPO 1 Zodat ik ook nog een beetje bij bleef met de verwikkelingen in de wereld (gister keek ik samen met twee andere ouders verbaasd naar de vlag die halfstok hing aan de Martinitoren. Wat zouden we hebben gemist?)

Er werd gepraat over schuldhulpverlening. Of de regeling om daarvoor in aanmerking te komen moest worden versoepeld. 'NEE!' zei een boze belster die nog duizend euro tegoed had van een stel dat genoot van hun Wajong uitkering en nog zo'n zeventigduizend euro aan openstaande rekeningen had. Het ergste was nog dat die twee thuis een enorm flatscreen hadden! Na drie jaar hadden ze heus geen zeventigduizend bij elkaar gespaard! (eigenlijk bespaard. Men krijgt veertig euro leefgeld per week gedurende drie jaar). En zij kon waarschijnlijk fluiten naar haar centen! 
Daar zit wel wat in, dacht ik, terwijl ik met één been buiten angstvallig de net geslepen beitel vasthield en het meisje dat beneden kwam aanfietsen hoorde zeggen: 'Lehti is er ook'. Haar oppas vroeg: 'Wie is dat, Lehti?' 'Die maakt bij ons het raam dat er boven uit is gewaaid', zei het meisje.

Een andere luisteraar stemde juist voor versoepeling. Het woord 'gezin' viel een paar keer. Dat doet het altijd goed. Wie 'gezin' zegt, zegt impliciet ook 'kinderen'. En geldgebrek met kinderen, dat vinden mensen vast een ongemakkelijke combinatie. Een eerder item op de radio ging over grote gezinnen: De trend dat vroeger veel minderbedeelden een groot gezin hadden, en nu soms juist mensen die boven modaal verdienen. Even dacht ik aan wijlen politica Els Borst. Zij zei eens dat ze geen broers of zussen had omdat haar ouders geen geld zouden hebben om meer dan één kind te laten studeren. Ik fantaseerde verder: Zou het kunnen zijn dat er nu veel kinderen met veel geld en minder met weinig geld opgroeien? En wat is het effect hiervan op de vaardigheid om met geld om te kunnen gaan?

De uitkomst van het schuldhulpverleningsluisteraarvraagstuk en het grotegezinnengemijmer ken ik niet. Naast het inkappen van scharnieren in het nieuwe raam, moesten namelijk ook de kozijnen worden rechtgemaakt. De herrie waarmee dat gepaard ging, overstemde de praters op standpunt nl.


Het werd donker. Onder mij zag ik lichtjes in de straat. Met kindjes er achteraan. O god, dat was waar ook, het was elf november! Hoog tijd om mijn boeltje op te ruimen. Terwijl ik de kluwen snoeren ontwarde, klopte B. op de deur. Of ik beneden ook een wijntje kwam drinken.

Beneden in de keuken nipte B. van de wijn die de man des huizes inschonk. Intussen was hij druk doende om het soepkipkarkas van vlees te ontdoen voor de ragout. Voor mij pakte hij een pilsje. 'Nee, dank je, ik hoef geen glas'. Ook snelde hij heen en weer naar de deur om tegen betaling van een handje snoep naar liedjes te mogen luisteren. Moeders kwam thuis uit haar werk en liet met gepaste trots de lampion zien die ze samen met haar dochter had gemaakt. Het was een gezellige Sint Maarten. Ik ging weer huiswaarts en B. ging ook naar buiten. Haar dochter zwierf ergens zingend door de straten. Toen ik mijn klusbus had gestart klopte ze nog even op mijn raam: 'Je bent ook net een bouwvakker, hè.'

Ik reed stapvoets mijn eigen straat in. Links en rechts staken kindjes de weg over. Mijn huis was leeg. De jongsten waren bij papa. Lichtje lopen. Grote zoon was aan het werk. Waarschijnlijk deelde hij nu stukjes pizza uit aan zingende kindjes. Ik scheurde zijn post open legde die in de rode map op de slaapbank, zijn tijdelijke thuis.

Maar kennelijk was er in mijn afwezigheid toch iemand thuis geweest. Om huiswerk Duits te doen. Op de Mac stond googletranslate open. Ik las: Meine Mutter arbeitet im Baugewerbe Grüße

Met het licht in het hele huis aan, konden Martinuskindjes zien dat er iemand thuis was. Ik trok nog een pilsje open en pakte mijn shag. Door het raam bewogen slingerende lichtjes. Liedjes ver weg en dichtbij klonken vrolijk door de wijk. Maar er belde niemand aan. Bouwvrouwen hebben natuurlijk ook geen snoep, alleen maar bier en shag.

Morgen klim ik weer gezellig in de goot.

dinsdag 4 november 2014

Vaste grond onder je voeten

Ouders verdrinken, kinderen verdrinken, verhalen verdrinken (schokkend tot 3.00). Soms komen er ook nieuwe verhalen. Over nieuwe liefdes en nieuwe baby's. Die worden verteld en voorgelezen. Zoals Christine Otten dat deed met Rafael. Over de baby die werd geboren uit de liefde tussen twee werelden. Zijn vader belandde in Brabant via Italië. Dat vreselijke, beloofde land dat zich als laars uitstrekt naar Afrika, dat immense continent dat voor het gemak vaak als één wordt gezien.

Gelukkig komt er tussen de drenkelingen door soms ook nog een ander beeld onze huiskamer binnen. Een beeld dat niet past bij ons beeld van Afriland, niet tegemoet komt aan onze drang om goed te willen doen. Want dat is wat Europa het liefst doet. Goed doen. Om onze superioriteit te bestendigen. Zo lang er mensen hierheen willen, zal het hier vast beter toeven zijn dan daarzo.
  
Maar vorige week, in 'Dwars door Afrika', zagen we hoe Portugese juffen les gaven aan rijke zwarte kleuters in Angola (ik meende dat het schoolgeld zo'n negenduizend euro per jaar bedroeg). De juffen misten hun familie in thuisland Europa, maar dankzij skype was het best te doen. Of gister, in Nieuwsuur. Met die multimiljardair die fortuin had gemaakt met mobieltjes in Afrika.

Zei ik miljardair? Haal dat beeld van die blanke patser dan maar gelijk weer uit uw hoofd. Deze man heet Mo en, 'ook al is ie zwart als roet, dat pak staat hem goed'.  Hij reikt een geldprijs van miljoenen dollars uit voor excellent leiderschap in Afrika. De selectiecriteria zijn streng. "Hoeveel wegen heb je aangelegd, hoeveel scholen en ziekenhuizen zijn er gebouwd? Heeft je bevolking eten op tafel, toegang tot stroom? Wat heb je gedaan aan vrouwenemancipatie?"

De boodschap was echter ook een andere. Dat Afrika barst van de bodemschatten, van jonge ambitieuze mensen. Jazeker, er zijn ook ziektes en oorlog. Maar ik stel me zo voor dat wanneer ik als pas afgestudeerde uit Dodoma (hoofdstad van een land vol goud, diamant, uranium en wat niet al. Tanzania. Claus had het vast erg warm uitgesproken). Goed, dan wil ik als zwarte academicus dus iets vertellen over bijvoorbeeld de nieuwste stedebouwkundige inzichten, maar willen mijn toehoorders alleen weten of ik ook mensensmokkelaars ken. Alsof hier in Groningen de bommen klaarliggen die ze in Oekraïne gebruiken. (Tripoli-Dodoma is drie keer de afstand Groningen-Donetsk) 

Maar mijn mantra kennen jullie nu wel. En het is ook wel erg makkelijk om steeds commentaar te leveren vanaf de zijlijn. Laat ik het wat dichter bij huis houden. Waar kan dat beter dan bij mezelf.

Ook ik nam voor de zoveelste keer een vlucht naar Italië. Niet via het ruime sop, maar door de lucht. Vanaf Rotterdam. Vlak voordat we het luchtruim kozen, bleek het paspoort van mijn lief verlopen. We konden gelukkig zonder smeergeld door. Of we Italië weer uit mochten was ons eigen risico.

We liepen eindeloos over Romeinse wegen en ik liet mijn lief zien waar ik kozijnen had geschuurd en vissoep gemaakt. We belandden per ongeluk op het plein waar ik agretti kocht en liepen rond de Engelenburcht waar ik eens buiten sliep, toen ik er eind jaren tachtig op bezoek was met een goede vriend (die wrang genoeg verdronken is. Hij werd niet opgevist in Mare Nostrum -'Onze Zee'- maar in onze zee, de Noordzee).

Sommigen vinden via Italië een nieuw lief in Brabant, ik verloor onder de Italiaanse septemberzon die van mij steeds meer uit het oog. Daar veranderden het goddelijke ijs, de bloemenpizza en mierzoete desserts niets aan. Of keek ik te veel naar mijn eigen weg? Was dat juist de oorzaak? Liet ik opnieuw te veel liefde achter in dat vreselijke, beloofde land? Misschien moet je een oude passie ook niet willen delen met je lief. Met de zon op je huid en de geur van caldarroste in je neus.





Na Rome liepen we over de kasseien van Todi en Montefalco. Ik liet hem zien waar ik woonde, werkte of wanhoopte. We redden samen een kat, aten gebakken paardensla en verdwaalden hobbelend over een witte weg, waar we aan de voet van de Apennijnen samen naar zonsondergang keken. Het mocht allemaal niet baten.

We gingen terug naar huis per auto, vliegtuig, trein en bus. Maar toen we na veertien uur eindelijk weer vaste grond onder onze voeten hadden, nam ik een andere weg.

De vraag is alleen
Welke grond?
Welke weg?









Vanavond zong ik
Vois sur ton chemin
en little light
In koor.