vrijdag 28 oktober 2011

Oud papier bij het ontbijt

Nu ik lijk te zijn beland in wat magerder tijden, is enige creativiteit geboden. Er moet water bij de wijn. Wijn die ik zelden drink, dus dat aanlengen zal moeilijk gaan. Maar toch. Genoegen nemen met wat voor handen is. Met oud nieuws bijvoorbeeld. Door het dagblad op te zeggen. Maar zonder krant heb ik 's morgens toch het idee dat ik iets mis. Smaakt het broodje en de thee nèt iets minder lekker. Dus toen ik onlangs de buurvrouw in haar tuin in de zon zag zitten, die door een veel te dikke Volkskrant heen ploegde, vroeg ik haar of ìk die krant na lezing mocht. Geen punt (scheelde haar weer een tocht naar de papierbak). De dagen die volgden lag er 's middags oud nieuws op de deurmat.

Meteen deed zich het probleem voor dat ik het tot mij nemen van dit nieuws weer moest inpassen in mijn dag. Wat nog niet echt wil lukken. Met als gevolg dat de kranten, door een ander gelezen, in mijn oud-papier belanden. Niet echt slim. Meer een soort werkverschaffing ("Hé buuf, zal ik dat oud papier even wegbrengen, ik doe dat graag!") Daarbij, ik rep hier nu steeds over nieuws, maar het gaat hier natuurlijk om ouds. Niets is zo bederfelijk als een krant. Een gelezen krant rúikt minder lekker, is niet vers van de pers, maar kan een dag of twee, drie later nog best worden gelezen. Het gaat er mij maar om, iets knisperigs bij het ontbijt te hebben....of als knabbel bij de wijn (of water, of thee). Soms waag ik een poging.

Dinsdag 25 oktober 2011. Voorblad van de Volkskrant:
  • Reclame voor een 2-daagse autovakantie in Nederland (in Steenwijk)
  • Ekrem Shaban: 'Ik was hier de eerste Bulgaar (...)'
  • Steven Spielberg over Kuifje
  • Voetnoot. Het begrip 'thuis'. (prima column van Arnon Grunberg "Het begrip 'thuis' zal meer en meer een mythisch in plaats van een concreet karakter krijgen". Over een deel van het electoraat dat dit ontkent en zich vastklampt aan nationalistische folklore)
  • Reclame voor een printer
  • Reclame voor de cabaretvoorstelling van Lebbis
  • Tot slot, een artikel. Nou ja, artíkel..... Drie (!) zinnen over de recente aardbeving in Turkije. Het staat tussen blauwe aanhalingskomma's van 2 centimeter doorsnee. Twee van die zinnen zijn het verslag van het telefoongesprek dat Derya had met Hatice, die mogelijk nog onder het puin ligt. (de functie van een krant is natuurlijk óók om lezers het gevoel te geven dat ze het zelf zo slecht nog niet hebben. Net als de tv)
Ja, er stáát dus nieuws op het voorblad, maar ik ben verbaasd over de minieme ruimte die dit inneemt. Nu moet een krant natuurlijk met de tijd meegaan, en er moet ook geld binnenkomen.
Ach, ik word oud.
Of heb gewoon te lang geen echte krant meer gezien.

Ik kom niet verder dan het voorblad en neem plaats achter de computer.
's Kijken wat er in de wereld gebeurt. Voor het knispereffect verzin ik wel wat anders.

Morgen even naar de papierbak. Kan ik meteen de lege wijnflessen van de buurvrouw wegbrengen. Je moet toch een beetje creatief blijven.

woensdag 26 oktober 2011

Eikel

Laat ik er van uitgaan dat het een vent is. Want hoewel mannen beter bedreven zijn in het zich slachtoffer voelen, -dan de ander sekse- vind ik 'man' toch te veel eer voor de afzender van de mail ik onlangs kreeg.
Hoewel?
Vent?...
Wees een vent?.......
dat impliceert toch dat er sprake is van een man met ballen? Maar iemand die 'stenen vanuit het donker gooit' zoals mijn minnaar het treffend omschreef, is toch, in eerste instantie, meer een klootloos mannetje.

Watskeburt?

Wel, ik trof in mijn mailbox de volgende vraag aan:
of ik 'nog wel es (!) mannen gebruik terwijl ik stiekem een relatie heb?'
Ondergetekende: Slachtoffer.
Aanhef: Slehti

Even ontleden:
1. Ik gebruik wel eens mannen. (Waarvoor? Waar? Wanneer of Hoe?)
2. Ik heb een relatie. (Met wie? Sinds wanneer? Als die stiekem is, hoe weet Slachtoffer dit?)
3. Ik heet Slet

Aan een taalkundige, grammaticale of andersoortige ontleding waag ik me maar even niet (meeste taalfouten haalde ik er voor het gemak maar even uit).

Ik was geneigd om het mailtje te beantwoorden -mysteries zijn er ten slotte om te ontrafelen- maar heb de verleiding kunnen weerstaan. Beter een blogje. Want wat verder te doen met dit sujet. Dat wellicht zelfs vrouw is. Ja, een getrouwde vrouw! Die me uit mijn tentje naar haar tentje wil lokken! GTST!

Volgende keer dat ik me in het uitgaansleven stort, neem ik een benzinestift mee. Niet om de één of andere toiletdeur te voorzien van een grote lul. Ook niet om bij mezelf een stip op mijn voorhoofd te tekenen zodat ik me niet langer geroepen voel om een geïnteresseerde mannenblik ogenblikkelijk te beantwoorden met 'verspil geen moeite, ik ben niet op zoek'. Nee, met die stift zal ik degene versieren die rood aanloopt als ik hem/haar aanspreek met "Hé slachtoffer, alles goed?". Door met grote letters 'malaka' op zijn/haar hoofd te schrijven. Wat rukker betekent in het Grieks. En, omdat een blogje uitsluitend voor dit balloze, stenen gooiende slachtoffer me toch iets te veel van het goede is, sluit ik af met een liedje over een malaka, een rukker dus. Van Lucio Dalla. Het gaat Over Bologna, Berlijn, een linkse hoer en een onderbroek. De melodie is niet erg verheffend. Toch benieuwd naar hoe dat klinkt? zo dus. Wie de taal van deze cantautore machtig is, kan hier de tekst lezen Disperato Erotico Stomp. Grappig genoeg staat er accappella waar eigenlijk 'capella' moet staan. Wat dàt nu weer betekent?

Eikel.

zondag 23 oktober 2011

Amstelpark, Blijburg en Schellingwoude

"Kijk, een reuzenrat," zei Leo, toen hij een rondhopsende albino kangoeroe zag. Kees vroeg hoe dat beest met die rare nek heette. Een zwarte zwaan. Mijn moeder praatte me bij over plantjes. Natuurles in de buitenlucht. Maar omdat die in de grote stad plaatshad, was er natuurlijk ook de nodige kunst. De parkingangen waren al bijzonder, maar deze gekleurde dame mocht er ook zijn. Het was mooi weer, er waren een opa en een oma en gesmeerde broodjes. De zondag kon niet meer stuk. Maar, wie bij lezing nu denkt dat het moederschap over rozen gaat, en bestaat uit een gelukzalige aaneenschakeling van (pret-)park en museabezoeken, die zal ik bij deze even uit de droom helpen.

Er was ruzie, er werd geduwd. Ik werd geschopt tegen mijn schoen en koffer. Ik werd gehaat en onder meer voor sukkel, idioot en dombo uitgemaakt. De één zei dat ie gek werd van het gejengel van de ander. Er moest getroost vanwege een vergehéhéten taháhás in de treiheín. En passant was ik ook nog even de stomste moeder die er bestond. Herstel, ik was geloof ik überhaupt geen moeder. En net toen ik bedacht dat de grens van het toelaatbare was overschreden (hoe fijn toch, die medemoeders die hun krijsende, wild om zich heen slaande kleuter tot bedaren proberen te brengen met een: "Mama vindt het niet zo fijn dat mijn liefje dat doet, dat doet mama 'au'" ..... Arggh!) Goed, net toen ik dreigde te ontploffen, kreeg ik als klap op de vuurpijl te horen dat moeders daar voor zíjn. Om tegen aan te trappen dus. Dan weet je dat vast. Bezint eer ge begint.

Maar, geloof het of niet, het weekend was geslaagd. Vanmorgen wandelden we tussen de mooi uitgedoste Japanse expats die hun schattige koters uitlieten in het Amstelpark. We hoorden Pools, Frans en niet nader te omschrijven talen om ons heen. En gister vertoefden we op een nog exotischer oord. Aan de 'Costa del Soul'. De ge- en verbodsborden en vele fietsenstallingen verrieden dat het er bij warm weer lekker druk moet zijn, daar bij Blijburg. Dat al bestond voordat er ook maar een huis was, laat staan een mens rondliep in dat hele grote, nieuwe Ijburg. De strandkeet was er al voordat ze kwamen, zeg maar. Wat bij mij dan weer de associatie oproept met dit boek uit mijn jeugd. Over een harige hond, die er al zat, voordat de bewoners in hun huis trokken. Maar hier was geen hond.

Wel een dansende Ganesh, die uitkeek over het water van Durgerdam tot Pampus.
Er was een bar van lege flessen, een rijtje boeddha's met restanten vuurwerk op de plek waar sommige van hen handen misten. We aten de broodjes en zaten op pallets. Het warme haardvuur dat binnen brandde, heb ik bewaard voor als ik hier eens terugkom. Opa vond een schep en Kees tekende in het zand.

Naast natuur, kunst en een zonovergoten lunch kon een beetje techniek in een historisch jasje natuurlijk ook niet ontbreken. We togen naar de oranjesluizen.

Waar we al slalommend boten bewonderden, wachtten voor stoplichten, filmpjes maakten van oude en moderne technieken. In de verte blikkerden rookpluimen, het centraal station en een windjammer in de zon. Even, heel even, speelde ik met het idee om hier te gaan wonen. En dat witte huis op de foto, daar onder die klok, bleek te koop te staan. Wonen aan het water, met een woonoppervlakte van maar liefst 200 m2. Op de dijk in Schellingwoude, onder de rook van ons onvolprezen Amsterdam.
Niet gek, toch?
Vraagprijs?
Ruim anderhalf miljoen.......


Tijd om naar huis te gaan. Morgen is de vakantie voorbij. Jammer. Als Leo en Kees vannacht naast me in bed kruipen, dromen we over een Poolse buddha, witte kangoeroes, zwarte zwanen en een huisje aan het water.

vrijdag 21 oktober 2011

Batterij

Die was dus óók kwijt. Niet alleen werd ik gefrustreerd bij een poging verhaaltjes op het net te zetten, maar ook de mogelijkheid om plaatjes te schieten was nu weg. De accu was zoek.

Ik heb nog een heuse ouderwetse camera. Wel zo'n digitaal geval, maar ik kan er niet ook mee pingen, twitteren of bloggen op de fiets. Het apparaat dient alleen om foto's mee te maken. Wel zo overzichtelijk. Ik heb hem áltijd bij me. In een vlaag van verstandsverheldering was ik gelukkig wel zo slim om een geheugenkaartje aan te schaffen, maar aan een extra accuutje was ik niet toegekomen. En nu zat ik zonder.

Ik wist nog precies wáár Leo de laatste foto had geschoten. In de Ikea. Toen hij een foto nam van twaalf Leo's in spiegels die tegenover elkaar waren opgehangen (Ikea is net een pretpark). Hij had de display zelfs uitgezet om stroom te besparen. De camera protesteerde al een tijdje (lampje, bliebje, 'Hallo, hallo, ik ben léég, dóe wat!'). En toen, vlak nadat ik thuis de batterij eruit haalde om hem op te laden, was ie dus weg. Foetsie. Hoe kan een mens in zo'n korte tijd iets kwijtraken?! Het is gewoon een gave! Maar dan toont Lehti zich van haar meest drammerige kant. Plaats delict wist ik. Het ding móest en zóu daar dus in de buurt moeten liggen.

Bed werd opgeklapt, kleed uitgeklopt, kleren bijeen geraapt, losse papiertjes (met dingen die vandaag nog gedaan moeten worden) weggemikt, rekeningen, schoenen herschikt, alle broek- en jaszakken, zelfs van die ik niet had aangehad, werden binnenstebuiten gekeerd (goh, is die usb stick híer, leuk zeg), offertes netjes in de daartoe aangelegde map gedaan, kranten bij het oud papier gegooid.

Soms, heel soms, is het fijn om te beschikken over een overdosis zelfvertrouwen. Althans, het kwam me nu van pas. Want, -na een halve dag onrust- lag het ding dus precíes waar ik hem was kwijtgeraakt, ònder het kussen van de stoel. Als men op dat moment de chemische gelukstofjes in mijn hersenpan had gemeten, was de activiteit er van vast gelijk aan die van een junk die zijn shotje binnen handbereik heeft. Heerlijk.

Nu gauw opladen.
Trein uitzoeken.
Tandenborstel en kleren in een tas mikken.
Boekje mee, spelletje er bij.
Camera niet vergeten.

"Jongens, schoenen aan, we gáháán."
"Heb je je camera mee?"
"Ja, en de batterij is terug."
"Ja, ècht?"
"Yep."

Op naar Amsterdam.

woensdag 19 oktober 2011

30, 60, 120....

.....een braam met identiteitscrisis, gladde bomen en Berend Botje.
Daarover schreef ik. Maar toen was de tekst opeens weg. Nu zijn het plaatjes zonder ondertiteling. En een stomme film. In de woordeloze betekenis.


En 120, dat sloeg op het aantal bezoekers dat gister opeens de weg naar dit weblog wist te vinden. Wie er ook schuilgaat achter die op muizen rustende, schuivende of klikkende wijsvingers, wie jullie ook mogen zijn, wees welkom!

Zin in een ècht verhaaltje voor het slapen gaan? Lees dan hier over walnootfetisjisten.

Er zat ook een bij op de bloesem.
Hoezo 'global warming'?
Misschien zijn de bramen rijp rond kerst.
Dan kom ik weer om.

maandag 17 oktober 2011

Man, ik ruik je!

Het ligt niet aan mijn geslaagde stoppoging. Met/van roken bedoel ik dus. Want eerder had ik ook al een uitermate goed reukvermogen. Misschien dat ook zintuiglijke vermogens relatief zijn. Dus nu ik een bril heb aangeschaft en mezelf steeds vaker "Ik versta je niet", tegen mijn kinderen hoor zeggen, valt het extra op dat mijn neus kennelijk nog goed doet waar ie voor bedoeld is.

Gelukkig is het niet zo erg als in 'Das Parfum', waar Jean-Baptiste Grenouille de geuren op de Ponte Veccchio te Firenze al van een kilometer ver kon ruiken. Ik las dat boek op de Havo, toen het net uit was, in het kader van een zogenaamd 'afrondingprogramma'. Een slimme manier om leerlingen die het vak Duits zouden laten vallen, toch nog wat ervaring met die taal te laten opdoen. Duizend bladzijden moest je als 'afvallige' lezen. Mijn toenmalige lerares, Wiecky heette ze (waarom onthoudt men namen uit een ver verleden wèl en vergeet men die van dierbaren. Toch maar 's een ander boek van mijn wishlist er op naslaan. Dat boek met die lange titel van Douwe Draaisma. Quote: "De herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil."
Wow, mooie beeldspraak.)

Goed, die Wiecky dus, die had het dus níet gelezen. Das Parfum. Ik kon er van alles van maken. Wat de schrijver bedoelde en zo. Zij slikte het. En ik was óver. Geloof ik. Niet dat ik daar wat mee deed, want ik hield school al gauw voor gezien. Was met mijn hoofd ergens anders. Bij de natuurkundeles wist ik van de video over Gallileo Gallilei (ai ai ai, ik wilde hier bijna 'Goethe' schrijven. Heb mezelf als vroegtijdig schoolverlater toch een lelijk gat in mijn algemene ontwikkeling bezorgd. Interpunctie gaat me ook al zo slecht af. Of die hond is gewoon verkeerd gaan liggen.) goed, ik wist over die film dus alleen te vertellen hoe mooi dat Toscaanse landschap toch was. De docent nam daar geen genoegen mee. Wat op zich weinig zei, want de docent in kwestie had zelf óók meer oog voor het vrouwelijk (piep) jongvolk dat in zijn lokaal zat (jazeker, ook zíjn naam ken ik nog), dan voor de lesstof.

Maar ik ruik dus goed. Ik ruik het als mijn buurmeisje is langs geweest, ik ruik het als de theedoeken te drogen hangen over de radiator, ik ruik de paardenmest die wordt uitgespreid in de volkstuintjes, als er buiten op de stoep wordt gerookt, wat de buren eten, ik ruik de mond van mijn danspartner, de verse krant, de gewassen haren van mijn kinderen, thee die net is gezet. Ik ruik de rotte aardappel, ergens onderin de zak van de supermarkt, ik ruik gevallen populierenbladeren die op straat liggen, in het bos ruik ik in de herfst porcini (éékhoorntjesbrood, wie verzint zo'n belachelijk lange naam voor een pàddestoel! Rare taal. Nederlands) en ik ruik het ook als de herfst begint in Groningen. Suikerbieten. Want hoewel de suikerfabriek hier ter stede onlangs is afgebroken, draait die in het nabijgelegen Hoogkerk nog op volle toeren. Even de afstand opzoeken. Dat is zes kilometer hier vandaan! Ok, laten het er hemelsbreed drie zijn. Maar dan nog. Ik doop mezelf hierbij Lehti Grenouille. Zonder criminele ambities. Ik lees nu trouwens net in een samenvatting van 'Das Parfum', dat inmiddels vertaald in mijn kast staat, dat Firenze er niet in voorkomt. Het betrof geen ponte maar een pont. Over de Seine. Niks geen Arno. De naam Grenouille zegt natuurlijk al genoeg. Ach ja, maar dat Italië zat kennelijk toen al in mijn poriën. Korte tijd later woonde ik er zelf. De vergelijking met Grenouille gaat gelukkig op meerdere vlakken mank. Want hij is geurloos. En ik kan soms flink stinken.

Waarom ik hierover begin? Omdat, toen ik gister naar bed zou, en ik naar beneden ging om de thermostaat laag te draaien en de ontbijttafel te dekken....
toen rook ik iets.
Een man.
Ja, ik rook een mannengeur. Onmiskenbaar. Maar waar kwam het vandaan? Er stond geen vrijer in het portiek bij mijn buurmeisje, er hing geen vergeten jas van mijn minnaar of mijn oudste zoon aan de kapstok (beide strooien kwistig met geurtjes)....

Als een loops hondje liep ik door de keuken en kamer, trap op en trap af. Mijn neus achterna. En dan komt nu de vraag; hoe eíndig ik dit logje. Wat ik ben er nog steeds niet achter waar die (geur van die) man zich verscholen houdt. Dus heeft deze blogpost geen ontknoping, geen clou.

Ik ruik een vent hier in huis. Maar waar?

zondag 16 oktober 2011

Wie wil stoeien is welkom.

Deze foto's behoeven verder niet veel uitleg lijkt me. 'Samen koken' of 'Sla en snijbonen', ook goed. En gehaktballetjes en rijst. Maar als ik dat op de foto had gezet, was de camera uit mijn vingers gegleden. Onder het koken vroeg Kees (7) zich af waarom zijn grote broer nooit meer met hen stoeide. Dus vlak voordat de bonen gaar waren werd er een briefje op de deur geplakt met:

WIE
WIL
STOEIEN
IS
WELKOM

bedoeld voor Frans (20). Die die dag kwam eten. Tussen het leggen van zijn laminaat en het sauzen van de muur in. Met zijn vriend. Te midden van vier jongens zat ik aan tafel. We eten al drie dagen hetzelfde. Ik kan geen snijboon meer zien. Maar gestoeid werd er. En hoe.

Leo (10) en Kees zag ik verwikkeld in een kluwen armen en benen waar af en toe een oerkreet uit te voorschijn kwam. Er lag een zacht kleedje onder deze jongensknoop, dus moeders was gerust (en deed nu niet zelf mee). Voor de afwas had ik dit keer een andere kandidaat. Maar, zodra Frans dreigde weg te lopen van het partijtje stoeien, mengde deze zich ook in de strijd. "Dat kietelt!!!"




zaterdag 15 oktober 2011

Rucola, dood, een voorstelling en weer muizen

Oktober begon zwoel aan het strand, werd toen grijs en nat en nu, nu we op de helft zijn, is het binnen warm en buiten koud. Een laaghangende, bijna witte zon, schijnt fel over de ontwakende stad. Bij het openschuiven van de gordijnen zie ik tientallen schoorstenen rook uitblazen. Voordat mijn eigen kachel aan is, ga ik met mijn rug naar het raam zitten. De zon verwarmt mijn zwarte trui. Lekker.

Na een ontbijt van rucola en gorgonzola, rij ik naar mijn werk in Leeuwarden. Om CV en elektra te repareren. En als de kachel en het licht bij de klant weer brandt, zet ik weer vrolijk koers naar het Oosten. Hoewel ik weet dat de reparaties nodig waren om bezoek een warm onthaal te geven. Rouwbezoek wel te verstaan. Van een nog niet overleden vrouw. Die nog geen jaar terug haar eigen moeder te grave droeg. Triest. Maar het verhaal dat zij nu, samen met haar broer, haar eigen begrafenis tot in de puntjes kan regelen, op de manier die het best bij haar past, ontroert me. Het is vast vele malen te verkiezen boven het plotseling wegvallen van een naaste. Warm.

Ik rij langs de kerk waar mijn oma ligt begraven. Die twee jaar geleden in mijn armen stierf, terwijl ik 'do bist myn femke' (je bent mijn meisje) voor haar zong. Net als zij dat, jaren eerder, voor mij zong. Ze ligt bij haar man. Die ooit als twaalfjarig bleekneusje uit Wenen naar Friesland kwam. Om aan te sterken. Net als Miep Gies. Ze gingen beiden niet meer terug. Op de dag dat ik zeven jaar zou worden, zou mijn opa de zeventig volmaken. Maar hij ging eerder dood. Toen was ik ontroostbaar. Nu is het goed.

De zon schijnt nog steeds uitbundig. Dit keer doet de Iraanse reggaemuziek het op de weg terug naar huis prima. Zou dat ook aan het weer liggen? Ik kan niet meezingen, want ik ben de taal niet machtig. Het betekent iets van "Zeg maar niks meer".

Maar ik zeg wel wat. Want Kees (7) was 's avonds weer meesterlijk. We stonden in de badkamer.
Of dat ook overging, die ziekte van hem, vroeg hij.
"Nee," zei ik, "die gaat niet over."
Kees: (zonder al te veel emotie) "Maar dan ga ik dood."
"Nee," zei ik "je gaat niet er niet dood aan en je hebt ook geen pijn, het is alleen wel strontvervelend. Van dat slapen en dat vallen. Maar het is ook bijzonder want het is een heel zeldzame ziekte die jij hebt."
Z'n ogen gingen twinkelen en ik zag dat er een plan in zijn koppie opkwam.
Kees: "O, maar dan kan ik wel een voorstelling geven, en dan komen er mensen kijken en dan wordt ik vet rijk!"
En toen stapte hij zingend onder de douche en zong hij, uit volle borst "Say, say, say." (x25). Na het zien van de clip besef ik pas hoe hilarisch de link is. Ik zag het niet eerder.

Met een beetje oktoberzon lukt het best om de zware zaken in het leven met lichtheid zien.
Zelfs de aardappels op de markt worden er mooi van.
Weet je hoe ze die noemen,
die piepers uit Andijk?
'Muizen'.



dinsdag 11 oktober 2011

Over lekkende kranen en gammele muziek

Geen punt als mensen hun lekkende kraan zelf niet kunnen of willen repareren. Dat geeft mij weer wat brood (-kruimels) op de plank. Klein klusje. Zo gepiept.

Maar ja, zo'n kraan is natuurlijk merkloos. Bijpassende rubbers zijn dus lastig te vinden. En om klanten nou gelijk op kosten te jagen door ze een nieuwe kraan aan te smeren, da's niet mijn stijl. Even verder zoeken.

Heb ik eindelijk drie nieuwe rubbers (de laatste, logisch), volgt er een nieuwe uitdaging: waar zal ik die ielige ringetjes, op de weg tussen aankoop en het huis van de klant, zolang bewaren? Beter niet in één van mijn tien broekzakken of portemonnee en al helemáál niet op de autostoel. Dan maar gewoon in het zicht, op het dashboard, vóór de kilometerteller.

Je raadt het natuurlijk al, ik leg ze daar neer en FLOEP, weg zijn ze!
Verschwunden! Desaparecido! Scomparsi! Kutringetjes. Moet ik potjandorie mijn auto slopen om een lekkende kraan te kunnen repareren! 't Wordt hier al gekker. Zie je ze liggen?

Waarom ik ze niet gewoon voor de bijrijdersstoel legde? Logisch toch, daar lag het al vol met andere zooi. Vind ik ze helemáál nooit meer terug tussen steeksleutels, afgekloven appels, legoblokjes en cd's.

Cd's, ook zoiets. Geef mij maar zo'n Universeel-Seriëel-Bus-stokje. Beter bekend als USB-stick. Want zo'n rond zilveren plaatje, daar komen maar krassen op. Dat merk ik dan pas als ik na gedane arbeid terug naar huis rij. En deze natte grijze dinsdag wil opvrolijken met muziek. Met een cd die een mooie jongeling drie jaar geleden voor mij brandde in een hypermodern winkelcentrum in Tabriz. Muziek waar ik op danste met Perzische dames in zijden jurken en losse haren. Van hun buikdansen mocht ik geen foto's maken. Laat staan een filmpje. Geen nood. Het is de herinnering die telt. De muziek zal mij weer laten stralen en deze grijze dag laten verbleken.

Maar helaas, alleen de vioolsolo (bij sec.0.20) lijkt mijn ruige behandeling te hebben overleefd. De rest van de cd is gereduceerd tot een zenuwslopende overslaande plaat met een nòg onnavolgbaarder ritme dan gewoonlijk. 'Gammele gammele', noemen mijn kinderen dit soort Oosterse muziek. Een toepasselijker titel voor dit nummer bestaat niet. Hoor maar. In het eerste filmpje, als ik rij, valt het nog wel mee, je hoort in elk geval hoe het hóórt te klinken. Maar als ik voor het stoplicht wacht, is het om te huilen zo erg. En ik kan het niet opnieuw ergens opzoeken, want ik weet niet wie het zingt en zie ook geen titel op het display.

Zucht. Voor mij blijft Groningen grijs vandaag.

zondag 9 oktober 2011

Muisjes

"Als er iemand doodgaat, moeten ze gestampte muisjes eten."

Naderhand vond ik 'm superlogisch. Deze opmerking die mijn zevenjarige zoontje plaatste. Maar ik was geloof ik nog niet helemaal wakker, vanmorgen om acht uur aan het zondagontbijt.

Dus vroeg ik om uitleg en hij zei, zeer vanzelfsprekend: "Ja, als er iemand wordt geboren dan eet je muisjes, en gestampte muisjes zijn toch dood, nou die eet je als er iemand doodgaat."

Ik vond 'm briljant.

zaterdag 8 oktober 2011

Café opening in 2021


Zondagochtend waren er muisjes. Of eigenlijk waren die er niet. Niet héél en niet gestampt. Maar Kees begon erover. Terwijl we met zijn zevenen een soort doorlopend buffet hadden. Met uitgeperste mandarijnen, pap met stroop en pepernoten op brood. Er logeerden een vriendje, een zus en twee nichtjes. En er kleefden veel hageltjes en rijst van gister onder onze sokken. Gelukkig geen ossenworst, waar bij het ontbijt bijna om werd gevochten door het Berlijnse bezoek.

Het vriendje werd opgehaald. Hij moest de 4 mijl van Groningen lopen.
De stakker. Het regende pijpenstelen.

Grote zoon Frans dreigde te laat te komen voor zijn werk. Ik bracht hem met Leo en de nichtjes naar zijn werk. Hij was nog nooit zo vroeg geweest. We leerden van hem, onder het genot van een kupje soup, hoe je lekker pizzadeeg maakt.

Toen brachten we de nichtjes naar de trein. Sleepten loodzware koffers de trap op en af. Leo en Kees renden mee over het perron. Terug lekker stampen in de plassen. We kregen koude natte voeten. Net als een week geleden. Maar dat voelde toch anders, daar aan het strand bij Petten.




















 Vanavond waren we weer met zijn drietjes. En aten we restjes in de vorm van nasi. Toen de kroepoek op was, schepten Leo en Kees cracottes vol met rijst. Ook knapperig. Leo wilde wel afwassen. Kees zette intussen liedjes op zijn USB stick. Toen ik ging afdrogen, zag ik Leo zweten op een pannetje.
"Kan je dat ook slopen?", vraagt hij. "Ach," zeg ik, "het kàn misschien wel, maar ik zou het niet doen, dan springt er nog meer glazuur af. Dat is een soort glas, best gevaarlijk. Net als bij bekers, daar zit ook een laagje glazuur op en van binnen is het van steen."
Leo: "Net als bij je tanden."

Als Keesje bij Pluk in slaap is gevallen (en gelukkig nog net hoort dat Zaza de kakkerlak gered wordt), ga ik 'verzamelingen aanleggen' met Leo. Dat is een ander woord voor 'opruimen'. Want wie van alles terugvindt, heeft al gauw een verzameling. Aldus mijn tienjarige zoon, die sinds kort een ster is in het positief benoemen van de mindere zaken van het leven. Hij vindt het leuk om, samen met mij, zijn kamer op te ruimen. Vooral als het bedtijd is.

En toen was het opeens maandag en klaagde Kees dat de dag, de week en het jaar, ja je hele leven zo snel ging. Drie minuutjes dit, drie minuutjes dat en de dag is al om.

Ik liet me niet meeslepen in deze melancholie en zei me te verheugen op twee grote kerels aan tafel. Kees stond vrolijk op en zei me hoe groot de tafel dan wel moest zijn die ik dan moest maken. Leo trok zijn knieën op de kruk. Kees had het (zoals wel vaker het geval is) over geld. Hij kwam met het idee om een cafeetje te openen. En zo fantaseerden we verder aan tafel.

Wie weet. Over tien jaar. Frans (30) bakt de pizza's, Leo (20) wast af en ruimt op, Kees (17) doet de boekhouding en zorgt voor de muziek. Ik (51) bouw het café en mijn zus (54) zorgt voor de extra's. De nichtjes (23 en 20) maken samen met opa en oma (81 en 83) lifemuziek op piano en viool.

Noteer maar alvast in je agenda. 10-10-2021. Locatie wordt later bekendgemaakt.

woensdag 5 oktober 2011

Voortschrijdend vooruitzicht

Soms sta ik stil en denk: "Nou jááá, dat ik nou nóóit achter mezelf gezocht!" Was het dan echt nodig om de veertig te passeren, om sommige zaken toe te mogen geven aan mezelf? Dat ik sommige dingen gewoon lekker vind.

Luchtjes bijvoorbeeld, die vind ik helemaal niet vies. Als ze tenminste lekker zijn. Sterker nog, ik vind ze heerlijk. Vroeger rook ik stiekem aan de mooie flesjes in de badkamer bij mijn tantes. Onlangs kocht ik met mijn buurmeisje eindelijk zelf mijn eerste flesje. Ondertussen genoot ik wel van vergeten mannen t-shirts en de geur aan mijn handen na een avond dansen. Wat geur met je doet. Met mij doet. Ik ruik prima. Heb zelfs een uitzonderlijk goed reukvermogen. Vroeger, van huis uit, had ik niks met geurtjes. Opmaken, optutten, daar deden wij niet aan. Het was een beetje 'not done'.

Huizen. Ook zoiets. Op een boerderij, aan de gracht, in een caravan en op een flat, ik heb op vele plekken gewoond. Bijna nooit alleen en nooit op kamers. Wellicht dat dat laatste een rol speelt. Ik weet het niet. Maar het ideaal van een tuin te bezitten heb ik niet meer. Of heb ik misschien nooit gehad. Ja, het rúikt natuurlijk lekker. Vooral 's avonds, naar kamperfoelie. En tuinieren vind ik een rustgevende bezigheid, dus het is niet het onderhoud dat me afschrikt. Maar ik hou van licht en van hoog en van uitzicht over de stad en de mensen onder me (carrière als manager misgelopen?). Het ongezien zijn en dan soms, heel soms, die blik omhoog. En toch 'Ik zie ik zie, wat jij niet ziet'. Uitzicht, vooruitzicht. Daar hou ik van. Eindelijk op kamers.

'Mis je de tuin niet?'
Tja, nou nee, eigenlijk niet. Het is goed zo.
'En als het mooi weer is dan? '
Dan ga ik gewoon naar het strand of naar het bos. Zoals we deze eerste oktoberdagen deden.








Dacht ik op Sicilië op een oude beschaving te zijn gestuit. Met Griekse tempels van 2500 jaar geleden, loop ik in Rijs - ja, dat ligt dus in Gaasterland, Friesland voor de duidelijk- zomaar over een 'Steenkist'.
'Over een watte?'
Over een graf van de trechterbekercultuur dat daar dus al zo'n slordige 5500 jaar steenkist loopt te zijn. Wat nou Grieken. Dit is andere koek. Gewoon in mijn eigenste Friese achtertuin.


Toen we thuiskwamen zei Leo dat het jammer was dat ie de hele tijd 'dat spel' had gedaan met zijn broertje. Omdat ie daardoor zo weinig zag. Maar ik vond het niet jammer en ik genoot. En zij ook. Kilometers, úren liepen ze. Tussen bomen, over geheime paadjes, jagend op denkbeeldige vijanden. Die zijn daar genoeg in dat Rijser bos, het barst er van de 'gaasten'. We waren van 'de legende van Koetje Boe' en we zagen kitesurfers bij het klif en paddestoelen.

En een draaiend mannetje op een dak, toen we bijna thuis waren.