zondag 23 december 2018

Sterstemmen 2

(lees hier deel 1)

Tussen al dat gebabbel over eten en vastgoed, auto's en dating, geld of misbruik daarvan valt me soms de multi-inzetbaarheid van stemmen op. Op de buis merk je dat meteen en ben je als BN-er gelijk getekend voor je rest van je loopbaan. Zo deed Harry Piekema, jarenlang het gezicht van Albert Heijn, ook de stem bij 'De Wildernis'. Maar die film kan je met alle heisa rond de Oostvaardersplassen sowieso niet objectief meer zien. Ook speelde hij in het toneelstuk  'Borgen' van het NNO. Dit stuk zag ik niet -het duurde negen uur- maar ik vraag me wel af hoe meneer Appie klonk binnen een politieke setting.

Frank Lammers is momenteel de Jumbo-familie-man en ook hij is acteur. Hij speelde onder meer in 'Shouf Shouf Habibi' (2004) en 'Het Schnitzelparadijs' (2009). Maar als ik hem daarin de langharige rockende chefkok zie spelen, sijpelt er in mijn brein steeds een beetje Jumbo door. Knap van die reclamebureau's, jammer voor Frank. Hoewel, zijn honorarium voor het spotje wordt op anderhalve ton per jaar geschat.

Chris Zegers is op zijn beurt naast 3-Op Reis presentator ('Wat is het hier mooi/ fantastisch/ ongelooflijk/ wow/ vet', Chris' woordenschat lijkt wat beperkt) ook het gezicht van 'Het Zwitserleven gevoel'. In zuinig Nederland wordt je dan gauw weggehoond, zeker als men meent dat je zwemt in het geld.

Maar genoeg geluld over televisie, het ging per slot over stemmen, niet over stemmingmakerij. We schakelen terug naar de bouwradio, want beeldloze boodschappen zijn fijner. Je kunt al luisterend nog eens iets doen, of je fantasie de vrije loop laten. Zo is er een stem à la polygoonjornaal (hilarische remake) die datingsite 'E-matching' aanprijst. Uiteraard voelt de 'hoger opgeleide' zich sneller aangesproken met 'Durft u het aan?' dan als hij of zij wordt getutoyeerd. En deze stem lijkt sprekend op die van een spotje waarin met managementboeken wordt geleurd. Er is vast onderzoek gedaan naar wat werkt, maar ik zou me als advocaat/ dokter/ rechter/ manager in iets vaags weinig serieus genomen voelen als ik word gelokt met zo'n belegen stem. In de tv-versie van het E-matching spotje zien we een keurig wit poloshirt en een nog smettelozer spaghettihempje aan een waslijn wapperen. Een tweede, nog geaffecteerdere 'ik-woon-op-stand-stem' zegt weifelend dat de boodschap 'niet bedoeld is voor mensen voor wie deze niet bedoeld is'. Nou. Poe. Die is diep hoor. Typisch iets voor hogeropgeleiden.

Een tweede stem die ik op de radio meen te herkennen is die van Mimoun Oaïssa. Ook hij speelde net als Lammers in  'Shouf Shouf habibi' en in het chaotische 'Schnitzelparadijs'. En nu hoor ik diezelfde Mimoun in een spotje van Insinger Gillissen. Ja, u raadt het goed, dat is een bank. Speelgoed of warenhuizen heten nóóit zo ingewikkeld. Die stem hoor je ook - zonder gezicht- bij de beeldversie van de 'private banking'. Met een bekertje roze verf als metafoor voor 'uw vermogen'.

Als het bekertje langzaam wordt omgekiept en de verf uitloopt, spreekt de trage voice-over van de player uit het Schitzelparadijs dit keer: "Wij helpen uw dromen te realiseren (...) want met de juiste begeleiding (...)".  Dat verschilt toch verrekt weinig met zijn tekst uit de film: 'Je hebt begeleiding nodig man, echt een coach'. Of je nu afwashulp bent of handelt in vastgoed, bij Oaïssa zit je goed! Maar ja, hij geeft tegenwoordig dan ook communicatietraingen. En met Oaïssa als player en bankier in gedachten, wordt de educatieve klokhuis-scène waarin hij als cowboy speelt ook mooier. Het gaat daar om 'de juiste muziek bij de juiste scène'. Weet ik dat ook weer.

Maar radiostemmen zonder beeld blijven toch fijner. Of herkent u hieronder uw bankier?


vrijdag 21 december 2018

Sterstemmen 1

Ondanks de oneindige mogelijkheden van podcasts, streamen, terugluisteren en wat niet al, hou ik het overdag meestal bij mijn simpele bouwradio die inmiddels is bedolven onder stof en verfspetters. Via Radio-Noord of Oogradio hoor ik uitgaanstips in de buurt (waar ik niet heenga),  Radio 4 staat op als ik de muzieksmaak van mijn klant als klassiek inschat (niet alle bouwvakkers zijn boeren) maar Sublime FM heeft mijn eigen voorkeur. Deze zender trakteert me tijdens het tegelen op prachtige Soulmuziek en ze zenden er elk half uur 'goed nieuws' uit. Of, in hun woorden 'nieuws waar je iets mee kunt'. Skatebanen in Jordanië bijvoorbeeld of hoe stroom op te wekken uit afvoerputjes.

Radio 1 is dan weer handig voor mijn dagelijkse portie ellende in de wereld. Nuchtere stemmen van Ghislaine Plag of Frits Spits duiden daar of men moet vrezen voor, of zich juist kan verheugen op een nieuwe franse revolutie. En als daar het Groot Nederlands Dictee voorbij komt weet ik weer of je die 'Revolutie' of dat 'dictee' met hoofd- dan wel kleine letter moet schrijven. Of ik hoor hoe ene Sam van Doorn zich vastbijt in witwaspraktijken en er geen genoegen mee neemt dat ING een schikking van 775 miljoen treft met het OM. Sam wil dat de bank met de leeuw publiekelijk schuld bekent. De bankenbranche als spannend hoorspel. Ook Patrick Lodiers en Lidwien Gevers hebben stemmen met een aangenaam timbre en de enkele keer dat ik 's zondags werk, geniet ik van Lidewijde Paris die op aanstekelijke wijze nieuwe boeken aanprijst. Maar wáár ik ook op afstem, altijd galmen er op gezette tijden radiospotjes tussendoor. Die op zichzelf ook veel verklappen over de toestand van Nederland.

Zo lijkt de autobranche het moeilijk te hebben. Porsche, Hyundai, Citroën en vele anderen wedijveren in extra's, opties en afbetalingen. Ze leuren met zowel klusbussen als stoere hebbewagens. Soms sijpelt daar een beetje emancipatie in door: "Terwijl hij boodschappen doet plak jij de band van je zoon, terwijl hij je dochter naar voetbal brengt, laat jij de hond uit." Toch fijn als stermakers ondanks tegenstribbelen bij Fidan Ekiz' 'Vrouw op Mars' ('De tijdgeest veranderen in dertig seconden vind ik lastig' bij min. 13.30met hun tijd meegaan.

Supermarkten wedijveren het hele jaar door, al lijkt de veldslag om de consument zich vooral voor kerst af te spelen. Wat die strijd om de kalkoenkopende consument in beeldvorm kost hoor ik ook, want er is zelfs een radiospotje voor tv-spotjes: jezelf aanprijzen op de buis kan al vanaf dertigduizend euro! Banken komen ook opvallend vaak voorbij, al lijkt het woord 'bank' aan hoge inflatie onderhevig. Er wordt volstaan met iets als: 'Uw geld is bij ons in goede handen', gevolgd door een fancy naam die moet worden gespeld, en dan bij voorkeur
erg.....
traag...
....uitgesproken (elke schijn van hebberigheid dient te worden vermeden). Best vreemd, zo'n bankspotje met er vóór en erna allerlei nieuws over ontevreden burgers in gele hesjes die niet meer kunnen rondkomen. Is zulke reclame wellicht bedoeld voor mensen die nergens meer heen kunnen met hun zwarte geld nu ING met de billen bloot moet? Of zegt al die ontevredenheid over ziektekostenpremies en ecotaks ons weinig over geld dat er 'over' is? Rustige, bijna zwoele stemmen prediken het evangelie van 'geld dat moet groeien'. Door bijvoorbeeld te investeren in, jawel, 'supermarktvastgoed'.

In de feestmaand kun je de kalkoen bij kaarslicht bijna door de radio rúiken. Erg bevorderend voor het gevoel van eenzaamheid onder de kalkoen- en kaarsloze luisteraar. Misschien doen datingsites het daarom ook goed in deze tijd. En net als autofabrikanten, supermarkten en belegboeven kennen ook bedrijven die als core-business uw 'hoop op liefde' hebben, lokkertjes. Hoewel mijn fantasie een beetje op hol slaat bij het idee van 'extra opties op een partner'. Wel leuk om eens te combineren met de slogan voor onderhoudsbedrijf Feentra 'Na één jaar kosteloos opzeggen.'

Hier lees je deel 2

zondag 16 december 2018

Een boombel voor pennen

Koude ruggen, dat krijgen mijn zonen van al dat groeien. Hoog tijd voor een bliksembezoek aan de plaatselijke kledingzaak. Gelukkig doen mijn kinderen minder moeilijk over het passen van kleding dan ik vroeger deed. Ik kan me zelfs niet heugen dat ik op hun leeftijd met mijn moeder mee ging naar de winkel. Ik was met zestien jaar al gevlogen. En dan niet gezellig op kamers in een stad in de buurt, maar gelijk vijftienhonderd kilometer van huis. Alsof het niks is. Maar mijn jongens laten zich nog fijn meetronen naar de winkel.

Na slechts tien minuten konden we twee maatjes XL afrekenen. Bij de kassa lagen grote rode papieren kerstbellen. Daar kon je je naam opschrijven. En een kerstwens. Daarna kon je het ding in een boom hangen die middenin het winkelcentrum stond. Leo nam een bel mee en vroeg: 'Heb je een pen?'

Kees ging alvast naar huis, alwaar hem bergen huiswerk wachtten. Zelf snelde ik nog even door de supermarkt voor een pakje boter en een tros bananen. Leo liep achter me aan met bel en pen. Toen ook de bananen waren afgerekend vroeg ik nieuwsgierig hoe zijn kerstwens luidde.

'Bicpennen', zei hij.
'Pennen?', dacht ik. Ach ja, waarom ook niet. Een XL trui had hij al. En een nieuwe jas vond hij niet nodig, ook al stak zijn sleutelbos door de gaten in de jaszakken van zijn afdankertje naar buiten. Maar Leo voegde er gelijk aan toe dat hij die pennen eigenlijk ook niet mócht wensen. Want hij moest zuiniger op de pennen zijn die hij al had. 

Hij hing zijn bel zorgvuldig in de boom en ondanks ons strakke middagschema met sporttrainingen en avondwerk, hadden we opeens niet zo'n haast meer. Al lezend liepen we om de boom, nieuwsgierig naar andermans wensen.

"Gezondheid voor iedereen en ik hoop dat ik volgend jaar op paardrijen mag." Of andersom: "Een ijgen paard... en gezondheid voor mijn familie."  Er werden etentjes gewenst, met moeders of met de vriend van die en vriendin van die, een uur lang gratis boodschappen en opvallend veel uitjes. Naar Disneyland of gewoon naar zee. Andere wensen maakten meer indruk: "Een huis voor mij en me moeder." Met als toelichting dat orkaan Irma -of was het Katrina- hen dakloos had gemaakt. Of alleen maar een eigen kamer, omdat de wenser uit huis was geplaatst. Een sportabbonnement (voor iemand die aan huis gekluisterd was) of gewoon geluk voor een zoon omdat die een niet nader gespecificeerde zware tijd had doorgemaakt.  

De kerststemming zat er gelijk goed in. Maar missschien kwam dat omdat er ook anderen rond de boom kwamen staan die nieuwsgierig andermans dromen prevelden. Ik zou ter plekke alle paardrijlessen, boodschappen, etentjes en kamers willen betalen.   

'Bicpennen', galmde het nog na in mijn hoofd. Ach, hij blijkt niet de enige. Zo is juf Daisy uit Helmond genomineerd voor beste leerkracht van de wereld. Aan die prijs is een bedrag van één miljoen euro verbonden. Ook één van haar leerlingen oppert om daar pennen van te kopen. Als het jeugdjournaal vraagt iets duurders te verzinnen volgt een bescheiden: 'vulpennen misschien?' (bij min. 2.20). 

woensdag 5 december 2018

Feestjes die niet doorgaan

Altijd jammer als een feest niet doorgaat, zeker op een dag als deze. En dat is al de tweede afgelasting deze maand. Terwijl de maand nog geen week oud is!

Eén december zouden we de voetjes van de vloer gooien. Dansen is de sport die ik het liefst beoefen. En naast mijn werk gelijk ook de enige vorm van lichaamsbeweging. Maar ik was moe en het regende.  
"Hoe laat ben je bij ons" appte ze.
"Zeg jij het maar. Heb je al kaartjes? Het is pokkeweer. Ik kom denk ik met de bus"
"Wat mij betreft gaan we er even na elven heen. Kaartjes kopen we wel aan de kassa. Ze voorspellen vanaf nu geen regen meer"
"Dan spring ik toch op de fiets. Ben ik 23 u. daar, ok? Ik laat mijn foon thuis, is toch leeg"
Het is mij een raadsel welke buienradar zij raadpleegde, want een half uur later stond ik als een verzopen kat in de stad. Ze gaf haar man de schuld (waar samenzijn al niet goed voor is). 

Als twee stuiterende pubers begaven we ons richting vismarkt, waar we samen met een tiental anderen een dichte deur bij Huize Maas aantroffen. Wegens tegenvallende kaartverkoop ging het feest niet door. Toegegeven, de grote zaal in Huize Maas is met dertig man nog zieliger dan een half uur door de regen naar de stad fietsen, maar betrouwbare websites zijn soms ook best prettig. Gelukkig telt Groningen kroegen genoeg waar gedanst kan worden. 

Om drie uur 's nachts was het weer droog en fietste ik moegedanst naar huis, maar ik kon de slaap niet vatten. Vanwege een ander feestje. Een groter, ingrijpender en spannender feestje. Niks geen 'Huize Maas' maar een 'Huize Mijn'. Althans, dat was de bedoeling. 

Ik wandelde er vrijdag naar toe, en zondag na te zijn bijgekomen van het dansen opnieuw. Ook daar was een dichte deur, maar het tuinhek bleek wel open. Ik maakte foto's en kletste met een buurjongen die zijn het wiel van zijn geplakte band niet alleen terug op zijn fiets kreeg. Een Turkse man zei dat het er rustig wonen was, een Antiliaan die een hond uitliet zei dat er allemaal mensen woonden die 'iets met natuur' hadden. Ja, daar wilde ik bij horen! 

Maandagmiddag was er open huis in 'Huize Mijn'. Mijn kinderen waren niet onverdeeld enthousiast: "Wat een deurenfestijn" en "De halve school fietst hier elk ochtend langs". Omdat Kees niet was toegekomen aan zijn dutje stortte hij ter plekke in op het enige meubelstuk dat het uitgewoonde huis rijk was, de tuinbank. Nog voordat ik het huis tot het mijne had gemaakt, was mijn jongste telg er al gaan slapen! Meer symboliek kan een mens niet wensen. 

Vandaag werd ik teruggebeld. Het wordt geen 'Huize Mijn' maar 'Huize Zijn'. "Die man wilde het persé hebben", zei de makelaar. "Hij deed een hoger bod"

Mijn feestje gaat niet door. 
Maar december is nog jong.
We maken er een feest van.

vrijdag 30 november 2018

Scholen verkopen gelukkig geen broccoli

Bij het doen van boodschappen -iets dat met twee inwonende pubers zó vaak moet gebeuren dat ik het ze nu vaak zelf laat doen- vind ik het fijn om het brood bij de bakker, het vlees bij de slager en de groente, bij gebrek aan een groenteboer, op de markt te kopen. Als ik haast heb, haal ik alles bij de supermarkt. Alwaar ook een indeling naar soort wordt aangehouden. Wel zo handig.

Een dergelijke logica qua indeling en vindplaats zou je ook verwachten op de plek waar ieder van ons vier tot zes jaar van zijn of haar leven doorbrengt. Maar hoewel ik het fenomeen middelbare school nu zo'n vijftien jaar van nabij meemaak (iets met een tweede leg), ontgaat hun logica me totaal.

Je zou zeggen dat de belpyramides, papieren agenda's en dito roosters met de komst van internet passé zijn. Deels is dat ook het geval want er zijn nog wel boeken maar wat je daar uit moet leren verschijnt digitaal op verschillende plekken. Eerst was er Magister, toen kwam SOM-today, een overzichtelijk systeem met naast roosters en huiswerk ook uitnodigingen voor ouderavonden en cijfers. Of dat laatste pedagogisch verantwoord is betwijfel ik. Een kind kan een slecht cijfer nooit meer even 'inkleden' (of verzwijgen) of juist enthousiast binnenkomen met een tien voor een boekverslag. Ouders weten alles al. Maar overzichtelijk is het wel.

Helaas bleek het in SOM voor docenten niet mogelijk om huiswerk in te voeren dat verder dan twee weken vooruit af moet zijn. En de documenten die zij daar voor mij posten kan ik als ouder niet openen vanwege een beveiliging. Er werd overgestapt op Zermelo. -uiteraard met nieuwe wachtwoorden voor elke ouder en elk kind afzonderlijk-. Aan dit systeem lijken in mijn ogen alleen programmeurs te hebben gewerkt. Want er stond 24 uur in beeld en zo zie ik mijn zoons soms turen of of ze al dan niet het eerste uur vrij hebben. Voor het gemak heeft men het vorige systeem (SOM) nog niet overboord gegooid zodat vaak beide sites worden geraadpleegd, die vaak onderling verschillen. En op een ouderavond meen ik te hebben gehoord dat er nog een derde systeem bestaat, dat leidend is. Welke site dat was ben ik vergeten, en dat is maar goed ook. Als je kinderen de veertien zijn gepasseerd wordt het hoog tijd ze los te laten. Of te laten zwemmen.

Maar dat zwemmen is niet makkelijk. Want als digitaal invoeren van gegevens lastig is, wijken veel docenten uit naar losse kopietjes. En losse papieren, welke ouder kent het niet, belanden op stapels of onderin tassen met daar bovenop een geplette mandarijn of banaan in staat van ontbinding. Op die papieren wordt dan weer verwezen naar een site waar meer informatie is te vinden: 'It's Learning', lees: weer een gebruikersnaam en een wachtwoord. Tot slot zijn daar dan nog verschillende mailboxen met ook daar weer gebruikersnamen en wachtwoorden om er toegang toe te krijgen. Tot zo ver de receptieve kant.

Als ze er dan achter zijn wát ze moeten doen, rijst de vraag waar dat vervolgens heen moet. Soms is dat een werkboek, soms een schrift maar digitaal invoeren is ook mogelijk. De uitdaging is om uit te vinden welke manier van toepassing is. Het liefst voordat ze alles met de hand schreven en het toch digitaal moet worden overgetypt. Op een digitale leeromgeving die soms zo traag is dat een cursus blind typen zinloos is.

Als je voor het kopen van broccoli eenzelfde weg zou moeten bewandelen ziet dat er ongeveer zo uit: Bij de ingang van de winkel stel je je eerst voor als 'Kees1' , 'KeEs#@grumbl+=&' of gewoon '18534190'. Met een enorme bos sleutels loop je dan naar een schap zonder opschrift dat hermetisch is afgesloten. Heb je het slot open, dan is de kans groot dat je achter de deur geen broccoli vindt maar komkommers of zelfs melk of wc-papier. Of er ligt een andere sleutel met de aanwijzing dat die past op een andere deur op een ander schap op een afdeling aan de andere kant van de winkel. Het brood moet je vervolgens contant betalen, de broccoli bij kassa vier en voor melk en maandverband heb je verschillende pincodes nodig, die je jaarlijks moet veranderen.

Ik heb het met mijn kinderen te doen. Gelukkig stuur ik ze af en toe naar de winkel. Met een zo leesbaar mogelijk boodschappenbriefje en een pinpas. Daar heeft men tegenwoordig niet eens meer een wachtwoord voor nodig. Wel zo handig.   

vrijdag 9 november 2018

Arabia Felix of een zandbak vol hoofddoekjes?

Was ik me toch weer bijna aan het opwinden. Over wereldpolitiek nog wel. Het leek mij allemaal zo doorzichtig. Dat Pompeo in Ryad de koning en prins sprak nadat deze trouwe wapenklanten een kritische journalist hadden doen verdwijnen. Of hadden laten vermoorden. Of aan stukjes sneden.  We zullen het nooit weten. Wat we wel weten is dat kort nadat Pompeo in Ryad was, de VS de sancties tegen Iran aanscherpte, toevallig de grote vijand van de koninklijke wapenklant. Soort van handjeklap: "Prima, wij stoppen met bommen gooien op Jemen (die jullie maken), maar dan moet de VS de wapenleverancier van de andere partij in Jemen, wel straffen." 

De bommen stopten niet. Integendeel. Gisteren schenen de gevechten in Hodeida het hevigst te zijn sinds maanden. En met die sancties tegen Iran zal de VS ook niet bereiken wat ze willen, of wat Ryad wil. Peyman Jafari legde in Nieuwsuur  uit dat Iran de sancties wel zal voelen maar dat acht landen, waaronder reus China er niet aan meedoen en dat Iran ook trucjes kent om die sancties te omzeilen. Jafari is net gepromoveerd op onderzoek naar de rol van olie in de Iraanse economie en weet vast waar hij over praat. Ook verfrisssend om eens iemand te horen die niet persé staat te juichen bij het idee van een regime change in Iran. Zo'n genuanceerd beeld hoor je niet gauw van een Iraniër. 

Maar hoe gaat het ondertussen nou in "Arabia Felix", "Het gelukkige Arabië", zoals de Romeinen Noord-Jemen noemden. Zijn het inderdaad alleen Iran en de Saoudi's die daar een oorlog uitvechten, en is half Jemen stervende? Welke journalist komt daar nu nog om ons te berichten hoe het daar echt gaat?

Ana van Es is één van weinigen die dat lukte. Maanden voorbereiding kostte het haar om Jemen binnen te komen. Ze vertelde op de radio over een man die er zonnepanelen verkocht. Die deed gouden zaken, dankzij die oorlog. En er zijn meer mensen die van de oorlog profijt hebben. Ook legde ze uit dat er in Jemen geen gebrek aan voedsel is, dat de schappen vol liggen en dat er veel nieuwe supermarkten worden geopend. Alleen heeft het armste deel van de bevolking geen geld om daar iets te kopen. Voor hen komen er wel schepen met voedsel naar Jemen, maar dat vindt de kerseverse baas van het land dan weer een belediging voor zijn volk. Of hij vindt dat eten van slechte kwaliteit. In ieder geval gelden er importheffingen op. Wat me best slim lijkt, als je een oorlog moet bekostigen. Maar dat verhoogt natuurlijk weer de vraag naar voedsel. Of geld.

Oftewel, misschien toch iets minder doorzichtig dan het weinige dat ons over Jemen bereikt doet vermoeden. Hoog tijd eens op zoek te gaan naar wat dit land nog meer is dan "Een soort zandbak met teveel hoofddoekjes er in", zoals van Es het beeld schetst dat er van de Midden-Oosten bestaat bij de gemiddelde Nederlandse lezer.

In Jemen groeien granaatappels, dadels en het zou de bakermat zijn van 's werelds lekkerste koffie: Arabica. Als je even tijd hebt, kun je bij deze film nog meer moois zien. Joodse zilversmeden, vrouwen die huizen bouwen en dansende mannen. De reacties daarop komen vooral van mensen die Jemen in betere tijden bezochten: "Yemeni's are very different Arabs (...) Polite and soft speaking people they are." Wie meer houdt van Pharrel Williams, kan hier de Yemetische versie van Happy bewonderen.  Waarin ook even een meisje met het syndroom van Down danst, best revolutionair, niet alleen voor Jemen.  'Despite the difficulties our happiness will never cease', staat er bij de aftiteling.

Vanessa Lambregt schrijft hier nog meer hoopvols over veerkrachtige Jemenieten en via haar beland ik bij projekten voor film ("shoot films, not bullets"), muziek, streetart en literatuur. Bijvoorbeeld 'the Basement Cultural Foundation'. ("War is not only an arena for extremists and warmongers, but an instrument that galvanizes artists"-Joshua Levkowitz-). De oprichter, Saba al-Suleihi, is van mening dat de organisatie bewezen heeft bestand te zijn tegen het huidige conflict: "Our building was damaged by airstrikes, but we cleaned up and continued our activities. We will do this each time war strikes until there’s no more war”.  In september was er een discusssie over het werk van Simone de Beauvoir en vandaag werd er in de kelder uit het Indiaas vertaalde poëzie van Nabil Qassem geprenteerd door de Jemenitische vertaler en kunstenaar. Maar er worden ook thema's besproken als toenemende kinderarbeid.  

Misschien verdienen deze moedige mensen het meer om aandacht te krijgen dan mannen met macht die doorzichtige spelletjes spelen. 

zaterdag 20 oktober 2018

Over een eenzame druif en een groen haantje

Het pleidooi om wat positiever naar onszelf en de wereld te kijken, dat ik hier onlangs in het Engels hield, betekent natuurlijk niet dat ik zelf altijd fluitend door het leven ga. 

Aan het weer kan het niet liggen. Want oktober 2018, en de maanden ervoor, waren uitzonderlijk zonnig. Hetgeen tot vandaag tomaten en snijbonen uit eigen tuin opleverde. 'Hoera, ik heb weer een heerlijke maaltijd van zelf gekweekte groentes bereid', zeg ik dan in mezelf. Want er is niemand in de buurt.

De twee jongste zonen zijn bij hun vader. Ik mis hun afleiding en muziek in huis. Mijn oudste is aan het werk of slaapt nog in zijn studentenhol. Mijn ouders vieren vakantie in Frankrijk, mijn vriend doet hetzelfde in Hongarije en zelfs zijn tachtigplus-jarige moeder zoeft per Eurostar onder het kanaal door. Mijn zus vertoeft voor de verandering eens niet in Italië, Canada of een warm overzees oord, maar ook haar kan ik nu geen heerlijke 'Insalata Caprese' met eigen basilicum voorzetten. Haar thuis is al decennialang Berlijn. Twee keer verder van hier dan de woonst van mijn vriend. Langsgaan bij de buurvrouw is wel een optie, ware het niet dat ik nu even geen zin heb in haar gezelschap. De buurman heeft op zijn beurt weer geen trek in mij.

Sinds ik aan de rand van de stad woon, verrast nog zelden iemand mij met een bezoek. Mensen op het werk tegenkomen zou ook kunnen helpen. Maar collega's heb ik niet en bij mijn laatste klus was zelfs de opdrachtgever afwezig. En aangezien zijn hokjeshuis geen ruimte bood om daar te werken, besloot ik de klus thuis te klaren. Ik sjouwde, sneed glas, zaagde de glaslatten keurig in verstek en zette na het kitten het geheel in de lak. Het resultaat mocht er zijn. Maar ook dat kon ik met niemand delen, zelfs niet bij het afhangen van de deur. In het krappe studentenhuis draaide ik zelf de sleutel in het slot, daar jaren eerder door mij geplaatst. De afwezige studenten stuurden wel een keurig 'dankjewel' in de groepsapp nadat ik schreef dat ze voorzichtig moesten zijn met de nog verse verf.

Het getuigt natuurlijk van vertrouwen dat de huisbaas mij 'carte blanche' geeft. Maar een blik op de 'porte blanche' was naast een betaalde factuur ook fijn geweest. Een plaatje op twitter of alhier was natuurlijk nog mogelijk. Maar niet met als doel daar lof voor te krijgen, want als er al iemand mijn tweets of stukjes leest, dan wordt er zelden op gereageerd. En het weinige dagelijkse digitale contact middels Wordfeud is er ook niet meer wegens te verslavend voor mij.

Er kraait geen haan naar mijn snoeptomaten, lange schrijfsels of op maat gemaakte deur. Ook mijn zangtalent oogst geen applaus meer, want na de uitvoering in de Martinikerk hield ik de muziek voor gezien. Bij de schrijfcursus was feedback op mijn kunnen nog wel mogelijk geweest, er was een goede klik tussen de medecursisten onderling, maar de organisatoren vonden mij te kritisch en ik had het nakijken.

Dus tracht ik in mijn eentje heel intens te genieten van mijn mierzoete, zelf gekweekte druiven en werp intussen een eenzame, doch tevreden blik op de gedane arbeid. Op naar de volgende klus, in een al even leeg huis. Gelukkig was er toch kort onverwacht bezoek. Een felgroene sprinkhaan keurde in de bedwelmende terpentinelucht aandachtig mijn werk. Haar voelsprieten draaiden alle kanten op. Ze zag dat het goed was en sprong toen sierlijk richting wijnrank.

Dag haantje, fijn dat je even langskwam.


dinsdag 16 oktober 2018

Waargebeurd Fries sprookje over een meisje uit de Wouden

Een paar dagen nadat ze werd geboren overleed haar moeder. Zo ging dat in de negentiende eeuw wel vaker. Of het kind legde zelf het loodje voordat het goed en wel kon lopen. Om het risico te spreiden, of om meer handen te hebben voor het werk op het land, werden er veel kinderen op de wereld gezet. Maar voordat ze iets konden bijdragen aan het gezinsinkomen, waren het eerst extra monden die gevoed moesten worden. En als dat niet lukte, of de stiefouder had geen trek om voor kroost van een ander te zorgen, werden de kinderen zodra het kon de deur uitgezet.

Het meisje wiens moeder overleed trof hetzelfde lot. Het verhaal gaat dat haar werd gezegd dat ze zelf haar kostje moest gaan verdienen of anders maar van een brug moest springen. Ze kwam uit Zwaagwesteinde, één van de armste gebieden van Friesland. Ook wel 'de Wouden' genoemd. Dat was ook de naam die haar vader haar meegaf: 'Woudstra'. Door haar opa in 1811 als familienaam gekozen. Bij de 'Baljuw van Tietjerkesteradeel, Mairie Hargegaryp, Canton Bergum, Arrondissement Leeuwarden, Departement Vriesland'.....naast het indelen van families was het in de Franse tijd kennelijk ook nodig om de verschillende bestuurslagen goed te regelen.

Bovenstaande kan ik lezen in documenten die aan de namen van mijn voorouders zijn gekoppeld op de site van 'Alle Friezen'. Er is de laatste jaren ongelooflijk veel informatie online gezet. Naast aktes van geboortes en huwelijken las ik ook de naam van de boot die een voorouder voor achthonderd gulden verkocht. Of wie er onder armvoogdij stond of schuldenaar was. Zo bezien was het geen vetpot bij mijn voorouders.

Maar toen ik andere familielijnen ging uitpluizen kwam ik ook namen uit adellijke Friese families tegen. Ook die van het roemrijke geslacht Cammingha. Let wel, we zitten hier rond de veertiende eeuw. Het gerucht gaat dat de Cammingha's het klooster van Ameland naar Foswerd zouden hebben gehaald. Maar men beweert ook dat dit een excuus was om zich de bezittingen van het klooster toe te eigenen.

De Cammingha's hadden flink wat te vertellen in Friesland, Ameland was zelfs hun eigendom. In 1704 verkochten ze het voor honderdzeventigduizend gulden aan Amalia. Inderdaad, 'familie van'. Nog geen eeuw later wordt het ingedeeld bij Friesland (alweer die Fransen) en later verviel het aan de staat. Maar Beatrix zou nog steeds de titel 'erfvrouwe van Ameland' dragen.

Toch jammer dat de Cammingha's het eiland van de hand deden. In mijn stamboom kom ik namelijk ook ene 'Pyter Cammingha, heer van Ameland' tegen. Het lijkt me wel wat, zo'n eigen eiland. Maar al te veel aan je status en naam vasthouden biedt ook geen zekerheid. Inmiddels schijnt het geslacht Camminga nagenoeg te zijn uitgestorven. En net zoals alle kloosters verdwenen, zo bleef er ook van Cammingastate niets over. Al kun je er tegenwoordig wel een virtueel kijkje nemen. Hier.

De Eminga's pakten het slimmer aan. In plaats van eindeloos te koppelen in eigen kring met dezelfde voorouders, hetgeen de vruchtbaarheid vast niet bevorderde, gaf Claer Eminga in 1378 één van haar drie zonen haar familienaam mee in plaats van die van vader Wyarda. Deze op Wyardastate opgegroeide Ids liet zijn eigen Emingastate bouwen. In de overlevering met de veelzeggende naam Drinkuitsmastate aangeduid. Momenteel staat er de serviceflat Âldlanstate. In mijn stamboom werd Cammingha Eminga en via Donia later Goslinga. Tot Ettje Goslinga begin achttiende eeuw aan toe. De achterkleinzoon van haar achterkleindochter was 'koemelker'. Hij kocht in 1905 een boerderij met land te Huizum. Nog geen kilometer waar ooit Emingastate stond.

Hoewel hij niet zo schatrijk was als Ids, had de boer het goed voor elkaar. Met zijn vrouw en twee kinderen, koeien en land. Maar de boerin had TBC en haar vooruitzichten waren somber. Het moederloze meisje uit de Wouden kwam als geroepen. Ze deed de was in de vaart, boende, kookte, zorgde voor de kinderen en de zieke vrouw des huizes. Toen die overleed, trouwde het meisje met de boer en kreeg nog vijf kinderen bij hem. Eén van hen is mijn oma.

De boerderij werd veertig jaar geleden afgebroken. Ook is er niets meer over van Cammigha-, Eminga- en Wyardastate. In Goutum, tweehonderd meter van waar ooit dit laatste statige huis stond, heeft het boerengezin haar laatste rustplaats gevonden.

Maar hun namen leven voort. Mijn moeder en nichtje heten als het meisje uit de Wouden. Zij zijn nu tachtig en bijna achttien jaar.

vrijdag 12 oktober 2018

Ser posmoderno is a pleasure (part 2)

(part 1)

In Madrid I talked with people from Galicië to Azerbeijan, from Peru to Bangladesh and I saw an enormous power of positivity. I read anouncements for meetings. I met an artist that made wunderful work (and I invited him for that evening in the  'Enclave'), I bought some from him for one euro each and he said he would come for free to make wall-art if someone buys a ticket to come over. He already did so in Berlin. In the search, I mentioned before, for traces of what was Madrid thirty years ago, I ended up in a factory of tobacco. It turned out to be occupied since ten years. I could walk in for free and inside there was a huge place full of music and art. (Hopefully I'm not offending anybody saying I enjoyed this lively, lived kind of art instead of The Prado). There took place several meetings. Smoke and drugs were not allowed. I made a trip by bike through  'Rio'. Certainly an expensive project, but how couragious to spend so much money for a public space that apparently has no measurable economic value for itself? There was a walk of hundreds, maybe thousands old men and women that made 'kilometros para recordar'. Youth laughing while taking a shower between the trees and skaters on the bridges over the Manzanares. I ended up occasionally on a exhibition of Grafico de Buenos Aires in the thirties.

Things that you, Norberto, saw around you were quite different as what I saw. You mentioned three times the child that in your opinion was already an orphan, as her parents where both looking on their smartphones. The thing that astonished you the most, was the father 'playing with balls' on his screen. Let me be clear, I'm not a fan of using smartphones day and night. But dear Norberto, I saw them too, parents looking on their screens. And in my case the child was happily playing with the towels on the table while her parents were occupied with their own stuff. She took advantage of the situation. Finally she had the oportunity to play without danger of a repreminand not to do so, what people might think, how to behave properly and so on. I just want to say that 'spending time' with children do not has te be always a positive thing. Sometimes it can feel free for children to explore the world around them without intervenience of adults. (the 'invention' of the 'fragile child' with whom we should play with, is also quite new). That does not make them orphans.

On the other example you gave, I tried to discuss already at the meeting but I do it here again. You seemed to be shocked about an artificial, turquoise penis they sell in a shop around the corner. (I do not get the exact clue of what demontrates us this penis about living in postmodern times but anyway). It was equiped with a part that could directly massage the G-spot. I think that is not so much to be shocked about. In previous eras and still now, men (and most women) had no idea of the existance of a G-spot at all. Mostly not even that of the clitoris. Sex in general was -and still is- something that woman should give to their husbands. Enjoying it, is quite a recent thing. So, if a woman in this postmodern era has the oportunity to buy something (with her own loan) that gives her joy without giving pleasure to her husband first, I don't see what could be so 'value-less' about that.

In my opinion, despite of the overheating things happening in the the financial world, making us replacing things always faster, or as Cristina Marina said before you, 'se tratta de portar consumadores al producto' there is not so much to fear. 'Anxiety is a bad adviser', we use to say in Holland. If anxiolyticum is the medicine of the postmodern times -as you claimed- maybe we should look different at this era. It offers us vast opportunities  To think. To invent. To explore. To create joy and pleasure. Nowhere I saw this 'state of alienation' where people should be held in.

To conclude I would mention the two men I saw kissing passionatelly on the entrance of the metro. It seemed me a exposure of hopeful times. The freedom to love the one we want instead of what society has in mind for us to be properly. I'm pretty sure that this was not possible -or thinkable- at the time you or I were born.

In answer on the question if we should find a way to recover or, at the contrary, discart values that seemed obsolete, I would say: There might be new values. The challenge is to find out what those are. Possibly you could ask it the new generation represented in your students. I'm anxious to hear about their answers. Probably they will mention things that make life worth living.

Norberto, thank you for the presentation and for the lesson in Spanish. I certainly come back to Madrid, 'Ciudad lleno de possibilidades' 

To Maria I would say: "Grazie del invito e a presto".

Hasta pronto!

Lehti Paul

woensdag 10 oktober 2018

'Ser posmoderno' is a pleasure (part 1)

Bij uitzondering, of bij wijze van oefening, schrijf ik dit keer in het Engels. Een taal waarin ik mij niet optimaal kan uitdrukken, maar omdat het mensen betreft die het Nederlands niet machtig zijn -I presume-, doe ik eens een poging.

Exactly three weeks ago I had the pleasure to join a meeting in a bookstore named 'Enclave de libros', in Calle relatores in Madrid. Were Norberto Chaves presented his book 'Ser posmoderno'. I ended up in this tiny but cozy bookstore by chance. Actually I was looking for information about Madrid in de late eighties because of my book about an Argentian immigrant that arrived here at that time. But I bought a totally different thing: poems written by the father of Marcela de San Felix, known as Lope de Vega, four centuries ago. I got a kind of lost in the enormous offer of various subjects and titles (what to think about a 'Naturism in the twenties' or 'Kroatian poetry?), seeking for my attention. A kind of  'google in real life' with the smell of fresh printing as a bonus. The owners of this paradise of paper were Italian, which made a conversation more easy for me. Maria invited me to join one of the meetings they organise, just in the back of the bookstore. Not having enough knowlegde of Spanish was no excuse, she said. When I had the courage to read poems of Lope de Vega, I centainly should join the meeting. Practicing Spanish was the only way to learn it.

'Seven a clock' in Spain has to be considered as an 'indication'. But than, finally, the writer and an audience of ten, fifteen men and women started to listen. After an introduction of Cristina Santa Marina, doctor in sociology and filosofy, Norberto Chaves himself took us on a journey from Hamlet to Italo Calvino to Nietzsche. He said that 'Ser posmoderno' was a book to discuss about and even if I did not read neither bought it, I'm eager to accept this kind of invititation. Actually, I already did - in Spanish- on that evening.

Norberto, you don't have a very optimistic view of the world, on mankind, and (lack of) values in this era. You told us humble that writing was something you 'had to do' in life, you could not nót doing it. And you received a shy laughter of the audience by telling us that the only reason to live was not wanting to die. The first thing you said is similar to my attitude to writing, I can not imagine not to write. At this very moment I should have been working. To fix kitchens and bathrooms to earn money to pay the rent. But I prefer to write. Having no boss or colleages, I'm not bothering nobody by doing so. But about the second claim: life as a state of being because of not wanting to die, that sounds pretty anxious to me.

In the book you make an assessment of an inability to answer to a changed, changing society. Especially regarding values. Speculation as a culture, the absolute price elasticity -nothing is worth anything, it only costs something, provisionally- , and the effects of this to politics an, in the end, the way people think. Without having read the book I take the opportunity to claim that value and price has always been a pretty elastic thing. With the difference that in 'modern' times most people thought is was not. Now we do know. And that could have advantages too.

I admit, speculating on what possibly could happen with the price of barrels of oil to the price of houses might have taken a flight forward, but could'nt it be just because of that, that people are searching for other ways of looking, of living their lifes and, in the end, of thinking. What is worth (to live for) without looking at the (provisionally) cost first? As it is not given for granted that our children has a better (financial) life than we have, if there's no promise that proliferate with your talents give you the freedom of more money to do (buy) what you want to do, than maybe it's time to do, to act different in this very moment. Speculating of what prices might could do is no garantee anymore.

And this different way of thinking is just what I saw around me in Madrid. Plenty of initiatives of creative young people that do not believe in fairy tales of economy and grow as an law of nature that we have to obey or believe in. Of course, one could oppose that it's just a small, intelectual part of the world. Or, more mean, these are children of parents with money to cover their back. But I doubt about that.

(continues at part 2)

donderdag 20 september 2018

Een vergeten dichter, de dochter van Lope de Vega

Van een vrouw die vanaf haar zestiende in een klooster woont heb ik niet meteen een hoge pet op. Maar Sor Marcela de san Félix was een begaafde dame. Ze heeft tientallen beroemde werken geschreven. Waaronder gedichten, romans, theaterstukken. En ze werd ouder dan tachtig jaar, hetgeen in de zeventiende eeuw best oud te noemen is. 

Ze was een bastaard. Dochter van de beroemde Lope de Vega en zijn minnares Micaela de Luján, een actrice die in de kunsten ook niet onverdienstelijk was. Zij schreef op haar beurt stukken onder de naam Camila Lucinda, anagram van haar naam. Ook in de Spaanse gouden eeuw schreef men kennelijk al onder pseudoniem.

In de wijk waar de non/dichter Marcela, actrice/schrijfster Micaela en Lope de Vega rond 1600 woonden is veel verloren gegaan. Kleine huizen waar de Madrileense kunstscene zich verzamelde om te debatteren over de nieuwste werken moesten wijken voor huizen met meer grandeur. Zo ging in 1920 ook het huis van Cervantes (van Don Quichot) tegen de vlakte. Een enthousiaste voorbijganger wist ons te vertellen dat de gemeente het pand dat er nu staat graag zou aankopen, maar dat de eigenaar het niet wil verkopen.

Uitzondering op de sloop- en bouwdrift van begin vorige eeuw is het huis van Lope de Vega zelf. De kamers zijn opnieuw ingericht dankzij zijn gedetailleerde beschrijvingen. Het bekende Museo de Prado heeft er minder bekende kunst voor uitgeleend en er hangen drie antieke spiegels aan de wand. Die indertijd een luxe waren want van zilver. Ook prijkt er een portret van Sor Marcela aan de wand. Compleet met vrome hoofdbedekking

Toen we er gister werden rondgeleid bleek de Engels sprekende gids ziek. Ene Christina nam de honneurs waar. Haar hakkelige Engels was prachtig. Zo wees ze naar de oorknopjes van de Mexicaanse toeriste om te verduidelijken dat Marcela's broer was gesneuveld in Venuezuela op jacht naar parels.

In de tuin waren een laurier, een vijg, een sinaasappel- en granaatappelboom geplant. Naar een gedicht van Lope de Vega. Of zou dit van Marcela zijn?

De voorbijganger vertelde dat ook de dochter van Cervantes in hetzelfde blotevoetenklooster als Marcela had gewoond. Er zou weinig van Sor Marcela bewaard zijn gebleven. Of het kan niet met zekerheid aan haar worden toegeschreven. Ook in de vele boekhandels rond de barrío literarios en op internet kon ik niets van haar vinden. Zo ging dat met vrouwen in die tijd.

Maar het feit dat het portret van een buitenechtelijk kind dat officieel te boek stond als vaderloos, toch aan de wand van de werkkamer van Lope de Vega prijkt, lijkt me een mooi eerherstel.


https://www.mujeresenlahistoria.com/?m=1

donderdag 6 september 2018

Ziet armoe er zo uit?

Na het werk heb ik wel een visje verdiend. Maar bij een winkelcentrum waar ik vroeger wekelijks kwam, hangt rond de tijdloze blauwe kar geen viswalm en de luiken zijn dicht. Hoewel de haring in gedachten al bijna in mijn keel glijdt, moet ik op zoek naar iets anders. Loempia is bij lekkere trek ook niet verkeerd. En kost de helft. 

Vlak naast me staat een auto geparkeerd met een slapende bestuurder. Met misplaatste trots meen ik hier een man te spotten die, net als mijn zoon, narcolepsie heeft. Iemand die noodgedwongen even een dutje doet. Maar het kan net zo goed een vader zijn die op zijn papadag te moe of te stoned is om te kunnen rijden. Naast hem zit een meisje, op de achterbank een jongetje. Ze zitten zwijgend in de auto, het raam staat op een kier.

Bij de loempiakar staan twee dames te kletsen. Een dikke en een dunne. Beiden richten af en toe het woord tot een mollige kleuter. Gezien de omvang van het kind, meen ik dat de dikke haar moeder moet zijn, maar de dunne slaat een bitsere toon naar het kind aan. En je afreageren op kinderen is nu eenmaal voorbehouden aan ouders. In afwachting van hun bestelling dribbelt het kind twee meter bij de kar vandaan. Achter een duif aan. 'Een beetje beweging is goed voor d'r', zegt mams. Maar twee tellen later beveelt ze het kind te gaan zitten want mama moet roken. Ze trekt zich terug achter het glazen windscherm. Het meisje wil weer achter de duif aan maar er wordt gedreigd dat ze dan geen lekkers krijgt: 'Zitten blijven, zei ik je!'. Het kind zwijgt. Ik doe een rode klodder uit een fles waar 'hot' op staat op mijn loempia.

De textielreus is vervangen door een 'Internationaal supermarkt'. Ai, waarom laten mensen hun teksten niet even checken voordat ze die, in koeienletters, op hun winkelpui plakken? Misschien kent de 'internationaal' eigenaar geen Nederlandssprekenden?

Waar eens een drogist zat, is nu een Albert Heijn gevestigd. Ik besluit mijn OV-kaart op te laden. De paal staat op een bizar onhandige plek tegenover de servicebalie. Alwaar een sjofel ogend stel probeert twaalf flessen drank te retourneren. De medewerker bezweert hen dat ze toch echt de bon nodig heeft. Anders klopt 'het systeem' niet. 'Die is weg' zegt de man droog, maar ze blijven stoïcijns staan. Mijn systeem klopt ook niet, de OV-kaart is verlopen. 

De Primera, zo'n winkel waarvan je nooit echt snapt wat ze verkopen, is er nog wel.  Ooit liet ik hier mijn foto's afdrukken, kocht er postzegels en de papieren krant. Zaken uit een voorbije eeuw. Buiten zitten twee mannen op een bankje. 'Hangen', past misschien beter bij hun manier van zijn.  'Wordt ze nu haar huis uitgezet?'  vraagt man 1. Man 2 weet zeker van niet, want : 'Dan word je toch zeker eerst gewaarschuwd?' Ik krijg een beeld van lades met uitpuilende post. Met aanmaningen, dwangbevelen en aangekondigde executieverkopen.

Als ik terugkom op de parkeerplaats is de auto met de slapende man met de kinderen verdwenen. Hopelijk hebben ze een leuke papadag.

maandag 20 augustus 2018

Vers Italie by tar and cement

'Verderop staan een paar skaters te liften', zegt Leo, als ik terugkom van een plaspauze bij Aix-en-Provence, 'Zullen we ze meenemen?' Na onderling beraad besluiten we dat als we wat bagage van achterbank naar laadruimte verplaatsen, ze er prima bij passen. Het lijkt me ook wel handig, een beetje aanspraak. We hebben er weliswaar driehonderd kilometer op zitten, maar nog zo'n negenhonderd te gaan.
 
'Vers Italie' staat op hun bordje. Dat komt goed uit, daar gaat onze reis ook heen. Hun longboards belanden naast de fietsen en de tent, de proviand wordt herschikt en de uren die volgen hoor ik flarden van gesprekken in het Frans en Engels. Dit is nog eens jarig zijn: onderweg, achter het stuur, twee zoons die kletsen met wildvreemden over reizen en rappers. Tot onze hilariteit wordt dit door de meereizende Normandiërs uitgesproken als 'rapers'. Als één van hen de favoriete 'raper' van Kees niet kent, stel ik hem voor het te zingen. Met een grote glimlach luister ik naar de prachtige basstem van mijn jongste telg. Als we Genua naderen loopt het tegen twaalven en zet iedereen nog één keer 'Happy birthday' voor me in.

Eerder op de dag werd ik al toegezongen door Italianen, Duitsers en een Amerikaan. Mijn zus zorgde voor twee Franse taarten, de restjes nam ik in de koelbox mee naar de volgende stop. Alwaar mijn vrienden uit Guadeloupe, Algerije en Versailles, waar ik eerder 'Bella Ciao' mee had gezongen, helaas al waren vertrokken. Maar het maakt niet uit. Onderweg zijn, verhalen horen en vertellen, samen zingen en dansen, genieten van het leven met mensen vanuit de hele wereld. Die in de bouw, aan het spoor of bij een bierbrouwerij werken. Die arts, autohandelaar of onderzoeker zijn. Dit is vakantie.

Behendig laveer ik over de te krappe bochten van de A7. Het verkeer wordt over spaghettislierten van asfalt en beton hoog boven de stad geleid. 'Jij vindt dit net karten, hè mam'. 'Ja lief, zolang ik niet de diepte in kijk, vind ik dit heerlijk. Ik leerde in Italië autorijden en het kan me niet bochtig genoeg zijn.'  Meestal komen we uit het Noorden via de Brenner of Gothard Italië binnen. De prachtige kust van Ligurië ligt voor doorgaand verkeer uit Frankrijk onhandig tegen de bergen aangedrukt. 'Kijk, jongens, hoe mooi, onder ons ligt Genua en daar in de verte zie je de zee. Kijk ook maar voor mij, ik moet hier even opletten. Het is hier 'anstrengend' rijden.'  Links er rechts van mij rijden andere vierwielers met onbekende inzittenden door de nacht. Anonieme reizigers waar ik de namen niet van ken.

Drie dagen later zal over deze brug eenzelfde vakantiegezin rijden. Waar ik de namen wel van ken. Ze wilden inschepen naar Sardinië. De weggebruikers links en rechts van hen zijn ook niet meer anoniem, hoewel ik nooit met ze zal kunnen zingen. Ze hebben gezichten en namen gekregen: Giovanni, Matteo, Francesco. Elisa, Stella, Marta. Carlos, William, Axele. De laatste was een Franse vakantieganger, die, net als onze lifters, de auto verkoos boven het vliegtuig. Er was een jong stel, zij kwam uit Arezzo, hij was geboren in de Cariben. Er reden mensen van of naar hun werk: een groentehandelaar, een kok, een anesthesist en een verhuizer. Er was een vrouw die sinds kort gescheiden was en die onlangs beiden ouders was verloren. Ze keerde huiswaarts na een vakantie in een kuuroord. Er waren twee Albanezen, drie Chilenen en een man uit Colombia die al jaren fervent fan was van Inter. Kinderen van negen, twaalf en veertien jaar oud. Een man die een gevierd motorcoureur was, een vrouw die Manuela heette en een carrière als mountainbiker tegemoet ging.

'Was'....
'ging'.....

Want al die levens stopten op veertien augustus boven Genua.
Ze werden bedolven onder enorme brokstukken van teer en cement.
----------------------

Zestig procent van de duizenden bruggen in Italië zou risicovol zijn. Een paar zijn er gesloten, andere stortten al eerder in. Ook bruggen die jonger zijn dan de Morandibrug bij Genua. Zo begaf de brug Palermo-Agrigento het in 2014 een week nadat ze in gebruik was genomen. Gister werd op Rai Uno beweert dat het weghalen van de restanten van de meer dan een kilometer lange brug bij Genua een te kostbare operatie zou zijn.

Toen de brug in 1966 werd gebouwd, schreef Paolo Conte 'il Ragazzo della via Gluck'. Een lied dat vraagtekens zet bij de zin van al dat cement, ten koste van het groen. Het vertelt over een jongen die goed geld verdient in de stad maar bij terugkomst het huis uit zijn jeugd toch niet kan kopen omdat het niet meer bestaat. De versie van Adriano Celentano wordt na meer dan een halve eeuw nog altijd gezongen. Buiten Italië zong Françoise Hardy het als 'La maison ou j'ai grandi', de Zweedse versie is van Anna-Lena Löfgren, de Noorse van Margrethe Toresen. In het Tjechisch heet het Závidím, in het Duits Die junge aus der Via Gluck. In Argentinië werd 'La casa Donde Yo Creci' uitgebracht en de Engelse versie van Verdelle Smith stond eind jaren zestig van VS tot Australië in de hitlijsten: 'Tar and cement'

Samen spelen en muziek maken lijkt me duurzamer dan het blijven bouwen van bruggen van cement.

zondag 15 juli 2018

Karretjes en doosjes bouillonblokjes

De intercom zoemt onafgebroken maar de man roept naar het roostertje dat het niet lukt. Hij probeert een steekkar met een stapel plastic stoelen door de flatdeur te krijgen, de strak afgestelde dranger belet hem de doorgang. Als ik naar boven kijk lees ik op een laken dat over het balkon hangt: 'Hoera, opa wordt 65!. Zou opa zijn eigen verjaardagsstoelen van de buren zijn gaan lenen?

In het lommerrijke Molukkenplantsoen heeft een andere karrenman het makkelijker. Op zijn kar staat iets dat het midden houdt tussen een zonnepaneel en een halve tafeltennistafel. Bijna huppelend duwt hij het ding voort. Ik word ingehaald door andere karretjes. Elektrische exemplaren. Niet het soort dat ik net bij de kartbaan achter de zwarte muur hoorde scheuren. Maar dat waren dan ook 'karts' en geen 'karren'. Toch wel een verschilletje, zo kon ik onlangs zelf ervaren. Na acht rondes waarin ik braaf voor elke bocht remde en instuurde, werd ik door mijn snellere zoons ingehaald. Uit de bocht vliegen doe je niet met zo'n ding.

Er heerst een drukte van belang bij de Beren, het prachtige nieuwbouwproject op het Cibogaterrein. Tussen het winkelend publiek loopt een vrouw in een lange grijze jurk en dito haren. De grijs van het haar en wellicht het haar zelf ook, is nep. 'Dat hebben ze tegenwoordig zo', zou mijn oma, zelf gezegend met lang grijs haar, daarover hebben gezegd. De grijze jongedame duwt een kar voort van het soort dat je normaliter aantreft bij een bouwmarkt of Ikea. Misschien gaat ze er mee verhuizen. Met een studentenkamer van zes vierkante meter, zou haar inboedel er best op passen.  

In het Noorderplantsoen wisselen kinder- en invalidenkarretjes elkaar af. De meeste kinderexemplaren zijn leeg. Twee invalidenkarren bij de vijver ook. Ze lijken er lukraak neergezet. Net als de exemplaren die mijn portiek opleuken en waar ik langs moet laveren als de bovenburen weer eens immobiel bezoek hebben. De meeste karren houden niet van traplopen. Hoewel ik in Venetië steekkarren zag met aan beide zijden drie wielen. Die namen met gemak de getrapte bruggen.

Sommige karren worden voortgeduwd door het kind waar het voor dient. Dat kijkt dan naar de grond of tegen de rugleuning van de buggy. Een vader grijpt nog net op tijd zo'n ongeleid projectiel vast dat de drukke tweewielerbaan door het park wil oversteken. Ooit liep ik hier zelf met zo'n kar, en een aanhangplank op wielen.  

Bij de China Expres staat een onverwoestbare stalen steekkar met dikke zwarte banden. Voor zakken rijst of kratten tomaten. De kar wordt geflankeerd door twee witte leeuwen. Chinezen hebben iets met leeuwen. Dezelfde beesten zie ik verderop bij het tuinpad van een burgerlijk voortuintje. In plaats van een steekkar staat er een idyllische molen naast. Zulke accessoires geven toch sfeer.

Bij het tuincentrum aan de andere kant van de stad, ga ik even zitten. Een ratelend ritme van karretjes vol groen vult de parkeerplaats. Wat een prachtige uitvinding is dat toch: karren om feeststoelen, bejaarden, baby's, rijst, je huisraad en zelfs bomen mee te vervoeren. Toch lijkt deze vondst te worden overtroffen door een andere uitvinding. Een ding zonder wielen ter grootte van een doosje bouillonblokjes. Je kunt er stoelen mee kopen, ze laten bezorgen, een oppas zoeken, of de liefde, of ruzie. Je kunt er mee schaken, je examenuitslag mee checken of je aandelenkoers. Je kunt er je kind mee traceren, een pizza bestellen of het recept daarvoor opzoeken. Het wijst je de weg naar het tuincentrum of naar Rome. Je kunt er zelfs verhaaltjes mee typen. Geen wonder dat ik naast al die karren een veelvoud van die doosjes zag. Met gebogen arm hield men de doosjes voor de ogen. Er werd over gewreven, tegen gepraat of gelachen.  

Maar één ding kan het doosje niet.
Zien wat ik vanmiddag zag. 

zondag 27 mei 2018

Domme mensen rollen

Op de radio laat een expert in geldzaken zijn licht schijnen op een voorstel om het aangaan van schulden aan banden te leggen. 'Dat is niet meer van deze tijd', zegt hij. Hij is juist blij dat er leningen bestaan. Want door geld te lenen kun je investeren, iets dat elke ondernemer doet. Zijn tegenspreker pleit juist voor een verbod. De mannen praten flink langs elkaar heen. De gespreksleider legt uit dat het voorstel consumptieve leningen betreft. Hij haalt er ter verduidelijking een voorbeeld bij uit de documentaire 'Schuldig'. Daar werden twee kinderbedjes gekocht voor twaalfhonderd euro. Door de kosten die er door achterstallige betalingen overheen kwamen is dat bedrag opgelopen tot zevenduizend euro.

Sarah, één van de makers van 'Schuldig', zegt dat de discussie die er over schulden wordt gevoerd grofweg uit twee kampen bestaat. Het wordt ofwel als gedragsprobleem gezien, of als een gebrek aan geld. Zij zelf meent dat het vaak een combinatie van die twee is.

Terug naar het radio-interview, dat kort na het verschijnen van 'Schuldig' verscheen. De expert zegt dat er in zijn vriendenkring louter mensen zijn die van geld nog meer geld maken. Over mensen die schulden maken zonder dat dit wordt geïnvesteerd zegt hij: 'Dat zijn gewoon niet zulke intelligente mensen'. Hem is dan al verteld dat er in Nederland 2,5 miljoen huishoudens zijn die niet genoeg buffer hebben om bijvoorbeeld hun wasmachine te vervangen.

Laten we de prijs van een nieuwe wasmachine erbij pakken, zeg zo'n vierhonderd euro. Dat is vast niet de duurste dus die zal hooguit tien jaar meegaan. Elk jaar komen dus tweehonderdvijftigduizend van die bufferloze -domme- mensen vierhonderd euro tekort voor de aanschaf van een wasmachine. Dat wordt dus lenen, of op afbetaling kopen. Wat op hetzelfde neerkomt. Maar als je geen veertig euro per jaar opzij legt voor het geval je wasmachine het begeeft, kun je vast ook niet aan de aflossing ervan voldoen aan om het even welke geldschieter dan ook.  Die geldschieter (of wasmachinezaak) loopt dus risico, want hij weet niet of de schuld wel wordt betaald. Daarom vraagt de uitlener van het geld geen één of twee procent rente, maar tien tot twaalf procent. En als betalingen achterblijven (zoals bij de bedjes) gaat die prijs soms tot vijf keer over de kop. Een incassobureau moet per slot ook ergens van bestaan.

Sarah zegt dat veel schulden inderdaad vaak maar voor twintig procent uit de initiële aanschafwaarde bestaan. Toch blijven - domme- mensen wasmachines van tweeduizend euro kopen. Of telefoons, die inmiddels nog onmisbaarder zijn dan die wasmachine, duurder en ook minder lang meegaan. (De begrippen 'Levensonderhoud' of  'bestaansminimum' zijn vast ook niet meer van deze tijd)

Als nitwit in de economie vraag ik me af wie al dat geld dan uitleent? Waar dat vandaan komt? Wie er brood ziet in het afsluiten van langdurende abonnementen dat ondanks dat risico kennelijk toch een lucratieve business is. Oh wacht, ik weet het al, dat zijn natuurlijk de intelligente vrienden van die expert! Die tevens zegt: 'Leningen zijn goed voor de economie, omdat geld nu eenmaal moet rollen.' 

Aan het eind van het gesprek lijken de twee sprekers het toch nog eens te worden. Ze zien er beiden heil in om kinderen al jong met geld vertrouwd te maken. Hoewel de expert hiermee bedoelt dat je hen moet leren hoe van tien euro, veertien euro te maken en de ander het er op houdt dat je ze moet leren sparen voordat je iets koopt.

Na de documentaire, de radiodiscussie en het leeghalen van mijn brievenbus vol kredietreclame word ik 's avonds gefêteerd op een sterspotje van een bedrijf dat zich 'Dynamiet' noemt. Dat beweert gespecialiseerd te zijn 'in het verwijderen van je BKR registratie'. Pardon? dus als je eindelijk een bescherming hebt ingebouwd waardoor je geen -domme- impulsaankopen meer kunt doen, kun je dat bedrijf vragen die bescherming weer op te heffen? Een gepaste slogan zou zijn : 'Dynamiet, uw bom in huis'

Sparen lijkt mij toch slimmer. Maar lenen is vast beter voor de economie. Al heb ik die zelf nog nooit ontmoet. Of, zoals zij het zegt: (bij 1.20): 'Het idiote is dat iedereen aan mij verdient nu, IEDEREEN!'

De expert kan tevreden zijn.

maandag 21 mei 2018

Over slakken, parkeren en de pinksterbedoeling

Bij generatiegenoten zal op een mooie Pinksterdag als deze ongewild het gelijknamige liedje van Annie M.G. Schmidt omhoog ploppen. Het plukken van madeliefjes en het voeren van eendjes spreekt nu eenmaal meer tot de verbeelding dan 'Het uitstorten van de Heilige Geest'. Misschien moet ik mijn gelovige zoon toch eens vragen wat daar precies mee wordt bedoeld. Hoewel hij gister na zijn gebruikelijke kerkuitje minder vrolijk terugkwam dan gewoonlijk. Hij zei meer met God dan met Jezus te hebben en plofte neer op mijn troon in de tuin.

Mij verging het vanmorgen vroeg, na een rondgang door de tuin, net zo. Ik trof er sporen aan van voorbijtrekkende wezens, die zelf in geen velden of wegen te bekennen waren. Dat kon ik De Heilige Geest vast niet aanrekenen. Maar er moest toch iets zijn.

Wat daar verder ook van zij, het is een vrije dag. Eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik me daar met Hemelvaart weinig van aantrok. Voordeel van vrije dagen is dat je dan ook vrij kunt parkeren.

Het toeval wil dat ik de laatste weken in de straat klus waar ik zelf twaalf jaar woonde. Die vertrouwdheid maakte dat ik me niet afvroeg waarom er opeens zo veel ruimte was om mijn klusbus te stallen, en het er nu eens niet volstond met vehikels van forenzen die er 's morgens hun vouwfietsje uit de achterbak halen om vanaf daar hun weg te vervolgen naar Rug of Umcg. Ik verbaasde me wel  over zaken die gelijk waren bleven.

De hoeveelheid studentenfietsen bijvoorbeeld, een afgetrapte buitenspiegel en natuurlijk 'Mevrouw Helderder'. Een bijnaam ontleend aan 'Pluk van de Petteflet'. Zoals M.G. Schmidt's personage altijd een spuitbus bij zich had, zo was mijn voormalige buurvrouw vergroeid met haar bezem. Elke dag, ook met Kerst, Hemelvaart en Pinksteren stond ze haar stoepje te vegen. Hopend op een postbode of buur om een praatje mee te maken. Ook nu zag ik hoe ze de man staande hield die ons huis had gekocht. Zij leunde al babbelend op haar bezem, en hield in beide handen een volle vuilniszak. De dag na Hemelvaart was zijn vrouw de klos. Die had een jengelend kind dat aan haar arm trok. Maar, net als toen ik in het huis woonde waar het kind heen wilde, was het nu nog steeds onmogelijk om je los te rukken van Mevrouw Helderder. Mijn vrolijkheid over de verlossing van deze buurvrouw was van korte duur want toen ik de straat uitreed ontwaarde ik een  papiertje op mijn voorruit. Veegvrouwtjes veranderen niet, gemeentelijke parkeerverordeningen wel. 


In mijn huidige tuin maken tegels steeds meer plaats voor groen. Of eigenlijk meer 'groente' dan 'groen'. Het is altijd weer een verrassing of dat lukt. Vorig jaar was ik dolblij dat de boontjes ondanks de slakkenplaag anderhalve meter hoog waren geklommen. Maar ze stonden te dicht bij de heg en daar, in heggen, schijnen mussen graag te vertoeven. Die zijn ook dol op bonen. Op het eten van slakken heb ik helaas nog geen vogel betrapt. Het zou me een hoop werk schelen.


Dit jaar plantte ik de bonenstekjes dus ver weg van de heg en schattige mussen. Maar anderhalve meter gaan ze nu niet halen want in mei vieren slakken feest. Met heerlijke verse radijsjes die net boven de grond uitsteken, malse courgettebladeren en net ontkiemde wortelzaadjes. En, zoals dat gaat op feestjes, het meest gewild is natuurlijk dat wat het verst is, in dit geval de top uit de plant. Verder groeien is dan lastig.

Bij sommige planten groeien er na zo'n onthoofding vrolijk nieuwe scheuten naar alle kanten. Zo geeft basilicum veel meer opbrengst als je het stelselmatig topt. Maar dan moet het plantje wel eerst tot wasdom kunnen komen. Naast bonen en basilicum werd ook de zelf opgekweekte courgette met de grond gelijk gemaakt. Letterlijk. Waarop ik, in een halsstarrige poging de strijd met de slak te winnen, de bodem uit een emmer sneed, deze om een nieuwe courgette heenzette en er zout omheen strooide. Wie weet werkt het.

Tijdens het schrijven van dit logje belde mijn huidige buurvrouw. Met een van pijn vertrokken gezicht gaf ze me haar huissleutel. Of ik haar hondje even wilde uitlaten. Misschien is Pinksteren daar wel voor bedoeld. Met een hond uit wandelen gaan. Samen met mijn zeventienjarige zoon. Die dan madeliefjes plukt en ze vervolgens uitstrooit over de aarde.

donderdag 26 april 2018

Diepe vloeistof en gesnurk

De man in de coupé naast me was omringd door drie meisjes, of meiden, of jonge vrouwen. Waarom bestaat er in het Nederlands toch geen equivalent voor het prachtige Italiaanse 'ragazza'? , als men een vrouwspersoon tussen de twaalf en dertig bedoelt (ragazzo als het een kerel, vent, gozer, jongeman betreft). Laat ik ze 'dames' noemen, daar kun je alle kanten mee op. Hoewel, u zult bij die term wellicht niet meteen een tattoo onder een netpanty voor ogen hebben. Of aan geblondeerd haar, een neuspiercing, een groene trui en roze Dokter Martins denken.

De dames waren jong en ze wilden wat. Toen ze hun mond opendeden kon men horen dat ze uit betere kringen kwamen. Toen ze uitstapten maande de blonde de anderen zelfs aan om hun spullen te 'rassembleren'. Nou, dan weet je het wel.

De jongen van het stelletje achter me ging steeds luider te snurken. De ragazza die op zijn schouder rustte leek er geen last van te hebben.

Die van dat rassembleren was de meest aanwezige van het stel, de informele leider. Haar gevolg -anders kan ik haar vriendinnen niet noemen- wist te vertellen dat ene Jochem/ Niels/ Max haar leuk vond. Dat had hij gezegd. 'Nou', was het antwoord, 'daar had hij dan niks van laten blijken.'
'Maar hij vind je echt leuk hoor.'
'Dat vinden er wel meer', antwoordde de blonde en staarde emotieloos uit het raam.
Zoveel zelfvertrouwen was blijkbaar ook voor haar gevolg wat veel van het goede. Het bleef even stil. Op het gesnurk na.

Het onderwerp verplaatste zich naar exen. Hoe lang het nu al uit was met Max/ Jochem/ Niels. En met wie hij haar of zij hem dan had gecheat. Toen biechtte de stille dame met de Dokter Martins iets op over 'vroeger'. (een dergelijke uitspraak 'Toen ik nog jong was', had me in mijn begintijd in Italië daverend hoongelach opgeleverd. Ik was zestien. En not amused). Maar Dokter Martins vertelde dat ze escortdame had willen worden. Vroeger. Dat kon gezien haar leeftijd hooguit twee jaar terug zijn geweest. Of misschien had ze die droom al op haar twaalfde.

Ze kletsten over sugababes en vroegen of Niels/ Max/ Jochem nu vrienden 'met benefits' waren? Toen de gespreksstof opdroogde, werd de jongen die al die tijd met zijn koptelefoon op tussen hen in had gezeten opeens interessant. De dame met de tattoo mocht ook even luisteren. De jongen vertelde over 'Dance floor neuro', 'Crossover' en 'Deep liquid'. De koptelefoon ging gauw weer af. Ze vond het maar niks.

Gelukkig snurkte de man achter me niet zo hard als 'diepe vloeistof

zondag 15 april 2018

De koorknaap en de oude man

Er wordt vandaag voor het eerst met muzikanten gerepeteerd. Een vleugel, een trompet, doedelzak, cello... het is een bont geheel, net als het kleurrijke gezelschap dat ze bespeelt. Meer dan de zangers, die overwegend wit zijn.

Na het inzetten van het vierde lied zet het orgel te vroeg in, of moet de percussionist een extra riedel doen of was het dat de sopranen de alten -die volgens de dirigent altijd bescheiden zijn- toch beter kunnen versterken? Ondanks mijn voornemen me goed te concentreren, dwalen mijn gedachten af. Ik masseer mijn handen die na een week schilderen weer aardig gevoelloos zijn.

Net nu we voor het eerst op het podium oefenen, is de oude man die alle voorgaande repetities naast mij zat, achterin de kerk gaan zitten. Naar verluidt omdat hij het staan te vermoeiend vindt. 'Ik oefen wel thuis', had hij gezegd. Toch jammer, samen zingen voelt anders dan thuis achter de laptop.

Aan de andere kant van de kerk, voor ons op de eerste rij, zit een jongetje dat tachtig jaar jonger oogt dan de man die niet kan staan. Het jongetje verruilt zijn kleurboek voor een tablet. Ik probeer te bedenken van wie hij het kind zou kunnen zijn. De dirigente zegt dat we straks vooral gefocust moeten blijven op de muziek en niet 'nog even zwaaien naar ome Piet die ook is gekomen'. Haar humor doet de aandacht verslappen. 'Gaan we voor het zingen de kerk uit', grapt een blozende bas naast me. 

We zingen voor vrede. Althans zo heet deze mis die we over twee weken voor publiek ten gehore gaan brengen. Meer nog dan de woorden van het stuk en de beelden van de oorlogsgruwelen die over de hoofden van het koor, op de muur achter ons worden geprojecteerd, vormen de teruggetrokken oude koorgenoot samen met het jongetje een mooi schouwspel voor die vrede.

Geduldig herhaalt de dirigent dat gelijktijdig inademen, het 'recht op de noot zingen' en vooral, naar háár kijken- essentieel zijn om straks iets moois neer te zetten.

Na een uur lijkt ook de tablet niet meer de gewenste afleiding te geven en zoekt het kind ander vertier. Hij hangt onderuit, luistert nu aandachtig naar ons geploeter -"We seek Thy merci now!'- en steekt zijn beide handen in zijn zakken. Of eigenlijk meer in zijn broek. Maar hij heeft de leeftijd dat zulks nog niet aanstootgevend wordt gevonden. En zijn musicerende ouders zijn te geconcentreerd bezig om hem op deze onkuisheid te betrappen. Gelukkig maar. Want ik zal vast nooit meer een vredesmis in een kerk mogen voordragen aan een gehoor dat uit een oude man en een kleuter bestaat.

Vrediger wordt het niet.

maandag 9 april 2018

Papschachtel in de nacht.

Met al die zon van het afgelopen weekend zou je bijna vergeten dat het onlangs nog zo koud en nat was. Er leek geen eind aan te komen. Maar misschien kwam dat ook omdat ik toen tweehonderd kilometer door de regen reed. 's Nachts.

Rond Schiphol was er nog overal licht. Langs de snelweg, in de lucht en op alle hoogbouw rondom al dat oneindige randstedelijke verkeer. Maar na Lelystad werd de nacht steeds zwarter en nam ook het aantal tegenliggers gestaag af. Het schijnsel van mijn koplampen maakte van de regen strepen als bij een oude film, maar dan zonder gezwabber. Bij het inhalen van een paar eenzame vrachtrijders kwamen er watergolven over mijn bus en kon ik me goed voorstellen dat oudere mensen een hekel krijgen aan 's nachts rijden. Er bleken opvallend veel tankstations te zijn die vierentwintig uur per dag open zijn. Niet dat ik brandstof nodig had. Maar ik had zin in iets warms en moest plassen.

Wantrouwig keek ik naar de warmhoudplaten en nam er een bakje met twee lauwe kroketten uit. Sinds we thuis vegetarisch eten (iets met puberkinderen die hun plek op de wereld willen 'verdienen'), oefent de geur van warm vlees een vreemde aantrekkingskracht op me uit. Met mijn snack en flesje cassis slenterde ik langs de schappen. In ruil voor mijn plasje van vijftig cent kreeg ik een kortingsbon. Ik rekende af bij de man die achter glas zat dat nog dikker leek dan de douchewand die ik eerder op die dag plaatste.

Op het vette papieren bakje stond 23.30. Misschien was dat de tijd waarop de nachtwacht mijn kroketten uit de broedmachine moest halen om voedselvergiftiging te voorkomen. Maar met een dot mosterd en wat frisdrank kreeg ik het zompige eten wel weg. Prik leent zich goed voor nachtelijke autoritten. Net als 'Het oog'.

Toen de ruitenwissers opnieuw mijn kijk op de nacht verhelderden, luisterde ik op radio 1 naar 'Ein letztes glass im stehn', waarna één van die prettige stemmen van 'Met het oog op morgen' vertelde wat er die dag was gebeurd. Ik hoorde dat Winnie was overleden. Waarna de vraag rees of een staatsbegrafenis wel passend voor haar zou zijn. Als deskundige inzake de weduwe dan wel ex-vrouw van Nelson Mandela werd tot mijn verbazing Tom Lanoye geïnterviewd. Die schijnt een deel van het jaar in Kaapstad te wonen. Hij zei dat zowel op de verguizing van  Winnie als op de aan heiligverering grenzende bewondering van Nelson wel wat valt af te dingen. Die visie bevalt me wel. Maar misschien komt dat ook omdat ik Lanoye mooi vind schrijven.

Mijn zus woonde eens een lezing van hem bij in Berlijn over zijn boek 'Kartonnen dozen'. Die titel was correct vertaald als 'Papschachtel'. Maar toen Lanoye begon met praten, sprak hij het woord eerst meerdere keren vol verbazing uit.

'Papschachtel', dat klinkt een beetje naar oude kroketten van een tankstation bij Urk.

woensdag 21 maart 2018

Verstand van Sint Maarten

Veel mensen zullen bovenstaande associëren met elf november, lampionnen en snoep. Anderen denken misschien eerder aan de 'overzeese gebieden', wat ik wel mooi eufemistisch vind uitgedrukt. 'Gebied' klinkt net zo vaag als 'overzee', het kan van alles zijn. Maar het kan daar wel spoken. Over die zee. En dat deed het een half jaar geleden ook.

Ik was daar niet bij, want ik zat toen in een kerk. En bad samen met de andere aanwezigen voor degenen die wel op Sint Maarten waren toen orkaan Irma er op bezoek kwam. Niet omdat ik opeens 'in de Heer' was of vrienden of bekenden overzee heb die daar toen waren, maar om mijn zoon te vergezellen, die zich nogal thuis schijnt te voelen tussen de gelovigen. Tot mijn verbazing werd er ook gebeden voor mijn tandartsassistente. 

Vanmorgen vroeg ik haar naar haar ervaringen tijdens die beruchte Irma, haar familie en de politiek. Over dat laatste had de tandarts het ook al gehad. Met uitgedroogde lippen en een stofzuiger in mijn mond luisterde ik naar het gesprek over de verkiezingen. De assistentie vertelde lacherig dat ze geen idee had waarom ze een stempas ontving. Over het politieke gebeuren op Sint Maarten was ze beter geïnformeerd.

Ze vroeg me wanneer ik weer planten voor haar meenam. Ik fronste mijn wenkbrauwen maar al gauw viel het kwartje. Jaren geleden had ik ook aandachtig met open mond naar zo'n gesprek tussen twee werelden geluisterd. Niet over politiek maar over koken. De assistente gebruikte kruidenmixen en pakjes. De tandarts zwoer daarentegen bij  tijm en majoraan. De assistente wist niet wat dat allemaal was. En in een vlaag van bekeringsdrang had ik haar een dag later een bos kruiden uit mijn tuin gebracht.  

Na mijn aarzeling voegde ze er dit keer aan toe: 'Als het weer in bloei staat.' 
'In bloei', juist ja. Kruiden zijn smaakmakers in de vorm van blaadjes, mevrouw. Maar dat hield ik wijselijk voor me. Per slot had zij weer meer verstand van orkanen. 'Het is onbegrijpelijk dat men op Sint Maarten zo druk is met voorbereidingen voor carnaval, terwijl het orkaanseizoen voor de deur staat!', zei ze met overslaande stem.
Van carnaval heb ik al net zo weinig kaas gegeten als van orkanen. En om eerlijk te zijn kan ik niet alleen geen politicus uit overzeese gebieden noemen, maar ben ik ook nauwelijks op de hoogte van de stand van zaken hier ter stede. Ik wist zelfs niet waarom we hier in Groningen vandaag geen nieuwe gemeenteraad mogen kiezen. Maar ook dat verhelderde de tandarts tijdens het vullen van mijn kies: Wij mogen weer stemmen als Ten Boer en Haren bij Groningen worden gevoegd.
Zou Sint Maarten bij zo'n herindeling dan ook beschermheilige worden van die ingelijfde dorpen? Of trekken heiligen zich net zo weinig van politiek aan als orkanen en tijm?
God mag het weten.   

woensdag 7 maart 2018

Een verdwaalde loodgieter in hip Haarlem

Het is koud en het waait en ik loop door een straat waar geen auto's mogen komen. Winkelpuien met namen als 'Subliem', 'Polkadot' en 'Lots of Leuks' moeten de wandelaar verleiden. 'Bink' vind ik een rare naam voor een winkel waar ze fournituren verkopen. En 'Foof' past ook niet echt bij schoenen. Deze stad was meen ik eens 'de meest aantrekkelijke woonplek van Nederland'. Maar de mensen voor wie ik hier een badkamer aan het verbouwen ben, zeggen dat er naar Haarlem tegenwoordig vooral mensen komen die geen betaalbare woonruimte meer kunnen vinden in Amsterdam. Een gezette man trekt met gebogen rug kisten vol boeken terug zijn antiquiteitenwinkel in. Er bungelt een peukje uit zijn mond. Aan hem durf ik wel te vragen waar men een nicotinedealer kan vinden. Hij wijst me de weg naar een avondwinkel.

Het blijkt een felverlichte snackbar te zijn, waar zowel de koopwaar, de felle neonverlichting maar ook de allochtone uitbater een beetje uit de toon vallen in de verder überwitte Kleine Houtstaat. Vóór mij is een klant die geld wil wisselen. Al wapperend met een briefje van vijftig, dicteert hij de snackman in welke coupeures hij dat wil, tot op de euro nauwkeurig. (Misschien zocht hij sterkere genotmiddelen dan ik). Als hij de pijpenla is uitgebeend begint de snackman een praatje. Alsof hij de man die hem zojuist toeblafte wil wegpraten. Ik kan zijn verhaal over pinnen, contant geld en Londen maar moeilijk volgen en frons mijn wenkbrauwen als hij over 'Bos 300' begint. Hij herhaalt nog een paar keer 'bos, bos driehonderd'. Dan begrijp ik dat hij het niet over zijn Engelse werkgever heeft, maar over de betaalmogelijkheden in een Londense bus. Met contant geld. Of met de pin. Dat ben ik vergeten. Na mijn contactloze betaling vervolg ik mijn dwaaltocht.  

Hoewel de meeste kledingzaken al dicht zijn, brandt er bij 'Baby Plus' nog licht. Aan het gedempte geroezemoes maak ik op dat er mensen binnen zijn, maar ik kan ze niet zien door de beslagen ramen. Alsof men de klandizie ter plekke aan het verwekken is. Misschien noemen ze de baby dan wel 'Bink' of  'Foof'. 

Voor me doemt de enorme Sint Bavo kathedraal op. Ik had hem van een afstand al gezien, maar hij ging daarna weer schuil tussen de opeengepakte huizen waar het in de tijd van Frans Hals vast naar vis en paardenstront zal hebben geroken. Er is horeca genoeg hier, maar ik durf op dit uur niet zomaar een espresso te bestellen in een druk restaurant. Ze zien me al aankomen in mijn eentje. En dan ben ik ook nog van plan op het terras te gaan paffen. Voel ik me helemaal een eenzame junk. Of nee, dat is het niet, het zou vast klanten afstoten zo bij de ingang. En ik ben mede-ondernemers goed gezind. Ik wil gewoon even de benen strekken, iets dat na drie dagen op mijn knieën te hebben gewerkt, best een plausibel alibi is. 'Moed inlopen' is vast gezonder dan het indrinken ervan.

Net als het gevoel van eenzame zwerver me dreigt in te halen -eettenten zijn steeds dunner gezaaid, mezelf voorwenden dat ik koffie zoek, wordt al lastiger- zie ik, tegenover De Toneelschuur, een leeg café met de robuuste naam 'Bierlokaal de Uiver'. Er staan binnen geen stoelen en er zijn, op twee mensen na, die beiden aan één kant van de imposante toog staan, geen mensen. De bardame en klant kijken mijn kant uit. Nederig wijs ik naar de koffiemachine en merk iets op over dat die schoon is. 'O, die is alleen voor het personeel', zegt de barvrouw met een glimlach. Haarlemse humor. Toen ik vanmiddag bij de groothandel, te midden van vijf bouwvakkers, om hennep en kittersfit vroeg, voelde ik me zekerder dan nu. 'Je wil een kopje espresso?', vraagt ze dan, 'Ik kom het zo wel even buiten brengen en doe de terrasverwarming voor je aan.'  'Dat is niet nodig hoor', zeg ik. Door mijn bescheidenheid voel ik me als het meisje van zestien dat voor het eerst -alleen- gaat stappen. Maar of ik veel voldoening uit dat jong-voelen put, is nog de vraag. Dan nestel ik me buiten onder de broedlamp bij de Uiver met zicht op de theaterbezoekers achter het glas aan de overkant. We roeren synchroon in onze kopjes koffie. Ben ik toch niet alleen. 

Na de koffie laat ik binnen mijn blik langs tientallen koperen kranen met bieren met al even exotische namen als de winkels gaan en vraag of ze een blond biertje voor me heeft. 'Ik zoek wel wat lekkers voor je uit', zegt ze lachend. Even later zet ze een mooi schuimend glas gerstenat voor me neer: 'Het is gebrouwen in Utrecht en heet 'De gouden kraan'. Ik voel me op slag weer loodgieter en veeg het schuim met mijn mouw van mijn lippen.

maandag 29 januari 2018

Aarde uit Arras (2)

(hier wat er aan vooraf ging: deel 1)

Ook de nicht van de tarte-de-pomme, kwam wel eens langs met haar kinderen. Haar man was toen al met de Noorderzon vertrokken. Zij werd en bleef, net als mijn moeder, verliefd op mijn vader. En in beide gevallen was die liefde wederzijds. Ik was nog een kleuter en kreeg er toen weinig van mee. Strubbelingen of ruzies kan ik me niet herinneren. Al zullen die er vast zijn geweest. Wat ik nog wel weet is dat mijn zus en ik korte tijd later wel eens mee mochten naar Frankrijk. Dan speelden we verstoppertje met haar kinderen. Dat de vriendin van mijn vader tevens de nicht van mijn moeder was, besefte ik pas veel later. Via klasgenoten kwam ik er achter dat mijn gezinssituatie bijzonder was. Als ik zei dat ik naar 'de vriendin van mijn vader' ging, werd wel eens gevraagd: 'Zijn je ouders gescheiden?' De logica van die vraag ontging me en ik antwoordde dan ook verbaasd: 'Nee, hoezo?'  Soms nam ik een stuk brioche of tarte-de-pomme mee naar school die zij had gemaakt. Ik kon het nadeel er niet van inzien.

Vijftien januari overleed ze. Na een lang leven vol taal, muziek en tuinieren. Naast mijn vader gingen ook mijn zus en ik naar haar uitvaart. Mijn moeder had ook mee gewild, maar ze was helaas nog ziek. En zo reden we zondag met mijn vader van Amsterdam naar Arras de route die hij zelf honderden keren per trein aflegde. De sleutel van het huis waar hij opgeteld een maand per jaar, zo'n veertig jaar lang vertoefde, zat nog in zijn broekzak. Maar dit keer sliep hij in een hotel. Op de bedden links en rechts van hem sliepen mijn zus en ik. Met zijn ogen al dicht zei hij tegen niemand in het bijzonder: 'Ik kom hier van mijn leven niet weer.'

Na de crematie gingen we naar haar tuin. De hazelaars en kersenbomen uit de jeugd van mijn moeder zag ik niet. De esdoorn die mijn vader er veertig jaar eerder had geplant was overwoekerd met klimop. Eens friszure appels lagen als een rottend bruin tapijt op het gras, ze waren het afgelopen jaar niet geoogst. Er werd gesproken, gezongen en op wangen gezoend. Gelukkig had mijn vader de dag ervoor de stamboom uitgetekend, zodat ik de namen iets beter kon plaatsen. Toch bleef het een vreemde gewaarwording om bij het handje schudden vaak de Friese achternaam te horen die ik van mijn oma ken. Uitgesproken op zijn Frans. Er waren vrienden en nazaten met Franse, Friese, Joodse, Nederlandse en Afrikaanse voorouders.

Toen haar urn later werd bijgezet in het familiegraf, werd er een toespraak gehouden in het Esperanto. Maar daar waren wij niet meer bij. We reden toen alweer terug naar Amsterdam en werden ingehaald door de Thalys. Een dag later treinde ik verder Noordwaarts. In de richting van de plek waar mijn bevlogen oudoom negentig jaar geleden vertrok om zijn idealen te verkondigen. Van een voorgelezen gedicht van hem versta ik slechts enkele woorden: dolores, canti, lumon, matura, libero, terra. (pijn, zang, licht, rijp, vrij, aarde.)

Toen ik thuiskwam waren de restjes aarde uit Arras in het profiel van mijn zolen opgedroogd en verspreidde ik een spoor door huis. Ik veegde het op en gooide het in mijn tuin onder de appelboom, en bij de braamstruik van mijn oma. 

zondag 28 januari 2018

Aarde uit Arras (1)

Op mijn lichte laminaatvloer lagen restjes aarde. Afkomstig uit een tuin in Arras. Maandagmiddag liep ik daar rond tussen een kweeperenboom en een esdoorn. Op hun wortels stond, naast frisse sneeuwklokjes, een urn. Helaas kon de urn niet open, dus kwam het niet tot uitstrooien van haar as.

De tuin was eens eigendom van een gegoede Franse familie. Van wie de dochter in 1935 trouwde met een Friese boerenzoon. Maar voordat deze Fries daar terechtkwam, maakte hij vele omzwervingen. Hij trok onder meer met een handkar van Nederland naar Zuid-Frankrijk, ontmoette mensen van over de hele wereld met wie hij kon praten want hij sprak een wereldtaal, het Esperanto. De boerenzoon propageerde de taal, maakte er boekjes over. De Esperantovereniging in Noord-Frankrijk draagt tot op heden zijn naam. Hij en zijn Franse vrouw kregen vóór, tijdens en na de tweede wereldoorlog vijf kinderen. Esperanto werd hun moedertaal. De as in de urn is van één van de dochters.

De Friese boerenzoon was een knappe, innemende man. In zijn huis waren familie en vrienden van over de hele wereld altijd welkom, maar vaker nog nodigde hij zichzelf bij anderen uit. Hij had een jeugdvriend, een schoolgenoot van de ambachtsschool in Leeuwarden. Ook deze vriend was ver van zijn geboortegrond neergestreken. Hij was een wees uit Wenen die in de jaren twintig in Friesland belandde, daar inburgerde en trouwde met een boerendochter, de zus van zijn vriend. Deze zus en de Oostenrijker werden de ouders van mijn moeder. Mijn grootouders dus. Mijn oma overleed in 2009  op bijna honderdjarige leeftijd.

Beide jeugdvrienden beleefden in de oorlogsjaren angstige tijden, om uiteenlopende redenen. Ze schreven elkaar brieven maar groeiden later uit elkaar. Mijn opa, de Oostenrijker, was een doener, een selfmade-man, die zonder ouders hogerop wilde komen en ook kwam. Zijn zwager, de geboren Fries, was daarentegen altijd onrustig en vol wilde plannen. Zo vatte hij in 1967 het plan op om zijn geboortehuis in Leeuwarden steen voor steen af te breken en weer op te bouwen in Arras. De dichtbundel die hij in het Esperanto publiceerde heette: 'La tutan mondon volus mi trairi' (ik zou graag door de hele wereld willen gaan). Hij maakte in 1974 een eind aan zijn leven in het huis van deze tuin. Zijn dochter die maandag naast de sneeuwklokjes stond, was degene die hem toen vond.

Voordat kort daarop ook haar Franse moeder overleed, had die het familiebezit keurig verdeeld over haar vijf kinderen. Met die erfenis gingen ze verschillend om. De één verkocht het huis, waar een benzinestation voor in de plaats kwam, een ander sleet er zijn laatste jaren tussen de geiten en de vrouw van wie we nu afscheid nemen verbouwde er aardappels en verwerkte het vele fruit uit de boomgaard tot jam en tarte-de-pomme.

In de jaren vijftig kwamen op de toen nog ongedeelde tuin in Arras mijn moeder en tante als kind. Op bezoek bij hun Franse familie. Ze konden, dankzij Esperanto, met hun neefjes en nichtjes communiceren, want ook mijn grootouders leerden de kunsttaal aan hun twee dochters. Samen plukten ze kersen, appels en hazelnoten. De neven en nichten groeiden op, verhuisden, kregen kinderen, al dan niet met man, ze scheidden, hertrouwden of gingen dood. Mijn ouders trouwden jong, nog ver voordat ik werd geboren, en zijn nu, na vijfenvijftig jaar, nog steeds samen. Ook later, in mijn ouderlijk huis, kwam de Franse familie soms langswaaien.  Een vader met een kind, een verdwaalde achterneef. Ik kon ze nooit goed plaatsen en niet met ze praten. Want Esperanto sprak ik niet.

Vervolg, deel 2